donderdag 21 januari 2021

De banaliteit van het kwaad revisited


Een belangrijke vraag die de wereld bezighield in de decennia na de Tweede Wereldoorlog was: Hoe konden de gruwelijkheden van de Sjoa plaatsvinden in een continent dat zo trots was op zijn beschaving? En hoe was het mogelijk dat ‘fatsoenlijke’ burgers en soldaten zich lieten meeslepen in de uitvoering van die gruwelijkheden?

Een eerste verklaring was van meet af aan dat het vernis van beschaving maar dun is, en dat bij velen van ons sluimerende destructieve neigingen onder de oppervlakte liggen te wachten op een gelegenheid om hun moordlust bot te vieren. 

Naar aanleiding van haar observaties van het Eichmann-proces kwam Hannah Arendt in de jaren zestig met een verrassende tweede verklaringsmogelijkheid: die van ‘de banaliteit van het kwaad’. Het kwam erop neer, zei Arendt, dat mensen als Eichmann niet zo veel bijzonders deden. Ze voerden op dagelijkse basis simpelweg de opdrachten uit die ze kregen opgelegd, en dachten daar vooral niet te veel bij na. In de woorden van journalist Pieter van Os: “Eichmann was volgens haar een banale, alledaagse man die er prat op ging efficiënt te hebben geopereerd als uitvoerder”. Geen monster maar een radertje in een bureaucratische machine. 

De analyse van Arendt maakte veel indruk en werd in brede kring geaccepteerd als een aannemelijke verklaring voor wat er gebeurd was. Maar de laatste twintig jaar zijn tegen haar visie veel bezwaren ingebracht door historici en filosofen, onder wie Daniel Goldhagen, Christophor Browning en Bettina Stangneth. Arendt zou zich volgens hen te veel hebben laten inpakken door Eichmann die heel bewust het Befehl ist Befehl benadrukte om zijn eigen aandeel in de gruwelijkheden te verdonkeremanen. Zij laten zien dat Eichmann wel degelijk de nazi-ideologie aanhing, en daar nog in de jaren vijftig begeesterd over kon spreken. Hier was geen sprake van een apolitieke bureaucraat.

Met name Goldhagen en Browning tonen dat er meer persoonlijke vrijheid was voor mensen dan het beeld van de machineradertjes suggereert. Hiërarchische verhoudingen waren niet cruciaal. Een bevel was niet altijd een bevel. Goldhagen wijst via de titel van zijn boek Hitlers gewillige beulen op de mannen die – zoals Eichmann – juist wél zin hadden mee te doen. Browning zegt omgekeerd: niemand hóefde mee te doen, je mocht bijvoorbeeld executieopdrachten weigeren. De banaliteit van het kwaad, ofwel: de alledaagse dwang van de machinebureaucratie, heeft als verklaringsmodel in het verband van de Sjoa dus aan betekenis verloren.

Maar dat wil niet zeggen dat het concept ‘banaliteit van het kwaad’ daarmee heeft afgedaan. Integendeel, zou ik zeggen, kijkend naar onze door efficiency-targets en prestatiedoelen ingerichte samenleving, het floreert op sommige plekken als nooit te voren. Het meest recente en pregnante voorbeeld daarvan is de Toeslagenaffaire, waarin stuitend zichtbaar wordt hoeveel schade alledaagse bureaucratische mechanismen kunnen aanrichten bij onschuldige mensen. 

Overduidelijk valt bij de toeslagen de grootste schuld toe te kennen aan een ondoordacht doordenderende bureaucratie. Dat komt naar voren in de robotachtige manier waarop regels werden toegepast, in de parafencultuur die alle verantwoordelijkheid deed verdwijnen en in de blindheid waarmee ‘de wet’ gevolgd werd – Gesetz ist Gesetz. Als je daarover leest doemt de banale benauwdheid van de Haagse radertjes bijna als vanzelf voor je op. Zoals Nelleke Noordervliet het beschrijft: “Ik kom weleens in zo’n gebouw vol hokjes, computers en overleggende figuren en voel ogenblikkelijk mijn individualiteit wegsijpelen, mijn lichaam verstijven en mijn verbeeldingskracht bevriezen”. 

Voor een verklaring wordt hier ook wel naar de destructieve kwaadaardigheid van individuen verwezen, zoals de eerstgenoemde verklaring voor de Sjoa doet. Dan verschijnt bijvoorbeeld de ambtenaar in beeld die zijn afwijzingen van bezwaren ondertekende met een vulpen waarin hij de tekst “Bij twijfel afwijzen” had laten graveren. 

Maar kijkend naar de gemiddelde bij de Toeslagenaffaire betrokken ambtenaar, dan stel je vast dat je niet van het destructieve type hóeft te zijn om bij te dragen aan de fatale uitkomsten van het hele proces. Je zorgen te maken over je hypotheek, en dus je baan, is over het algemeen al voldoende om bij inwendige twijfels over een zaak niet door te vragen en ‘gewoon’ je werk te doen.

Daarmee zouden we weer terug zijn bij de kwalijke kant van bureaucratische systemen en de tendens die daarbinnen bestaat om verantwoordelijkheid zoek te maken. Dat proces kan zich zo geruisloos voltrekken dat niemand daar erg in heeft en het kwaad zich in de alledaagsheid kan nestelen. Een toestand van morele onzichtbaarheid die vaak door leidende instanties gesanctioneerd wordt. Vóóraf door fanatieke politieke doelstellingen – daar gaat premier Rutte bijvoorbeeld beslist niet vrijuit in zijn nadruk op nietsontziende fraudebestrijding. En áchteraf door het standpunt van het Openbaar Ministerie dat ambtenaren niet vervolgd kunnen worden voor de aangerichte schade. Dan ben je beland bij wat je met recht kunt noemen: de banaliteit van het kwaad.

