Maar het CIDI, het Auschwitz-Comité en uiteindelijk het Nationaal Comité 4 en 5 mei maakten bezwaar tegen het gedicht. Herdenking van een dader zou te kwetsend zijn voor de nog levende slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog voor wie de herdenking primair bedoeld is.
Even dacht ik: waarom staan we dit gedicht nu niet toe? In eerste instantie kon ik me wel vinden in de suggestie van het Trouw-commentaar dat dit gedicht uit het oogpunt van ‘leren van de oorlog’ zeer adekwaat is. Het gaat over persoonlijke dilemma’s en keuzes, het is niet zo vaag als veel herdenkingsteksten maar heel concreet, het komt dichtbij. En de werkelijkheid was toch vol grijstinten?
Maar, besefte ik daarna, dat hing er maar vanaf. Voor veel slachtoffers was er niets grijs aan, was de werkelijkheid letterlijk zwart wit. Zoals overlevende Hans Zilversmit het verwoordt: “Nuances werken bij mij als een rode lap. In die dagen als je vervolgd werd waren er geen grijze tinten…alles was verdomd zwart/wit. Het was destijds leven of dood…niks grijs!!”
Zo herleerde ik wat ik Harry Mulisch al eens eerder had horen zeggen: de Tweede Wereldoorlog leeft voort voor mensen die hem bewust hebben meegemaakt. Voor hen is de herdenking primair bedoeld en als de herinnering inktzwart is moet de herdenking dat ook zijn.
Het is waar dat voor leren in het algemeen nuanceringen en grijstinten van groot belang zijn. Want met behulp daarvan kun je leren begrijpen hoeveel toevalligheid en willekeur er komt kijken bij beslissingen die mensen nemen en bij gebeurtenissen die ons overkomen. Daarom is het goed om ons door het jaar heen met die grijstinten bezig te houden. Maar daarna moeten we kennelijk weer herleren dat er ook zoiets is als pikzwart. Daar is die ene dag voor.
Zie ook De Dam 2011
Als het pikzwart is zie je niks meer, dat is het probleem. Hoe ongenuanceerd het verlies ook is, toch zal de rouw met nuance gaan.
BeantwoordenVerwijderenMaar herdenken we niet precies dat onwaarschijnlijke: dat je echt niets meer kon zien?
VerwijderenGroet, Naud