Ja, kun je zeggen, niet zo schokkend, toch? Dat weten we inmiddels wel, dat mensen over veel dezelfde dingen verschillend denken, dus waarom niet over (delen van) de filosofische traditie? Maar het is sterker dan dat. Ik ben langzamerhand allergisch geworden voor veel gangbare filosofie. ‘Allergisch’ klinkt misschien overdreven, maar ik voel me bemoedigd in het gebruik van dat woord door Marian Slob, de nieuwe Denker des Vaderlands. In een recent interview gebruikt zij ook een dergelijk naar fysieke afweer verwijzend woord: ‘claustrofobie’.
“Stop mij in een klein tentje en ik krijg de neiging om wild om me heen te meppen. Laat me alsjeblieft ademen. Ik wil vrijheid, en ruimte om me heen! Ook mentaal vertoon ik al snel licht claustrofobische reacties. Geconfronteerd met een afgeronde mening of een hermetische opvatting ga ik op zoek naar een scheurtje in zo’n denksysteem, of ik maak er een, zodat er weer wat lucht kan stromen. Zodat er weer een ‘elders’ is. Want er zijn altijd andere manieren mogelijk om uit te drukken hoe het leven ervaren wordt. En ik vind hartstochtelijk dat een mens daar de ruimte voor moet krijgen.”
“Goed luisteren is lastig, zeker als iemand praat vanuit een ervaringspositie waartoe je zelf geen toegang hebt, bijvoorbeeld omdat je zelf een ander lichaam of een andere geschiedenis hebt. Kennis is altijd gegrond in een specifiek leven en in een specifieke cultuur, en dat maakt dat kennis nooit helemaal te generaliseren valt. In die zin is de universele mens van de westerse filosofie een fabel.”
Met wat Slob hier zegt kan ik volledig instemmen. Maar in het vervolg van het interview komt ze in de buurt van mijn allergie, die kennelijk verder in de afweer gaat dan haar claustrofobie. Mijn allergie betreft namelijk het ‘ik’ als het permanente vertrekpunt van veel gangbare filosofie; ook, of misschien wel juist, als die probeert volledig open te staan voor ervaringen van anderen en zich uitput in empathie.
Slob: “Tegelijkertijd geloof ik dat mensen in staat zijn om zich heel behoorlijk in te leven in een ander. Als sociale dieren hebben wij de natuurlijke neiging om met elkaar mee te bewegen. En dat vermogen kunnen we ook aanwenden om ons te bekwamen in het oprekken van ons begrip, waardoor we ook ruimte maken voor waarden en ervaringen van anderen. Deze openheid van geest is waar filosofie voor mij voor staat.”
In dit citaat komt duidelijk naar voren hoezeer het ik uitgangspunt blijft voor wat zij filosofie noemt: ook als het gaat om het creƫren van ruimte, het oprekken van begrip, het vergroten van empathisch vermogen: het moet allemaal komen van het ik. Nu is inlevingsvermogen nooit verkeerd, ook ik vind dat een blijk van beschaving. Maar tegelijkertijd herken ik in het laatste citaat de overspannen toon van veel filosofische gesprekken van mensen die het allemaal goed bedoelen: het ik moet presteren. En daar ben ik kennelijk allergisch voor geworden.
Hoe meer ik me verdiep in de gangbare discoursen, des te meer bemerk ik dat ik er niet in pas. En dat is niet omdat het zo’n benauwde ruimte zou zijn, want het spectrum is heel breed, dat loopt van socratische gesprekken tot invoelende hermeneutiek. Maar ik mis node de ontspannende gedachte dat er ook Iets Geheel Anders tot ons door kan dringen, een andersheid die zo anders is dat wij het niet kunnen verzinnen. En dat we ons dus ook niet hoeven uit te putten in wat we zelf allemaal kunnen bedenken aan vragen, waarden en proposities. Je hoeft niet (altijd) zelf dat scheurtje te maken, waar Slob over spreekt: een ander zal je weleens midscheeps raken, en daar kun je gewoon op wachten. In ieder geval vind ik vanaf dat punt gesprekken pas interessant worden. En ook wat relaxter.
Zie ook Levinas en empathie.
Wil je commentaar geven of zien: klik op Uw filosofie is de mijne niet en scrol naar beneden door.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten