vrijdag 26 oktober 2012

I think to myself


Toch heb ik dat werk maar mooi vijftien jaar kunnen doen, denk ik bij mezelf.

Er waren genoeg, geenszins onverstandige, mensen die destijds tegen me zeiden: “Wat jij wilt, dat kan niet. Zoveel tijd en aandacht besteden aan wat er op de werkvloer gebeurt, en dan ook nog de inbreng van de medewerkers honoreren? Dat is onbestaanbaar binnen dit managementregime dat het liever simpel wil houden”. Wat in de meeste gevallen wil zeggen: simpel en monter top down.

Nou, denk ik dan bij mezelf, ik heb toch heel wat mooie sessies kunnen leiden, met deelnemers die er veel aan hadden en nu direct met me verder zouden willen.

En hoe dan ook, denk ik bij mezelf – ja natuurlijk bij mezelf, want Het Grote Isoleren is begonnen – daar staat nog steeds een schitterende database met geïntegreerde informatie over processen, informatiestromen en databestanden.

Denk ik dan bij mezelf. 

What a wonderful world.

Zie ook Verwondering of verbijstering


vrijdag 19 oktober 2012

Levinas en Rousseau


Het kan soms lijken alsof Jean-Jeacques Rousseau (1712 – 1778) nog springlevend is en misschien wel de meest actuele filosoof die we hebben. “Lekker jezelf zijn”, of “terug naar de natuur” zijn slogans die het goed doen en die je zo op Rousseau zou kunnen terugvoeren. En iets serieuzer maar niet minder modieus: de wens om achter de schijn van zaken terug te gaan naar de authentieke kern van je ware identiteit, al dan niet geworteld in een traditie. Met zijn nadruk op het Ware Zelf is Rousseau paradigmatisch te noemen voor een uitgesproken Westerse preoccupatie met het Zelf, ook van wedergeboren Joden of Christenen en tegenwoordig ook Moslims.

Maar hedendaagse commentatoren maken ons duidelijk dat die actualiteit van Rousseau toch vooral schijn is. Want het collectieve streven naar authenticiteit holt dat streven zodanig uit dat er onechtheid overblijft. “Zodra je authentiek probeert te zijn ga je die echtheid spelen en ben je niet meer onbekommerd jezelf”, aldus Wilfred van de Poll.

Nadat God en religieuze tradities al eerder gesneuveld waren als absolute waarden, is het nu de beurt aan het geloof in een authentiek zelf à la Rousseau om te verdwijnen. Daarmee vervalt ons laatste baken van absoluutheid, “doen alsof” is na het postmodernisme nog het enige dat ons rest. Eigenlijk gelooft geen enkele hedendaagse filosoof nog in de absoluutheid van wat dan ook.

Geen enkele? Nou, één – toch zeer Franse – filosoof doet zijn best om, temidden van het postmodernistische geweld, iets van een absolute waarde hoog te houden. Maar hij moet daarvoor aan die absoluutheid wel een radicaal andere draai geven. Die geldt dan niet meer, zoals eeuwen het geval was met Rousseau als een hoogtepunt, het Zelf – maar de Ander. Want volgens hem verschijnt de ander soms aan ons op een manier die zich niet laat tegenspreken, dus: absoluut.

De filosoof die deze draai maakt is Levinas, en de radicaliteit van zijn oriëntatie wordt zichtbaar doordat Levinas met betrekking tot allerlei thema’s uitkomt op posities die tegengesteld zijn aan die van Rousseau. Bijvoorbeeld als het gaat om de waardering van de rede en de waardering van de techniek.

Rousseau speelt het klaar om, hoewel hij filosoof was, een romantisch anti-intellectualisme te omhelzen. Hij kan ons er zelfs toe brengen om te stoppen met denken. Dat doet hij via zijn grote nadruk op authenticiteit en door de gedachte dat de rede ons berooft van een oorspronkelijk gegeven aangeboren zuiverheid.

Deze gedachte is Levinas geheel vreemd. Levinas formuleert wel degelijk belangrijke bezwaren tegen de rede, maar het laatste wat hij voorstaat is om het denken te stoppen. We moeten daar vooral mee doorgaan, en laat de confrontatie van ons denken met de ander ons dan maar corrigeren.

In het verlengde van die positie heeft Levinas een optimistische kijk op techniek en wetenschap, anders dan Rousseau die techniek en wetenschap ervan beschuldigt de mens te vervreemden van zijn oorspronkelijke zelf, waarvan hij de weerspiegeling nog terug meent te vinden in de primitieve volkeren en de nobele wilden.

Inderdaad, niets staat verder af van Levinas dan dat. En eigenlijk staat ook niets verder af van de Joodse traditie dan die gedachte van Rousseau.

Zie ook Moeilijker dan postmodern en Eigenzinnig

vrijdag 12 oktober 2012

Evenwicht


Wil een mens enigszins geestelijk gezond blijven, dan zal er op een of andere manier een evenwicht moeten zijn tussen idealen en werkelijkheidszin.