De reacties op de Toeslagenaffaire van de laatste weken laten gelukkig een toenemend bewustzijn zien van het gevaar van fanatieke doelstellingen en sluitende systemen. En daaraan gekoppeld soms de vraag of je systemen niet iets minder dicht kunt timmeren, zodat er minder kans is dat ze onbedoeld met mensen (slachtoffers én ambtenaren) op de loop gaan. Ik hoor nu regelmatig de volgende gedachte langskomen: als je niet buiten bureaucratische systemen kunt (en dat kunnen we niet), wees dan alert op ontsporing daarvan in de richting van gedachteloos geproduceerd kwaad. Maak de regelgeving niet te zwart/wit, geef ambtenaren meer ruimte tot maatwerk, bouw hardheidsclausules in, ga verstandig om met efficiency- en prestatiedoelen.

Ik denk dat dat goede voorstellen zijn. Banaliteit van het kwaad gedijt beslist goed bij heel strakke regelgeving en op hol geslagen efficiency-denken. Daar had het naziregime volgens huidige historici minder van dan we een tijd lang dachten. Maar onze eigen arbeidsorganisaties hebben daar misschien meer van dan we willen geloven.

Zie ook Het totalitarisme is onder ons en Soorten overleg en Ongekend en ongehoord onrecht: twee werelden

Wil je commentaar geven of zien: klik op De banaliteit van het kwaad revisited en scrol naar beneden door.

6 opmerkingen:

  1. Wij horen te handelen volgens de Geest van de Wet. Dat hebben de Romeinen al voor ons bedacht (briljant), dat is kennelijk hier iedereen vergeten. De letter van de wet is een Angelsaksisch reflex, die sinds 1982 onbewust is ingezet. Dogmatiek en antidogmatiek (het redelijke en het billijke) zijn onderdeel van ons reguliere rechtssysteem. In 2016 werd nog een boekhouder van Auschwitz veroordeeld wegens medeplichtigheid. Dit computermuisje heeft nog een staartje.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Beste Naud, Vergeet ook de invloed van ICT niet, een belangrijk middel in de efficiencyverhoging en kostenbesparing. En de ICT dwingt in de richting van standaardisatie en gehoorzaamheid aan het systeem, tast de vrijheid en het vermogen van levende oordeelsvorming aan, de werkelijkheid gereduceerd tot wat te zien is op het beeldscherm. Groet, Nico Tukker

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Of is onze samenleving té ingewikkeld geworden? Kun je het per definitie niet meer overzien?

      Verwijderen
  3. Gesetz ist Gesetz. Misschien veronachtzamen we de rol van de publieke opinie; dat wat door de meeste mensen wordt gedacht. En de diepe behoefte om daar niet al te zeer van af te wijken of misschien wel deel van uit te maken. Dat gaat ver. Op de hbs leerde ik nog dat wij, inclusief de rechters, werden geacht na te denken over wat de wetgever bedoeld had - dat we ook daarin werden geacht de wet te kennen. Dat hardheidsclausules dus helemaal niet nodig waren. Getuige de rol van de rechterlijke macht in de toeslagen affaire is dat kennen ook op de rechtenfaculteiten vergeten.
    Heeft Eichman in zijn verdediging tegenover de geallieerde rechters misschien nog een hopeloze hoeveelheid kwaad toegevoegd aan wat hij daarvoor al had gedaan. Misschien is het tijd om zijn navolgers daarvoor te straffen?

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Hoe een systeem mensen aan beide zijden kan 'ontmenselijken' bijna. Wat mij betreft ook een krachtig pleidooi tegen politici die (al te) simpele oplossingen voorstellen voor complexe sociale vraagstukken: zo'n systeem begint natuurlijk wel ergens.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Naud, Thanks for that. I always found it odd that Arendt needed to explain "Evil" by belittling it with "banal". It doesn't help us. I find Canetti's mechanistic view helpful; we pass on what has been done to us. He calls it the "sting" of the order. That is how the army (and society?) works. And it provides a certain stability. Each person has the opportunity to oppress, or perhaps only despise (i.e. oppress in his heart) those he perceives to be below him. Those caught up in such a system have good reason to perpetuate it. They have long ago acknowledged the power of those above them and are right to be fearful of rebelling. They will at every opportunity afirm the rightness of the sytem however unpleasant the perpetual tension. Meanwhile the system gives them some relief in knowing that there are always others whom they can look down on. You can say they have a choice but that is as meaningless as saying that I could choose to listen to Stockhausen. It is not helpful to talk of people "choosing to do evil". People choose "between" options. And you can only choose something you know. You can't ask me to choose between Schubert and Stockhausen; I don't know any Stockhausen. Now it is hopefully rather rare for someone to be routinely humiliated all through their youth and never experience kindness or know what it is. But if the mood of your society (or group) tends towards the authoritarian, it requires a certain courage to follow the examples of kindness which you have only rarely seen. It may even be dangerous. As Eric Berne would say, you do not/cannot "permit" yourself to follow the example which leads to unknown emotional territory. Many of us follow destructive examples because they are ones we know best. The bullies are frightened at heart. Evil is not banal, it is cowardly. And the good are (unselfconsciously) courageous. They take the risk of trusting their fellow men. Rabbi Danny Smith was fond of quoting some research on "rescuers" - those who risked thir lives for others during the Shoah. When asked how they were able to take such appalling risks, almost all said "my parents would have done the same". All best, Daniel

    BeantwoordenVerwijderen