donderdag 24 maart 2016

Waarden als natuurverschijnsel


Over het algemeen spreken de NRC-colums van Jan Kuitenbrouwer me aan, vanwege zijn geestigheid en de kwaliteit van zijn overwegingen. Maar deze keer kan ik hem niet volgen.

Kuitenbrouwer heeft zijn buik vol van ‘Europese waarden’. Daar gaat het veel over de laatste tijd, zegt hij, maar de vraag is of ze bestaan, althans als betekenisvol verschijnsel. “Een van de redenen dat je het woord ‘waarde’ de laatste tijd zo vaak hoort is omdat het zich leent als eufemisme voor ‘norm’”. Waarden zijn ijl en vrijblijvend, in tegenstelling tot normen, want die moet je zelf naleven, ook als politicus, en handhaven. Dat is lastig, “dus hebben we het liever over waarden, een natuurverschijnsel waar wij geen invloed op hebben”, aldus Kuitenbrouwer.

Ik bleef haken aan het woord ‘natuurverschijnsel’, als categorie waarin hij ‘waarden’ onderbrengt.
Mijn eerste bedenking daarbij is dat, voor zover waarden als natuurverschijnsel worden gezien (dus: als universeel gegeven, geldend voor alles en iedereen) ze juist problematisch zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de waarde ‘mensenrechten’. De natuurlijk gegeven lading ervan is dan de volgende: van iedere mens, waar ook ter wereld, moeten de mensenrechten gewaarborgd zijn. De waarde van mensenrechten overal ter wereld zouden dan mijn zorg hier en nu zijn. De grenzenloosheid van die gedachte is problematisch: die maakt er direct een loze kreet van. Dus voorzover je waarden als natuurverschijnsel beschouwt worden ze nietszeggend. Misschien wilde Kuitenbrouwer dat wel zeggen.

Maar, en dat is mijn tweede bedenking, de stelling dat waarden een natuurverschijnsel zouden zijn (dus universeel geldig), is voor een aantal waarden onwaar. De door Kuitenbrouwer genoemde waarden vrijheid, democratie en rechtsstaat zijn beslist geen natuurverschijnsel in de zin dat ieder weldenkend mens ze als vanzelfsprekend onderschrijft. In China bijvoorbeeld zetten ze daar vaak vraagtekens bij en Erdogan verklaarde ooit: “Voor ons [islamisten] is democratie als een tram. We rijden mee tot we zijn waar we moeten zijn en dan springen we eraf”. Waarden zijn zo bezien dus duidelijk geen natuurverschijnsel, maar integendeel gebonden aan (nationale) gemeenschappen die besloten hebben dat binnen de grenzen van hun territorium die waarden gelden, of juist niet, of voor een tijdje.

Daar hebben mensen dus grote invloed op. Sterker: die waarden bestaan alleen maar voorzover ze omhelsd worden door concrete gemeenschappen en anders niet. En  Kuitenbrouwer heeft gelijk, waarden krijgen pas handen en voeten als er naar gehandeld wordt, omhelzing is niet genoeg. Welnu, soms gebeurt dat wel, zie Merkel en de vluchtelingen; soms gebeurt dat niet, zie Merkel en haar gemarchandeer met Erdogan. Dat duidt wat mij betreft op een acceptabele speling in de verhouding tussen waarden en normen.

Hoe dan ook, je hebt kennelijk een begrensd geldigheidsbereik nodig als je niet wilt dat waarden zo leeg en nietszeggend functioneren als Kuitenbrouwer suggereert dat ze doen. Dat zou kunnen gaan inhouden dat Europa handhaving van mensenrechten buiten Europa minder als haar taak gaat beschouwen. Om aan relevantie te winnen.

Zie ook Grenzen en Met universele waarden kom je niet ver

vrijdag 18 maart 2016

Hoe Joods is Maimonides?


Onlangs heb ik een interessante cursus gevolgd over Maimonides, waarin zijn leven, zijn daden en nagelaten werken de revue passeerden. Als je dat op je in laat werken, dan kun je niet anders dan weer onder de indruk raken van deze gigant.

Wel blijf ik met een serieuze vraag zitten, met name naar aanleiding van het boek De Gids der Verdoolden van Maimonides. De cursusleider, Yoram Stein, vertelde dat de rabbijn/filosoof dat boek schreef voor de verlichte Joodse geesten van zijn tijd die in aanraking waren gekomen met het rationalisme van Aristoteles. Maimonides wilde laten zien dat diezelfde Griekse wijsheid ook in het Jodendom te vinden was, zodat de Joodse intellectuele elite niet daarbuiten hoefde te gaan zoeken, en in zijn ogen verdoold zou raken.

Alleen, dat Joodse equivalent van Griekse wijsheid mocht alleen voor ingewijden beschikbaar zijn, en moest geheim blijven voor gewone mensen omdat die te dom zouden zijn om de leer te begrijpen. De ingewijde elite kon er vervolgens voor zorgen dat de niet-ingewijden de stukjes geheime leer kregen toegediend waar ze op dat moment, volgens het oordeel van de elite, aan toe waren.

Dit gegeven van een geheime leer voor ingewijden met een bijbehorende maatschappelijke hiërarchie treft mij als ingaande tegen de streefrichting van de rabbijnen vanaf het begin van de jaartelling. In de rabbijnse geschriften meen ik pleidooien te horen voor studie van Tora als iets waaraan liefst zo veel mogelijk mensen zouden moeten kunnen deelnemen, hun leven lang. “Ga en leer”, sprak Hillel, en daarmee richtte hij zich niet speciaal tot de slimmeren, en wat ze moesten leren had niets geheims, behoorde integendeel tot de Openbaring.

Dat wil niet zeggen dat in de Joodse traditie uitsluiting niet aan de orde is geweest. Er waren in diverse tijden op diverse plaatsen aristocratieën van rabbijnengeslachten die leidende functies onder elkaar verdeelden en geen buitenstaanders toelieten. Maar – en dat is mijn punt – die praktijk werd niet ondersteund door een ideologie die bij voorbaat bepaalde kennis beperkt wil houden tot een groep van ingewijden.

Het is wat mij betreft dan ook heel logisch en begrijpelijk dat er interne Joodse oppositie kwam tegen Maimonides. Die leidde tot de zogenaamde ‘Maimonidiaanse controversen’ die vanaf de 12e tot de 16e eeuw regelmatig opflakkerden. Onder andere de filosoof Chasdai Crescas roerde zich als opposant van Maimonides.

Voor hem en andere opposanten stond er in de controversen iets op het spel en wel het volgende. Door zijn gretige omarming van de universaliserende rede verlaat Maimonides volgens hen het soort rationaliteit dat Tenach en Talmoed hanteren. Die laatste is een rationaliteit die ruimte laat voor pluraliteit van verschillende logica’s, voor ongerijmdheden en voor de tragiek van botsende logica’s die niettemin stuk voor stuk te rechtvaardigen zijn.

Dat spreekt mij aan. Een gevaar is dat je met die gedachte in romantisch of mystiek vaarwater terecht zou kunnen komen, in de trant van: er is méér dan rede, namelijk gevoel. Zo is de oppositie van Crescas tegen Maimonides wel uitgelegd, maar daar doel ik niet op. Ik zoek, óp het vlak van de rationaliteit, naar een benadering die juist in de omgang met de rede, of redes, meer Joods te noemen is dan die van Maimonides.

Ik denk dat die bij Levinas te vinden is omdat hij, zonder romantisch te worden, voor al het denken een “particuliere politieke gemeenschap vooronderstelt”. Die laatste bewoordingen zijn van de filosoof Dennis Baert, en als u zegt “dat snap ik niet”, dan val ik u bij. Maar die woorden wijzen in ieder geval op iets anders dan wat universeel geldig is. Het is vooral mijn intuïtie die zegt dat dit iets met het voorafgaande te maken heeft. Maar daar ga ik verder op studeren.

Zie ook Wittgenstein als talmoedist

vrijdag 11 maart 2016

Huiskamergevoel


Toen ik begin jaren zeventig een beetje politiek bewust begon te worden hielp de Haagse berichtgeving me daar wel bij. Behalve dat het ging over ‘spreiding van macht, kennis en inkomen’ en een olieboycot, las ik in de krant ook over de grappen van Marcus Bakker en de vergaderstijl van Den Uijl.

Bovendien keek je direct de Tweede Kamer in via de uitzending van (delen van) kamerdebatten. Doordat je deelnemers aan de debatten live in hun eigen stijl zag reageren op elkaar, kreeg ik achter het televisietoestel een soort huiskamergevoel, alsof ik erbij was. De compacte, zo niet krappe behuizing in de oude vergaderzaal droeg aan die ervaring zeker bij.

Je kunt niet zeggen dat de vergaderzaal van de EU oogt als een huiskamer, maar niettemin begin ik daar ook langzamerhand mensen en interactiepatronen te herkennen. Guy Verhofstadt draagt daaraan bij met zijn optredens, Daniel Cohn-Bendit deed dat eerder al, maar ook foto’s uit de wandelgangen van ontmoetingen tussen politici, uitwisseling van indringende blikken tussen Merkel en Orban, Rutte en Cameron. Anekdotes in de media over het verloop van een vergadering of over Merkel die haar trek stilt met een puntzak Vlaamse frites doen bij mij langzamerhand wel een vertrouwdheid met de Europese scene ontstaan die in de buurt komt van het huiskamergevoel.

Ondertussen blijven de thema’s en belangen in Europa heftiger en dramatischer dan ze op de Nederlandse televisie ooit waren, zoals het bijna-faillissement van Griekenland en de toestroom van vluchtelingen uit oorlogsgebieden. De door politici ingenomen standpunten over die kwesties zijn in een aantal gevallen extreem tegengesteld, met daardoor een veel grotere polarisatie dan die in Nederland in de jaren zeventig.