Dat evenwicht zal er ook moeten zijn binnen grote levensbeschouwelijke tradities die pretenderen de mens te bedienen. Bij de levensbeschouwingen die al millennia meegaan zal dat ongetwijfeld het geval zijn.

Wel ziet dit evenwicht er per traditie anders uit, daardoor verschillen ze precies van elkaar. Wat mij daarbij al lang intrigeert is de vraag waarin het Joodse evenwicht precies verschilt van het Christelijke. Want ik ben toch niet voor niets van de ene traditie overgestapt naar de andere?

Als we beginnen met het Christendom, hoe ziet dan de idealistische kant eruit? Opvallend is de grote reikwijdte van de boodschap van naastenliefde. Die is in principe universeel en nadrukkelijk ook bedoeld voor mensen aan de andere kant van de wereld, ver van je bed. Daarnaast gelooft het Christendom in geweldloosheid, en dat is weer gekoppeld aan een sterk geloof in de mogelijkheid tot onthechting van menselijke materiële en biologische behoeften.

De Christelijke realistische kant die als tegenhanger kan worden beschouwd van dat idealisme, is het besef dat dit alles wel wat kost. Het vergt training, disciplinering en bescheidenheid om tot de gewenste onthechting te komen. Daarbij past de strenge Christelijke ethiek van soberheid en afzien van geneugten.

De idealen van de Joodse traditie sluiten op het allerhoogste niveau wel de hele mensheid in, want het droombeeld van de Messiaanse tijd betreft de wereld en alles wat erop is. Maar onder dat niveau maken de idealen al snel onderscheid tussen mensen die dichter bij staan en die verder weg zijn, zeg maar tussen dikke en dunne relaties. De meeste aandacht gaat daarbij uit naar de dikke relaties van de familie- en volksgenoten en mensen in de directe omgeving. Daarmee wil je het goed hebben, emotierijk communiceren en, zegt Levinas, vertoeven in de schaduw van je wijngaard en vijgenboom. Of, zoals Abel Herzberg het zei in zijn taal: “Ik versta onder leven: leven in vreugd”.

Dat heeft gevolgen voor de realistische kant van de zaak. Het betekent bijvoorbeeld dat pacifisme geen groot thema is. Het belang van een voortbestaan als volk of als land maakt de mogelijkheid tot zelfverdediging en de aanwezigheid van een leger tot een vanzelfsprekendheid. Het streven het goed te willen hebben maakt geld, bezit, sexualiteit en andere trivialiteiten tot zaken die er helemaal bij horen. In de wetenschap dat ze gevaarlijk misleidend kunnen zijn.

Ja, als ik zo het tableau overzie dan weet ik wel waarom ik ben overgestapt.

Zie ook Levinas en Spinoza en De dingen en de mensen

vrijdag 5 oktober 2012

Hutten


Dit jaar heb ik veel beleefd aan het opzetten van de loofhut.

Allereerst omdat ik de soeka dit jaar in gedachten heb opgedragen aan mijn recent overleden moeder. Het fragiele maar pittoreske bouwsel met zijn licht- en schaduwvlekken sluit aan bij de omringende natuur zoals zij dat deed. Daarbij, zij was een mens van de inkeer, van de voortdurende terugkeer in haar innerlijke hut. De loofhut is dus dit jaar een gedenkhut.

Dat leverde me associaties op met het boek De geheugenhut van Tony Judt. Gelukkig niet vanwege een parallel met de verschrikkelijke spierziekte ALS waardoor Judt getroffen werd. Maar wel vanwege Judts beschrijving van zijn situatie waarin hij geen macht meer had over zijn spieren en alleen nog maar beschikte over zijn intellectuele functie. Hij getuigt daarin van de kracht van het menselijke innerlijk op een manier waarvan ik de smaak bij mijn moeder voor het eerst heb geproefd.

Albert Hogeweij schrijft: “’s Nachts lag Judt urenlang wakker en liet hij zich door zijn geheugen vervoeren naar die speciale ervaringen, belevenissen en gebeurtenissen die zijn leven hadden verbijzonderd en verrijkt. Tot weinig anders inmiddels meer in staat schreef hij ’s nachts ‘in zijn hoofd’ hele verhalen waarin hij veel scherper dan voorheen verbanden bleek te kunnen leggen. Zo ontstonden allerlei ‘kroniekjes’ van zijn leven. Alleen was hij niet meer bij machte ze zelf op te tekenen. Hij moest wachten tot de volgende dag iemand kwam aan wie hij het kon dicteren”. Ondertussen sloeg hij ze op in zijn geheugenhut.

Tenslotte is er de gewetenhut waar Levinas het graag over heeft in zijn artikel Eer zonder vlagvertoon. “Het echte innerlijke leven is geen vrome of revolutionaire gedachte die in een gevestigde wereld bij ons opkomt, maar de verplichting om de hele menselijkheid van de mens te behoeden binnen een hut die naar alle kanten openstaat: ons geweten”.

Zie ook Spinaziegroen en Kol Nidrei en andere illusies