BabyQ leerde snel. Op de mededeling ‘lang leve de Communistische Partij’ reageerde hij met: ‘Denk je dat zo’n corrupt en nutteloos politiek systeem lang kan blijven bestaan?’. En op de vraag wat zijn ‘Chinese droom’ was, antwoordde hij: ‘Naar Amerika gaan’. Inmiddels is BabyQ heropgevoed, wat inhoudt dat hij zich bij een moeilijke vraag op de vlakte houdt en voorstelt om van onderwerp te veranderen.
Columnist Ouariachi vindt het amusant, maar hij vraagt zich ook af of dit niet helemaal verkeerd kan lopen. “Of robots zich gedragen, hangt maar net af van wat wij, echte mensen, hen voeren. Als een robot het op eigen houtje kan opnemen tegen een communistisch regime, dan kan zo’n robot ook in opstand komen tegen een democratisch bewind.”
Ik weet niet of dat zo is. In ieder geval lijkt me dat niet te gelden voor het AI-deel dat we de robot via programmering voeren. Want zoveel variatie is daarin niet mogelijk. Dat bestaat uit redeneerregels, het geldig afleiden van conclusies uit voorafgaande uitgangspunten, het niet toestaan van logische tegenstrijdigheden. Kortom formele, universele redeneerschema’s met weinig of geen variatiemogelijkheid.
Variatiemogelijkheid zit er beslist wel in de inhoud waarmee de chatters BabyQ voeden. Laten we er maar vanuit gaan dat alle mogelijke toegestane en niet-toegestane posities binnen het Chinese politieke spectrum zijn langsgekomen. Zoiets als standpunt.cn.
Maar als dat zo is, dan is de uitkomst van dit experiment hoopvoller dan Ouariachi suggereert. De veelsoortigheid van de input van de chatters heeft dan kennelijk niet verhinderd dat, via de logische programmering van de robot, de uitspraken die eruit komen overhellen naar de kritische kant. Het lijkt erop dat de redeneerschema’s, op grond van de wetten van de logica, bijna noodzakelijkerwijs uitmonden in het ter discussie stellen van opgelegde ideologieën, censuur, verzwegen misstanden. Kritiek op een benauwende status quo is kennelijk identiek aan intelligent gedrag.
Dat zou verklaren waarom journalisten en wetenschappers vaak iets of flink links van het midden uitkomen – zelfs als die journalisten bijvoorbeeld werken voor elite-kranten als NRC of Le Monde. Zij zijn gewoon slim, en daarom komen ze daar uit.
Helaas is dat niet het hele verhaal. Dat kon ons de afgelopen weken duidelijk worden door de ‘affaire Damore’. Google-medewerker James Damore verstuurde deze zomer een interne e-mail waarin hij de verstikkende effecten van een links klimaat aan de orde stelde en daarmee veel ophef veroorzaakte. “De linkse vooroordelen van Google”, schreef Damore, “hebben een politiek correcte monocultuur gecreëerd die zichzelf in stand houdt door andersdenkenden het zwijgen op te leggen”. Met de linkse vooroordelen doelde hij onder andere op het diversiteitsbeleid van de softwaregigant. Die vooroordelen creëren “een ideologische echokamer waar sommige ideeën te heilig zijn om eerlijk bediscussieerd te worden”. Daar is weinig intelligents aan, maar het is kennelijk ook links.
Het is net alsof die progressief-linkse slimheid, die er waarschijnlijk in eerste instantie wel is, zichzelf met het verloop van de tijd ondermijnt. Er treedt kennelijk al gauw een soort zelfvoldaanheid op, of euforie over het eigen morele niveau, of een minachting voor anderen die nog niet zo ver zijn. En dat resulteert in links-progressieve varianten van censuur, groepsdenken en imperialisme die niet onderdoen voor de rechtse varianten ervan, waartegen men ten strijde trok.
Misschien ligt daar wel de echte toegevoegde waarde van AI-robots: dat die niet euforisch worden. Zij zouden niet in de valkuil trappen van alle goedbedoelende progressieve bewegingen tot nu toe: de valkuil van de zelfgenoegzaamheid, de minachting en politieke correctheid. Dat zou pas echt revolutionair zijn.
Zie ook Hoeradwang
Geen opmerkingen:
Een reactie posten