Dat wil niet zeggen dat het makkelijk te bestrijden is, maar je kunt er in zekere zin boven staan. Waarom zou je niet anders mogen zijn, waarom zou je niet welvarend mogen zijn?
Maar het is niet altíjd zo gemakkelijk. Zeker in het verleden ging het soms om meer dan vooroordelen of jaloezie. Er waren dan filosofische standpunten in het spel. Een belangrijke daarvan was de waardering van de antieke en Christelijke tradities voor universalisme in ons denken en handelen. Voor Socrates en Plato kon iets pas waar zijn als een redelijk denkend mens dat vindt, want dan zou het voor iedereen waar zijn. En voor Jezus en het Christendom is naastenliefde pas echt als je die toont voor iedereen, ongeacht hoe ver weg en hoe onbekend.
Tegenover een dergelijke voorliefde voor wereldomvattendheid heeft particularisme het moeilijk. En particularistisch was het Joodse volk altijd in bepaalde mate en wilde dat ook blijven: het vormde een duidelijk afgebakende eigen groep, met een eigen identiteit, een eigen traditie en liefst een eigen land. Dat moest wel botsen met een filosofische traditie die het nooit met minder deed dan universele geldigheid. En verdediging van het eigen particularisme viel al helemaal niet mee omdat ook veel Joden niet ongevoelig waren voor de schoonheid van een universele moraal en rechtsorde.
Die lofzang op universalisme wordt nog steeds veel bezongen. Onlangs nog door Jean-Jacques Suurmond die in Trouw laatdunkend schreef over de moraliteit van apen die slechts op de eigen groep gericht zou zijn. Alle aandacht daarvoor in het voetspoor van primatoloog De Waal doet hem vrezen voor het universalisme van het Christelijke verhaal. En zonder universeel Christelijk verhaal zal de moraliteit op drift slaan.
Maar deze voorliefde voor universalisme is al lang niet meer zo vanzelfsprekend als die ooit geweest is. De postmoderne filosofie heeft al een paar decennia geleden afgerekend met de Grote Universele Verhalen. Belangrijker is dat er steeds meer nuchtere, bescheiden filosofen zijn die oog hebben voor het feit dat universalisme als richtsnoer leidt tot abstracte, steriele, zeg maar dunne relaties, die weliswaar wereldwijd kunnen zijn, maar noodzakelijkerwijs niet veel in kunnen houden. De filosoof en historicus Ankersmit zegt het bijvoorbeeld zo: “Als je solidair bent met iedereen, ben je het met niemand in het bijzonder; dan ben je eigenlijk met niemand solidair.”
Er is veel meer dan vroeger het besef dat mensen en groepen altijd ergens moeten beginnen, in een beperkte, overzichtelijke context, in particularisme. Bij de dikke relaties dus, waar je wat bij voelt, en waarvan je hoopt dat je de kring van mensen die daar bij horen, kunt uitbreiden.
Dat dit zo is, zou je al kunnen afleiden uit het feit dat nationalistische gevoelens nergens zo virulent te keer zijn gegaan als in het door het Christelijke universele denken gevormde Europa. Dat moet bijna wel een tegenreactie zijn geweest tegen té hooggestemde universalistische ambities.
Dit pleidooi voor dikke, gewortelde relaties is geen vrijbrief voor het botvieren van etnische en groepsgerichte antipathieën op andere groepen. Maar wel voor een herwaardering van particularisme die recht doet aan de complexe werkelijkheid en daardoor verder komt dan steriel universalisme.
Zie ook Dik en dun herinneren en De valkuil van de universaliserende rede
Dag Naud,
BeantwoordenVerwijderen"Dit pleidooi voor dikke, gewortelde relaties is geen vrijbrief voor het botvieren van etnische en groepsgerichte antipathieën op andere groepen. Maar wel voor een herwaardering van particularisme die recht doet aan de complexe werkelijkheid en daardoor verder komt dan steriel universalisme."
Wederom een helder geschreven column die ons leert te zien door de ogen van jouw favoriete filosoof. Veel dank !