Maar wat is dan, vanuit dat perspectief bekeken, de waarde van het stuk uit de Tora dat we deze week in sjoel lezen, ‘Tetsavee’ geheten? Het gaat daarin bladzijden lang over voorschriften voor de priesters: gedetailleerde aanwijzingen voor hun kleding, de offers die gebracht moeten worden om priesters en het altaar in te wijden, en de offers die daarna dagelijks tot in eeuwigheid moeten worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld: “Op het altaar moeten elke dag twee eenjarige rammen geofferd worden, de ene ’s morgens, de andere tegen het vallen van de avond”.
Als het gaat om verantwoordelijk-leven wordt er in het algemeen wel onderscheid gemaakt tussen ethiek en moraal. Ethiek zou dan de nadruk leggen op een principe wat al ons handelen moet richten, namelijk: doe het goede, zonder daarvoor gedetailleerde regels vast te leggen. De gedachte is dat het goede in elke situatie en elke tijd weer anders kan zijn en dat dat niet in regels is te vangen. Moraal formuleert juist wel allerlei regels van fatsoen en gewenst gedrag, vanuit de gedachte dat vaste regelsystemen ons gedrag thuis, in ons beroep, en als staatsburger de goede kant op sturen.
Dat Tetsavee niet in de eerste categorie van fundamentele ethische principes valt is direct duidelijk: daarvoor staan er te veel heel gedetailleerde regels in. Maar of dat betekent dat het hier om moraal gaat kun je ook betwijfelen. Want er worden veel regels gegeven – zoals over de zoom van het bovenkleed bij het priesterschort waarop granaatappels van blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnrode wol aangebracht moeten worden met gouden belletjes ertussen – maar worden wij of de priesters daar beter, in de zin van ‘verantwoordelijker’, van?
Misschien toch meer dan je in eerste instantie zou denken. In ieder geval brengen de rabbijnen in een discussie over essentiële waarden van de Joodse traditie ethische principes in verband met deze parasja. De aanleiding voor de discussie is Hillels beroemde uitspraak dat je, wat je zelf verafschuwt, ook een ander niet aan moet doen. Daarop reageren Ben Nanas en anderen:
“Ben Nanas zei: ‘Er is een vers dat nóg omvattender is: “Heb je naaste lief als jezelf”’. Ben Pazzi zei: ‘Er is een vers dat nóg omvattender is: “Bereid het ene lam ’s morgens, het andere tegen het vallen van de avond”’. Een zekere rabbi stond op en verklaarde: ‘De wet is in overeenstemming met Ben Pazzi’.”
Hier wordt gesteld dat zonder de dagelijkse eredienst aan God er geen Joods geloof of Joodse ethiek zou zijn. Het verband zou wel eens kunnen zijn dat er bij de ethiek én bij de rituele voorschriften – in tegenstelling tot voorschriften van de moraal – geen sprake is van het vooraf begrijpen van het voorschrift. Bij de ethiek niet omdat die alleen maar zegt: ‘doe wat je moet doen’, zonder erbij te zeggen welke dingen dat zijn. En bij de rituele voorschriften niet omdat niet duidelijk is hoe het offeren van een lam ons verantwoordelijker maakt.
De dagelijkse, weinig dramatische rituele routine bereidt ons, in deze visie, voor op de acceptatie van de ethische wet waarvan de eigentijdse filosoof Lyotard zegt: “De wet vertelt ons dat er dingen zijn die we moeten doen en dingen die we moeten laten, zonder erbij te zeggen welke”. Dat dit de deur kan openzetten voor allerlei onzinnige plichtplegingen en sociale dwang neem ik maar even voor lief.
Zie ook Mixed blessings.
Wil je commentaar geven of zien: klik op Gouden belletjes en scrol naar beneden door.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten