Emmanuel Levinas, Schaamte en verandering, denkschaamte, lekker werken, organisatieverandering, communicatie, illusies, Joodse traditie, beelden, maakbaarheid, totalitarisme, geweld, management, vakmanschap, reflectie, de ander, pluraliteit
donderdag 28 maart 2013
De Joodse messias
Het is niet zo moeilijk om het gedweep en het kinderlijke enthousiasme rondom de nieuwe paus als enigszins simplistisch neer te zetten. Dat heb ik vorige week op mijn site dan ook vol overtuiging gedaan.
Maar ik moet zeggen dat ik zulke collectieve euforie ook wel kan begrijpen. Er zit zonder meer iets aantrekkelijks in de opflakkerende hoop dat één figuur alles kan veranderen. Op het verlangen daarnaar met betrekking tot Israël betrap ik mezelf ook wel eens. Zou Obama toch niet iets in beweging kunnen zetten, of Yair Lapid misschien, van binnenuit?
Uiteindelijk is de deus ex machina ons beslist niet onbekend, de messiaanse figuur die door zijn komst ineens alles anders maakt. Daarvoor zetten wij in deze Pesach-dagen toch onze deur op een kier en een beker wijn op tafel voor Eliahoe.
Het kostte nog best moeite trouwens, om Pesachwijn van binnen de Groene Lijn te vinden.
Zie ook De Groene en de Rode Lijn
donderdag 21 maart 2013
Denken doet ertoe
Denken is niet onschuldig. Soms lijkt dat wel zo te zijn temidden van alle
euforie rondom de nieuwe paus. Hij leeft zo sober. Hij communiceert zo goed.
Hij lacht. Hij durft zich Franciscus te noemen!
En tja, verder is hij recht in de leer en conservatief in
zijn denken, maar dat lijkt er niet veel toe te doen. Op grond van al die
andere, positieve, eigenschappen van de nieuwe paus wordt door velen al gehoopt
op een herstel van het imago van de kerk en van een Katholiek reveil.
Maar waarom is dat dan eerder Johannes Paulus niet gelukt,
die over die positieve eigenschappen ook ruim beschikte? En waarom lukte dat
Johannes XXIII kennelijk niet, ja waarom lukte dat eigenlijk Franciscus van
Assisië niet, door wie de huidige paus zich laat inspireren.
Ik denk dat voor het antwoord op die vraag juist de kerkleer
wel eens een belangrijke verklaring kan vormen. Want die is samen te vatten als
een staaltje van dualistisch denken dat de tegenstelling tussen het hoge leven
van de geest en het zondige leven van de wereld tot uitgangspunt neemt. In de
woorden van Franciscus volgens het Journaal: “De kerk moet zich verre houden
van wereldsheid, want wereldsheid is des duivels”. Engelachtige seksloosheid
versus bezoedelende begeerte, edelmoedige armoede versus hebberig materialisme,
dat is het Evangelie in zijn pure notedop.
Kom daar in een moderne wereld eens om, waar het dagelijks
leven grotendeels gestructureerd is op basis van het mogen en kunnen uitoefenen
van bezitsrechten, seksuele begeerte en geldingsdrang. En waarbij alle
inspanningen erop gericht zijn om dat op acceptabele wijze te laten gebeuren.
Afwijzing van die impulsen kan moderne mensen niet anders dan als wereldvreemd
voorkomen, het gaat erom ze in goede banen te leiden. En voor dat doel hebben
burgers tegenwoordig andere en betere middelen tot hun beschikking dan de
goede raad van de paus.
In werelddelen met minder burgerlijke vrijheden dan in het
Westen zal de simplistische kerkelijke boodschap nog wel landen. Maar zo gauw
zich ergens een zelfbewuste middenklasse van betekenis ontwikkelt en
burgerlijke vrijheden worden gekoesterd zal het traditionele dualisme gaan
aanvoelen als achterhaald. Het loopt dan al gauw uit op een maskerade of een
Vaticaans bankschandaal of seksueel misbruik of alles tegelijk. Je zult er
doorheen moeten, door die wereld.
Wie dat als eerste doorzagen in het zich ontwikkelende
Westen waren de Protestanten. Niet voor niets waren die vanaf de beginperiode
van de Reformatie, zeker in de Vlaamse en Nederlandse gebieden, afkomstig uit
de stedelijke burgerij. Dat waren mensen die voor de regulering van hun bestaan
al gewend waren voor een groot deel te steunen op hun eigen denkvermogen en
organisatietalent. De ene, voorgeschreven, simplistische kerkelijke leer werd
door velen als te knellend ervaren. Deze mensen zochten naar eigen
formuleringen van de leer, die op onderdelen ook meer werelds leven moest
toelaten. Zo werden de leden van de kerkeraden democratisch gekozen en mochten
ambtsdragers in de Protestantse kerk gehuwd zijn.
Dat in essentie het oud-kerkelijke schema van objectief
vaststelbaar goed tegenover fout in het Protestantisme niet werd verlaten kan
blijken uit het feit dat binnen de nieuwgevormde kerkgemeenschappen de
denkdwang niet minder heftig was dan voorheen in de Una Sancta. Maar er waren
wel meerdere kerkgenootschappen naast elkaar. Er viel, in tegenstelling tot de
tijd ervoor, iets te kiezen. Je mag de Protestantse scene dus behalve wat
volwassener ook wel pluralistischer noemen.
Mijn punt is dat deze historische verschijnselen en
ontwikkelingen een trend zichtbaar maken, namelijk van meer naar minder
simplisme en van minder naar meer complex en volwassen denken. En dat dat voor
het succes van een religieuze gemeenschap in het Westen een niet
verwaarloosbare factor is. Dat laat zich niet zomaar meer terugdraaien.
Als ik tegelijkertijd vaststel dat de Rooms-Katholieke kerk
zich – met een hoog gehalte aan evangelisch dualisme en simplisme – nog steeds
aan het primitieve einde van dat denkontwikkelingsspectrum bevindt, en dat de
nieuwe paus zich daartoe bekent; dan vind ik die groepjes juichende
adolescenten en nonnen misschien wel ontroerend maar ik zie ze ook een beetje
buiten de geschiedenis staan. Dolgelukkig dat de nieuwe uitverkorene van de Heilige Geest hún denkwerk gaat verrichten.
vrijdag 15 maart 2013
Beetje dom
Wat opvalt in veel vormen van hedendaags antisemitisme is
dat het geïnspireerd is door misstanden in Israël. Maar in veel gevallen is de
formulering zodanig dat de bevooroordeeldheid ten opzichte van Joden in het
algemeen eraf spat. Als je zegt dat bepaalde toestanden in Israël goed laten
zien dat “ze” niet deugen, dan is duidelijk dat je vertrekpunt al was dat ze
niet deugen en dat Israël daar nu het zoveelste bewijs voor levert.
Een beetje dom vind ik zulke opzichtige bevooroordeeldheid
in die richting. Net zo dom trouwens als die andere vooringenomenheid: “Goh,
van joden had ik dit niet verwacht want die hebben zelf zoveel meegemaakt”.
Tegenover al dit soort vooringenomenheden zou ik willen zeggen: noem de dingen
bij hun naam. Het deugt gewoon niet om olijfgaarden te vernielen, illegale
nederzettingen te bouwen en om anderen te vernederen. En zo denken veel
Israëliërs er ook over.
In het rijtje domheden vond ik nog zo’n uitspraak. Ditmaal
van de Israëlische vice-premier Eli Yishai naar aanleiding van het Nederlandse
voornemen om producten uit de bezette gebieden van een apart etiket te voorzien
in plaats van het etiket Made in Israël. “Het is vreemd dat Nederland
geen stappen onderneemt om Joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog alles
hebben verloren volledig te compenseren, maar het wel nodig vindt om Joodse
producten van een stempel te voorzien”.
Wat haalt hij er allemaal wel niet bij, zijn uitspraak gaat
alle kanten op. Ook hier zou ik zeggen, beperk je tot de zaak in kwestie. Maar
dan zou Yishai misschien weinig te zeggen over hebben, want de bezette gebieden
behoren volgens internationaal recht nu eenmaal niet bij Israël.
Een beetje dom, die voortdurende onterechte uitbreiding van
associaties en vooroordelen, ze frustreren iedere zinvolle uitwisseling van
argumenten. Ik ben er een beetje allergisch voor.
Zie ook De Groene en de Rode Lijn en Koosjere wijn
Zie ook De Groene en de Rode Lijn en Koosjere wijn
vrijdag 8 maart 2013
Smeken om feedback
Nee, dan valt er meer winst en snellere
productiviteitsstijging te verwachten van sociale innovatie. Daarmee doel ik op
het dichten van het energielek dat in veel organisaties bestaat omdat mensen
niet of te weinig met elkaar samenwerken. En op de aanpak van de verspilling
van geld, tijd en talent die het gevolg zijn van dysfunctionele opvattingen
over management.
Dat energielek en die verspilling bestaan meestal niet omdat
medewerkers of managers van kwade wil zijn, maar
omdat de organisatie via budgetten en bevoegdheden soms zo ingericht is dat
mensen tegen elkaar opgezet worden in plaats van bij elkaar gebracht. En dat
komt weer omdat we opgescheept zitten met verouderde, dysfunctionele
opvattingen over management en organisatie. Die beperken, bewust of onbewust,
onze ruimte tot beweging en verbetering.
Neem de opvattingen over management en leiderschap. In de
meeste organisaties zijn het nog steeds hoofdzakelijk vormen van hiërarchisch denken en
bevelsstructuren die bepalen welke begrippen men associeert met management.
Daar horen begrippen bij als macht, bevoegdheden, de mogelijkheid om anderen te
overrulen. En veel minder – uitzonderingen daargelaten – een dienende en
faciliterende houding.
Wat je dan krijgt: managers die kicken op hun beslissingsmacht
en er op intieme momenten geen geheim van maken dat ze op die plaats zitten
omdat ze er niet tegen kunnen dat anderen hen vertellen wat ze moeten doen.
Maar die tegelijkertijd van anderen niet anders verwachten dan dat ze daar wel
tegen kunnen.
En je krijgt relatief veel bange medewerkers, die effectief
monddood gemaakt zijn.
Dat wringt natuurlijk, en dat ontgaat ook die managers niet.
Ze krijgen, ondanks hun formele macht, bij lange na niet voor elkaar wat ze
beogen. En ze voelen dat er meer nodig is, en vooral iets anders: ze moeten echt
in overleg met “hun” mensen. Maar daar begint ook de onmacht in het verhaal: ze
moeten gaan luisteren maar door de manier waarop ze het georganiseerd hebben en
hun karakterstructuur lukt dat niet goed. Ze smeken om feedback, maar wat
volgt is een doodse stilte. Inderdaad aandoenlijk.
Dit los je niet meer op door nog meer gedragswetenschap en
communicatietrucjes top down de organisatie in te slingeren. Hier is een andere
manier van sociale omgang vereist. Dat noem je met recht: sociale innovatie.