vrijdag 27 mei 2016

Het drama van een goed geordend land


De moord op verpleegkundige Linda van der Giesen had wellicht voorkomen kunnen worden.

Van der Giesen werd al een tijd bedreigd door haar ex. Zij gaf het verschillende keren aan bij de politie. De politie begreep het gevaar, en had in actie kunnen komen maar deed dat nog niet, want de protocollen van de politie en het OM vereisten eerst de opbouw van een dossier. Zonder dat zou de politie een blauwtje kunnen lopen bij Justitie. De protocollen verhinderden in dit geval dus adequaat en tijdig optreden.

Het probleem dat hier speelt is als volgt samen te vatten: onze door en door gereguleerde samenleving verhindert ons soms om in een bepaalde situatie het juiste te doen. Bijvoorbeeld om nee te zeggen tegen energievretende onzinnige acties die de regels voorschrijven; of gewoon die ene zinnige actie juist wél uit te voeren, ook al gaat het tegen de regels in.

In ons geordende land is het instellen van méér regels vaak de geijkte reactie op de vaststelling van een misstand. Dat is bijvoorbeeld op dit moment aan de orde na de constatering van fraude in Amsterdam. Als reactie daarop worden nu allerlei voorschriften en controles in de werkprocessen van de gemeente ingebouwd. Terwijl decennialange ervaring met dit soort regels (‘AO/IC’ geheten) uitwijst dat het verspilling is van geld en energie. Tot frustratie van veel medewerkers.

Wat wél werkt, en wat je eigenlijk ook het liefste wilt, is dat er betrokken, oplettend en adequaat gehandeld wordt door medewerkers, of het nu bij de politie is of bij de gemeente Amsterdam. Maar met afgedwongen compliance (het voldoen aan de regels) bereik je dat maar heel beperkt. Dat vereist iets totaal anders dan regelgeving.

Bij de politie begint men dat langzaamaan in te zien. Leon Kuijs, bestuursvoorzitter van de Politieacademie,  zegt het als volgt. “Politiemensen wordt nu geleerd verantwoording af te leggen voor wat ze gedaan hebben, maar er komt een tijd – en die komt er steeds sneller aan – dat wij ook verantwoording moeten afleggen voor wat we níet gedaan hebben. Zo van: je had het kunnen weten want je hoort alles te weten. Waarom heb je dat niet gezien?”

Zich verschuilen achter regels zou dan een stuk moeilijker worden, en dat lijkt me een goede zaak.

Zie ook Donkere hokjes

vrijdag 20 mei 2016

Toon


Het in herinnering brengen van wat antisemitisme en Sjoa zoal voor Joden betekenen is niet eenvoudig. Dat hebben we de afgelopen weken weer kunnen ondervinden na opmerkingen van Ken Livingstone (“Hitler was een zionist”), het gedoe rond Abou Jahjah en ongelukkige reacties van Leon de Winter.

Wie wat mij betreft een goede toon treft, is historicus Auke Kok. Waarschijnlijk heeft dat te maken met de afwezigheid van iedere stereotypering van de Joden die hij in zijn columns opvoert. Waar er in herdenkingsteksten nogal eens sprake is van een eerbiedig fluisterend spreken over de slachtoffers; en waar het bij Leon de Winter altijd uitdraait op good guys versus bad guys – met Joden voorspelbaar in de rol van de eerste – ; daar tekent Kok gewoon levensechte mensen.

Zo sprak hij naar aanleiding van de herdenking van de Februaristaking over de vechtcultuur in de arme Joodse buurten in de jaren twintig en dertig. Daar waren Joodse “boksers, gewichtheffers en worstelaars: straatjongens die in de oorlog knokploegen vormden. Met alles wat hard en scherp was sloegen ze op de WA’ers in. Omdat Joden heus niet allemaal van die lekkertjes waren – of zijn.”

En bij gelegenheid van 4 mei voerde hij Han Hollander op. Hollander was sinds de jaren dertig een landelijk bekende voetbalcommentator, die in 1936 voor de AVRO enthousiast verslag gedaan had van de Olympische Spelen in Berlijn. Daarvoor had hij een door de Führer zelf ondertekende betuiging van dank gekregen die bij Hollander ingelijst aan de muur hing en op grond waarvan hij zich beveiligd waande tegen transport. Totdat hij en zijn vrouw in juli 1942 werden opgepakt en in Sobibor vermoord.

Auke Kok brengt slachtoffers tot de juiste, menselijke proporties terug. Joden waren en zijn ni ange ni bête. Zij zijn gewoon mensen met alle hebbelijkheden en onhebbelijkheden die daarbij horen.

En inderdaad, zulke mensen willen ook gewoon een veilig land.

Zie ook Landen zonder grenzen

vrijdag 13 mei 2016

Prettig tegendraads


Consultant Ben Tiggelaar is bekend van zijn succesvolle trainingen onder de naam ‘MBA in één dag’. Tegelijkertijd ken ik hem als de schrijver van prikkelende management-kritische columns in NRC. Daarin toont hij zich prettig tegendraads.

Zo neemt hij bijvoorbeeld de modieuze nadruk op leren op de hak. Dat wordt al gauw een beleidsdingetje, zegt hij, opgelegd door niet werkelijk geïnteresseerde leidinggevenden. Daarvan zegt Tiggelaar: “Begrijp me goed, ik ben vóór leren en ontwikkelen. Maar ik ben tégen onmogelijke plannen die jij verzint en die ik moet uitvoeren”.

En als hij een passage leest zoals deze: “Medewerkers in functiegroep 3 moeten wat betreft de competentie omgevingsbewustzijn op het niveau ‘expert’ zitten”, dan weet hij het heel zeker: hij wil nooit meer in loondienst. Tiggelaar wil eigenlijk niets meer met managers te maken hebben.

Bij het lezen van zijn columns vraag ik me daarom wel eens af: waarom presenteert Tiggelaar zijn training onder de vlag van MBA? Want staat ‘Master of Business Administration’ niet voor al die dingen die hij zo verfrissend kordaat afschiet? Zoals een overmatige nadruk op sturen via budgetten en financiële planningen en HR-instrumenten. Of, daaruit voortvloeiend, een ongezond sterke scheiding tussen leiders en uitvoerders.

Tiggelaar is het volgens mij volstrekt eens met Henry Mintzberg die in Managers, not MBA’s over de MBA’s zegt dat “too many of them are trapped in a regime of rational tunnel-thinking, schematic planning and calculating management”. Tiggelaar: “Veel managers doen meer kwaad dan goed, zij zijn de ergste veroorzaker van stress. People don’t quit jobs, they quit bosses”.

Waarom dan toch dat MBA-uithangbord voor zijn trainingen?

Het zou natuurlijk kunnen dat Tiggelaar dat in zijn advertenties opneemt omdat het predikaat MBA – terecht of niet – een sterke reputatie heeft. Ik geloof niet dat het succesvol doorlopen van die trainingsdag enige titel oplevert, maar de vermelding ‘MBA’ kan als lokkertje werken. Mintzberg bevestigt dat een wetenschappelijk label, zoals een MBA-graad, groot aanzien geniet in management kringen.

Maar misschien bedoelt Tiggelaar met het gebruik van het begrip MBA juist ook wel om er nu eens een kritische invulling aan te geven en managers te wijzen op de onzinnigheid van veel managementretoriek.

Gegeven de dappere eigenzinnigheid van zijn columns houd ik het op die laatste verklaring.

Zie ook Liever sexy dan rijk en Kunnen Amsterdammers wel samenwerken?

vrijdag 6 mei 2016

Gelijk heeft-ie


Tegen alle cynisme in benadrukt de filosoof Jurriaan Rood dat onze Westerse samenleving wel degelijk gegrond is op sterke uitgangspunten. Naar aanleiding van pessimistische geluiden over politieke en maatschappelijke polarisatie stelt hij: “De grootste vergissing is om te denken dat wij een grondeloze, richtingloze samenleving zijn. De westerse samenleving heeft heel duidelijke grondslagen – die hebben we de laatste decennia schromelijk verwaarloosd, maar die zouden we met meer bewustzijn en trots moeten uitdragen: de scheiding van kerk en staat, het geweldsmonopolie voor de staat en tolerantie tegenover andersdenkenden”.

Daar voegt hij, ingaand tegen de gangbare verheerlijking van ‘Joods-Christelijke waarden’, aan toe: “Let wel: hier staat niet de judeo-christelijke cultuur tegenover de islam, of zoiets. Noch in de Christelijke, noch in de Joodse cultuur was tolerantie een belangrijke waarde”.

Groot gelijk heeft hij. De traditionele Christelijke intolerantie ten opzichte van niet-Christenen is bekend genoeg en laat ik hier verder buiten beschouwing. De Joodse intolerantie ligt misschien iets minder vooraan in het bewustzijn, maar die is er wel degelijk ook geweest. Vooral tegenover afwijkende meningen in eigen kring, zoals van Uriël da Costa en Baruch Spinoza.

Toch is met betrekking tot dat laatste een kanttekening op zijn plaats. Want als je binnen de Joodse traditie niet de fundamenten ter discussie stelde (zoals Da Costa en Spinoza deden), dan kon er veel. Dan kon je een afwijkende mening hebben die haaks stond op die van gezaghebbende rabbijnen en toch nog een vermelding krijgen in de Talmoed. Dan werd een soms duizelingwekkende veelheid van opinies toegelaten, waarvoor je ook best het woord ‘tolerantie’ kunt gebruiken.

Zeker als je het vergelijkt met de omgang met verliezers uit de interne Christelijke debatten, zoals bijvoorbeeld gevoerd op de concilies van Nicea en Constantinopel. Zij werden uit de geschiedenis geschreven.

Zie ook Collectief en individu