Met Spinoza als filosoof heb ik nooit zoveel gehad. De strikt logische, bijna wiskundige presentatie van zijn werk sprak me niet aan en deed vermoeden dat het aardse, lichamelijke leven er bij hem bekaaid vanaf kwam.
Maar het tegendeel blijkt het geval. Nu ik Spinoza bestudeer voor een aflevering van Werk en Reflectie kom ik erachter dat hij net zoveel aandacht besteedt aan het lichamelijke als aan het geestelijke bestaan, niet alleen van mensen maar ook van dieren, planten en dingen. Hij zegt bijvoorbeeld dat dingen ook een verlangen hebben.
Interessant daarbij is dat hij lichamen opvat als samengesteld uit kleinere onderdelen – organen, haren, vaten, huid, boombast, schroefjes en moertjes – die zelf weer als lichamen kunnen worden gezien, samengesteld uit weer kleinere bouwstenen. En aan de andere, uitzoomende kant van het spectrum gaan de menselijke en andere lichamen ontmoetingen aan met soortgelijke lichamen en vormen daarmee juist grotere verbanden zoals vriendschappen, machines, fabrieken, organisaties en instituties.
Zo verschijnt bij Spinoza een continuüm van klein naar groot en terug van lichaampjes en lichamen die op elkaar inwerken, elkaar aantrekken of afstoten. Een Zweedse Spinozakenner verwoordt het als volgt: “Als individuen nemen mensen andere individuen in zich op, bijvoorbeeld lucht- en watermoleculen, voedingsstoffen en bacteriën, en op hun beurt worden ze opgenomen in grotere sociale individuen zoals organisaties en gemeenschappen”.
Bijzonder vind ik dat deze manier van kijken op dit moment geïllustreerd wordt door twee trekken van de covid-pandemie waar we middenin zitten. Allereerst is er de opzichtige doorwerking van minuscule lichaampjes – virussen – die aangrijpen op onderdelen van ons lichaam zoals de slijmvliezen, de luchtwegen en de longen. En die tenslotte het hele menselijk lichaam ziek maken. Voor de beschrijving hiervan hebben we Spinoza niet nodig want de medische wetenschap wist al lang dat het zo werkt. Maar het komt overeen met wat Spinoza beschrijft.
Verrassender is de actualiteit van de doorwerking aan de andere kant van het spectrum. De kant waar mensenlichamen verlangen naar andere mensenlichamen – en dan niet per se erotisch bedoeld door Spinoza. Er bestaat volgens Spinoza een natuurlijke hang van lichamen naar de ontmoeting met andere lichamen, want als die goed uitpakken wordt je daar ‘blij’ en ‘sterker’ van (Spinoza’s woorden). Je kunt vanuit die ontmoetingen ideeën opdoen, handel drijven, je perspectief vergroten, slimmer worden en dat alles heb je nodig om voort te bestaan. Het ontbreken van dat soort ontmoetingen heeft volgens Spinoza het omgekeerde effect: dat veroorzaakt ‘droefheid’, maakt je dommer en vermindert je bestaanskracht.
Als gevolg van de lockdown zien we precies dat laatste gebeuren, vooral bij de groep van scholieren en studenten, en dat illustreert hoe wezenlijk de door Spinoza bedoelde ontmoetingen zijn. Als hij zegt dat bij blokkade van die ontmoetingen droefheid toeslaat zien we dat onmiddellijk voor ons in de vorm van de eenzaamheid en depressies die nu overal gerapporteerd worden.
Spinoza’s taal blijft onwennig 17e-eeuws, maar zijn ideeën zijn bepaald niet raar. Je zou de strekking ervan kunnen samenvatten in de vraag “En wanneer had jij voor het laatst een vreugdevolle ontmoeting?”
Zie ook Levinas en Spinoza
Wil je commentaar geven of zien: klik op De actualiteit van Spinoza en scrol naar beneden door.