zaterdag 23 januari 2010

Goudmijn


Eenzaamheid, angst en trauma’s voeden de artiest. Dat cliché deed het onder invloed van de Romantiek goed in de negentiende eeuw. Maar het doet nog steeds opgeld, met name over schrijvers wordt het nog wel gezegd. En niet ten onrechte, want Kafka en Reve putten daaruit en tot in onze tijd halen Jan Siebelink en Maarten ’t Hart stof voor hun boeken uit de trauma’s van hun Gereformeerde jeugd. De ideologische of godsdienstige opvoeding functioneert als des schrijvers goudmijn.

En dat blijft maar doorgaan. Er dient zich met Franka Treur een nieuwe generatie aan waarbij de indringende jeugdervaringen pas in de jaren tachtig zijn opgedaan. Je gelooft het bijna niet: terwijl in Amsterdam de punk hoogtij vierde, werden op het Zeeuwse platteland kinderen nog groot gebracht met bekering en uitverkiezing. Aan het einde van de twintigste eeuw kregen ze daar nog zinnetjes mee als “in een uurtje van minne wedergeboren worden”, om aan te geven hoe iemand een bekeerde kon worden. (zie Trouw van 16 januari). Een uitloper van de Moderne Devotie, live.

Misschien worden zelfs op dit moment nog ergens in Nederland dit soort trauma’s aangericht die later hun pennevruchten gaan afwerpen. In Gereformeerde, of anders wel in Islamitische of Joodse kringen. Hoe dan ook, een trauma is niet verkeerd in de schrijverij. Schrijven kun je heel goed gehandicapt doen, een psychisch of opvoedingstrauma kan zelfs in je voordeel zijn.

Voor andere kunstgenres gaat dat minder op of zelfs helemaal niet. Zeker niet voor de dans en de muziek. Dat heeft te maken met de fysieke, lichamelijke component die daarin een belangrijke rol speelt. Wil het lichaam goed meedoen, dan is een basisharmonie vereist. Als die er niet is krijg je tot die artistieke velden niet eens toegang. Een beetje trauma vertaalt zich al gauw in een hardnekkig spanninkje hier of een irritante blokkade daar. Het kan in je nek gaan zitten of in je schouders of in je vingers. Maar het effect zal altijd te horen of te zien zijn: trillers komen er niet uit, bewegingen vloeien niet, de ademhaling stokt of de handen zijn krampachtig.

Dat wil niet zeggen dat muzikanten niet dezelfde dramatiek of pijn of schrilheid tot uitdrukking kunnen brengen in hun muziek als schrijvers doen in hun taal. Maar het feit dat zij hun instrument met succes bespelen impliceert dat zij ergens diep van binnen uitgerust zijn met een vanzelfsprekende moeiteloosheid zoals Kafka die, denk ik, nooit gekend heeft.

Muziek zal daarom altijd voor de helft verworteld blijven in de klassieke, pre-romantische wereld van Plato, waar evenwicht en kosmische harmonie de trefwoorden zijn. Anders krijg je niet eens een sociaal aanvaardbaar geluid uit die klarinet of die viool. De literatuur, met hoeveel lichamelijke kramp ook op papier gezet, kan zich van die wortels geheel loszingen en tegelijkertijd respectabel blijven.

Zie ook Je peux (pas)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten