Die beide vragen werden eeuwenlang met ja beantwoord door Christenen met betrekking tot onder andere Joden. Deze laatsten kregen het verwijt dat ze de tekenen des tijds niet verstaan hadden doordat ze Jezus Christus als verlosser hadden afgewezen. Daarom waren Joden vervolgens gedoemd om bijna tweeduizend jaar als levend anachronisme en daardoor als derde rangs mensen door het leven te gaan. Je mocht ze hardop uitschelden voor fossielen.
Tegenwoordig is de kwestie nog steeds relevant, maar dan in de verhouding van de Westerse cultuur tot de Islam of tot zwarte bevolkingsgroepen.
Met betrekking tot Moslims hoor je geregeld de stelling dat het logisch is dat zij achterlopen, omdat de Islam (nog) geen Reformatie of Verlichting heeft doorgemaakt. De fase waarin de Islamitische wereld zich bevindt laat zich het beste vergelijken met die van de Dertigjarige Oorlog, aldus Ian Buruma in NRC. De achterstand zou daarmee vastgesteld zijn op zo’n vierhonderd jaar.
Als het gaat om zwarte culturen woedt er momenteel in de literaire wereld een controverse rondom de afbeelding van zwarten in boeken van witte auteurs. Deze krijgen van zwarte critici het verwijt dat ze gekleurde personages als primitievelingen opvoeren. Zo stoort Anousha Nzume zich aan Robert Vuijsje die een romanfiguur laat zeggen dat je met zwarte vrouwen goede seks hebt, “omdat zij dichter bij de natuur staan”. En Karin Amatmoekrim vraagt zich af, na een bespreking van boeken van onder andere Lionel Shriver en P.F. Thomése, of het nodig is om de karikatuur van de zwarte wildeling opnieuw leven in te blazen.
Dat uitspraken, zoals bovenstaande, over primitiviteit of achterstand als kwetsend ervaren worden door degenen tot wie ze gericht zijn, kan ik goed begrijpen. Je kunt eigenlijk niet veel anders dan die kwetsing serieus nemen, en dus misschien beter niet spreken over achterlopen of ontwikkelingsverschillen.
Toch liggen de zaken niet altijd heel eenduidig. Dat kan blijken uit een uitspraak van Chimamanda Ngozi Adichie die naar aanleiding van Shrivers verdediging van de vrijheid van fictie (dus van de vrijheid om te schrijven over wie en wat ze wil) het volgende opmerkte: “Verhalen bestaan niet in een vacuüm maar in een machtsspectrum. Dus als een witte schrijft over een historisch onderdrukte minderheid, waarvan de leden nog niet afdoende hun eigen verhalen kunnen vertellen, mag je dat als lezer ook bekritiseren”.
Ook in dit argument, ook al is het nu van Adichie, is weer sprake van een ‘nog niet’, dus van een ontwikkeling die minder ver is dan ergens anders. De dimensie van tijd en ontwikkeling is kennelijk niet te vermijden, en daarmee de noties van voorlopen en achterlopen.
Ter relativering daarvan kun je aanvoeren dat culturen kunnen voor- en achterlopen tegelijkertijd. De Joodse traditie geeft ook daarvan een illustratie. Wat eeuwenlang door de Christelijke omgeving als een symptoom van achterlijkheid gezien werd: het verhalend redeneren – dat is in de moderne filosofie weer hip en voorlijk. Omgekeerd vervalt dat hippe rabbijnse denken op veel jesjivot tegenwoordig weer in peilloze diepten van obscurantisme.
Ik zou zeggen: gewoon over praten maar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten