Er was een tijd – zo rond 1970 – dat de voetbalbroekjes ultrakort waren. Ik vond het een raar gezicht, maar iedereen vond dat toen heel normaal. Het paste in een algehele modetrend van prudente bedekking in de jaren vijftig naar steeds meer bloot in de jaren zestig, en die trend liep parallel met de seksuele revolutie waarin we seksuele vrijheid zochten en alle preutsheid van ons af gooiden. Zo min mogelijk lichaamsbedekking was een viering van de veroverde vrijheid, net zoals het percentage gebruind huidoppervlak daar een trots bewijs van was.
De trend kreeg een vervolg “in de jaren zeventig en tachtig in een subcultuur waarin het expliciet benoemen van lichaamsdelen en lichamelijke functies eerder als een uiting van bevrijding dan als een vorm van vulgariteit werd gezien”, aldus NRC-ombudsman Arjen Fortuin. Hij heeft het daarover omdat een lezer zich gestoord had aan een plastische en gedetailleerde passage (met bewoordingen als ‘pijpen’ en ‘vagina’) in het NRC-verslag van het proces tegen de van verkrachting beschuldigde rapper Ali B. “Meneer, moet ik dit nu werkelijk bij mijn ontbijt lezen?”, zo was de klacht. Fortuin concludeert na een rondgang over de zaak onder collega’s dat de keuze voor expliciete of meer afstandelijke woorden op dit terrein vooral een kwestie van smaak is.
Wat ik daaruit opmaak is dat de normen ‘bloot moet’ of ‘benoem het expliciet’ nu minder dwingend zijn dan een paar decennia geleden. Sommigen spreken om die reden van vertrutting of verpreutsing van de samenleving, maar ik ben wel blij met minder normativiteit op dat vlak. En de huidige voetbalbroeken vind ik een stuk relaxter dan die hitsige van vroeger. De totale bedekking van de huid met tatoos vind ik dan weer een beetje overdreven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten