Wat ik het meeste zal missen van mijn werk is het directe contact met de mensen op de werkvloer: degenen die los van kengetallen en managementmodes de toegevoegde waarde creëren voor onze klanten. Zij moeten hun werk doen in een hel van details en regeltjes waar hun bazen ook liever niet in afdalen tenzij de politiek of Het Parool hen daartoe dwingt.
Ik kon die medewerkers ondersteunen door enerzijds de grote lijn te bewaken en anderzijds hun zorgen over de details te honoreren. Zodanig dat zij zich gehoord konden voelen en er, temidden van de details, toch een structuur te voorschijn kwam. Waardoor gesprekken beter gestructureerd en geïnformeerd konden verlopen.
Met pijn in het hart laat ik dat los, en de vraag die blijft hangen is: hoe is het te verklaren dat er zo’n verschil is tussen mijn eigen opvatting van mijn werk en het nerderige beeld ervan bij de beslissers?
Het kan niet anders of de beslissers hebben geen weet gehad van de sessies waarin mensen, gefaciliteerd door mijn ondersteuning, hun processen bespraken. De vraag is dan: had ik dat beter uit moeten leggen, er meer over moeten praten? Het probleem is dat erover praten in dit geval niet werkt, zelfs contraproductief is. Mensen moeten het meemaken. Dat bleek bij de bazen die meededen aan de sessies en na afloop zeiden: Naud, dit wordt nog wat.
Maar het werd niks meer.
Zie ook Constructief nee zeggen, I think to myself en Soorten overleg