Maar als we goed luisteren zijn al die stemmen, zelfs die van Orban, in onze eigen omgeving ook aan te treffen. Ze zijn dichterbij dan we denken, en dat kan ook bijna niet anders in een geglobaliseerde wereld.

Zie ook Er is tóch vooruitgang en Europa is mijn land

vrijdag 4 maart 2016

De ganse aarde - of een stukje?


De verhouding van de Westerse cultuur tot de grensoverschijdende en soms terroristische ambities van de Islam is ingewikkelder dan vaak gedacht wordt. Er is een stevige innerlijke verwantschap tussen de universalistische oriëntatie van het Westen en die van de Islam. Dat is mijn conclusie na lezing van een verhelderend artikel van de arabist Maurice Blessing.

Die conclusie wordt bereikt door de vaststelling dat 1. zowel het Westen als de Islam vertrekken vanuit een universalistisch, grensoverschrijdend ideaal; dat 2. dat ideaal geen genoegen neemt met minder dan wereldwijd universalisme; en dat 3. voor het bereiken daarvan gebruik van geweld gerechtvaardigd is.

De aanwezigheid van een universalistisch ideaal bleek in het Westen al vanaf de tijd dat het Christendom er vaste voet aan de grond kreeg. Vanaf dat moment was het een verklaard doel om van het Westen uit verder de hele wereld te kerstenen. Denk aan de Katholieke missionarissen en de Protestantse zendelingen die, zeker ten tijde van het 18e en 19e-eeuwse imperialisme, het zich tot taak (‘the white man’s burden’) rekenden om de Christelijke boodschap te verspreiden tot in de verste uithoeken van de aarde. Toen het Christendom plaats begon te maken voor de waarden van de Franse revolutie, zoals democratie en mensenrechten, werd het universalistische elan niet minder.

In het geval van de Islam is er, aldus Blessing, sprake van een religieus streven naar ‘het hogere’ dat uit haar aard geen grenzen kan accepteren die haar verbreiding tegengaan. Vanwege die universalistische instelling kan de Islam niet anders dan alle nationale, particularistische grenzen beschouwen als nietig en betekenisloos. Niet alleen van niet-Islamitische landen, maar ook van Islamitische landen, wat blijkt uit de wijziging van de naam ISIS (‘Islamitische Staat in Irak en Syrië’, dus gebonden aan een begrensd territorium) in IS (‘Islamitische Staat’). Loyaliteit hoort niet te liggen bij een vals burgerschap maar bij Allah. En voor minder dan de hele wereld doet de Islam het niet.

De overtuiging een voor iedereen geldende boodschap te hebben was voor Christenen voldoende legitimatie om tot bekering onder dwang over te gaan. Bijvoorbeeld van Joden in Spanje, of Indianen in Zuid-Amerika. En later, voor de seculiere revolutionairen van de RAF en de Rode Brigades om hun aanslagen te plegen. Voor de revolutionaire Moslims is het voldoende rechtvaardiging voor het plegen van terreurdaden over de hele wereld en voor het vernietigen van nationaal erfgoed.

Revolutionair elan, vanuit de oprechte overtuiging een heilzame of zelfs spirituele boodschap te hebben voor iedereen, zou dus weleens op grotere verwantschap tussen de Islam en het Westen kunnen duiden dan we gewoon zijn aan te nemen. Een – niet onbelangrijk – hedendaags verschil is dat het Westen de inzet van geweld heeft getemperd door het geweldsmonopolie uitgerekend bij de nationale staat te leggen. Die concessie aan de nationale staat wil de radicale Islam niet doen, aldus Blessing, de Islamitische terreur is juist een protest tegen die domesticatie van de Islam en de binding ervan aan nationale grenzen.

Maar ook met dat verschil blijft de verwantschap in universalistische oriëntatie tussen het Westen en de Islam frappant. Uitbreiding van je ideaal over de hele aarde, als noodzakelijk onderdeel van het concept, blijkt een onlosmakelijke karakteristiek te zijn van zowel Christendom/Verlichting als Islam. Kan het te maken hebben met een bepaalde, Griekse opvatting van het begrip waarheid? Namelijk dat iets de naam ‘waarheid’ pas verdient als het zich bewezen heeft als ‘universeel geldig’? Tja, dan moet je wel eerst de wereld veroveren.

Wat je ook kunt zeggen van de Joodse traditie, – dat die inspireert tot discriminatie tegen Israëlische Arabieren en aanzet tot kolonisatie van de Westbank – het blijft sinds pakweg tweeduizend jaar een feit dat de aandacht particularistisch gericht is, namelijk op het welzijn van de eigen groep. Dat kun je bekrompen vinden, maar misschien ook prettig bescheiden.

In ieder geval is de drang om de hele wereld te bemissioneren of veroveren, inclusief de immense gewelddadigheid die daarbij hoort, vreemd aan de Joodse traditie. Behalve natuurlijk als je gelooft in een wereldwijde Joodse samenzwering.

Zie ook Grenzen en Landen zonder grenzen