Ik vond bijvoorbeeld de kritische analyse van Hannah Arendt over het recht op asiel wel realistisch. Dat mensenrecht is sinds de jaren vijftig uitgewerkt in diverse vluchtelingenverdragen, maar Arendt dacht dat formulering en toekenning ervan weinig bescherming zouden kunnen bieden aan de mensen die het nodig hebben. In de praktijk, zag ze en wist ze uit eigen ervaring, zijn mensenrechten in feite burgerrechten. Burgers van nationale staten kunnen succesvol rechten claimen. Maar als je om wat voor reden dan ook stateloos bent is er geen claimadres. Dan blijkt zo’n mensenrecht een hol en abstract begrip.
Daarnaast had ik het een keer over de weerzin van veel ontwikkelingslanden tegenover propaganda voor de mensenrechten door westerse landen. Het opgeheven vingertje wordt beleefd als neokoloniale betutteling door de voormalige kolonisatoren. Veel Afrikaanse landen hebben daarom liever te maken met China omdat Chinese hulp niet gepaard gaat met opdringerige ideologie. De evidente machtspolitieke motieven nemen ze daarbij maar voor lief.
Verder kan het iconische plaatje van de waardigheid van het individu in de Verklaring van de Rechten van de Mens van 1948 de indruk wekken dat totale vrijwaring van iedere inbreuk daarop gegarandeerd kan worden. Die combinatie van geloof in maakbaarheid en absolute rechten van het individu kwam bijvoorbeeld tot uitdrukking in de definitie van het recht op gezondheid door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) uit de jaren vijftig. Gezondheid werd daarin omschreven als ‘a state of total physical and mental well-being’ waar ieder mens recht op zou hebben. Het leidde tot uitbundig claimgedrag van zelfbewuste individuen en tot een lawyers paradise, en liet wat mij betreft zien hoe pervers formulering van ‘totale’ mensenrechten kan uitpakken in een ik-gerichte samenleving. Ik vond daarom het absolute karakter gedateerd aandoen, als product van een idealistische humanistische traditie die aan herijking toe is.
Al die bedenkingen bij de mensenrechten snijden ongetwijfeld enig hout, maar mijn achting voor het fenomeen mensenrechten is de laatste tijd met sprongen gegroeid. Dat heeft te maken met de rechtszaken voor milieubescherming tegen Shell, tegen nalatige overheden en binnenkort misschien ook tegen financiers als het ABP. Daarbij wordt een beroep gedaan op de fundamentele rechten op leven, gezondheid, voedsel van huidige en toekomstige generaties. Dat is beslist mensenrechtenjargon, maar het werkt! “Mensenrechten en bescherming van de leefomgeving blijken een bruikbare juridische basis voor klimaatzaken”, zo meldt de krant deze week.
Laten mensenrechten dan absoluut geformuleerd, abstract of neokoloniaal zijn, een kniesoor die daar nog op let met zulke resultaten. Misschien gloort er opnieuw een paradijs voor advocaten, maar dan van de goede soort.
Dag Naud,
BeantwoordenVerwijderenIk begrijp de strekking van wat je zegt. De constructie mensenrechten en tegelijkertijd alle rechten hebben een normatief kader en een historische context.
In de juridisering van het klimaat gaar het m.i. nu scheef wat betreft het aanwijzen van de veroorzaker van het probleem.
Zijn wij allen niet te verslaafd geraakt aan de gemakken die technologie heeft gebracht en ons beloofd nog te brengen?
Is het reƫel om nu de partijen te veroordelen die deze betrouwbare technologie aanbieden terwijl een deugdelijk alternatief ontbreekt?
Groet, Jacco
De grote vraag is of de betrouwbare partijen ook tijdig en alert genoeg zijn om een ramp te kunnen afwenden. Wetenschappers en de rechter denken van niet. Waarschijnlijk zullen we ook iets aan onze verslaving moeten doen.
VerwijderenGroet, Naud