vrijdag 24 maart 2023

Uw filosofie is de mijne niet


In de jaren zeventig voerden leden van de Duitse antikapitalistische Rote Armee Fraktion terroristische acties uit. Daarbij hanteerden ze onder meer de volgende leuze: ‘uw rechtsstaat is de onze niet’, waardoor ze zich gelegitimeerd voelden in hun vaak gewelddadige handelwijze. Voor hun daden en ideologie heb ik geen enkele sympathie, maar ik haal hun slogan aan omdat op een heel ander terrein een variant van die leuze op mij van toepassing is. Ik betrap me op een soortgelijke formulering als ik, met betrekking tot de westerse filosofische traditie, mezelf hoor zeggen: uw filosofie is de mijne niet. 

Ja, kun je zeggen, niet zo schokkend, toch? Dat weten we inmiddels wel, dat mensen over veel dezelfde dingen verschillend denken, dus waarom niet over (delen van) de filosofische traditie? Maar het is sterker dan dat. Ik ben langzamerhand allergisch geworden voor veel gangbare filosofie. ‘Allergisch’ klinkt misschien overdreven, maar ik voel me bemoedigd in het gebruik van dat woord door Marian Slob, de nieuwe Denker des Vaderlands. In een recent interview gebruikt zij ook een dergelijk naar fysieke afweer verwijzend woord: ‘claustrofobie’.

“Stop mij in een klein tentje en ik krijg de neiging om wild om me heen te meppen. Laat me alsjeblieft ademen. Ik wil vrijheid, en ruimte om me heen! Ook mentaal vertoon ik al snel licht claustrofobische reacties. Geconfronteerd met een afgeronde mening of een hermetische opvatting ga ik op zoek naar een scheurtje in zo’n denksysteem, of ik maak er een, zodat er weer wat lucht kan stromen. Zodat er weer een ‘elders’ is. Want er zijn altijd andere manieren mogelijk om uit te drukken hoe het leven ervaren wordt. En ik vind hartstochtelijk dat een mens daar de ruimte voor moet krijgen.” 

“Goed luisteren is lastig, zeker als iemand praat vanuit een ervaringspositie waartoe je zelf geen toegang hebt, bijvoorbeeld omdat je zelf een ander lichaam of een andere geschiedenis hebt. Kennis is altijd gegrond in een specifiek leven en in een specifieke cultuur, en dat maakt dat kennis nooit helemaal te generaliseren valt. In die zin is de universele mens van de westerse filosofie een fabel.”

Met wat Slob hier zegt kan ik volledig instemmen. Maar in het vervolg van het interview komt ze in de buurt van mijn allergie, die kennelijk verder in de afweer gaat dan haar claustrofobie. Mijn allergie betreft namelijk het ‘ik’ als het permanente vertrekpunt van veel gangbare filosofie; ook, of misschien wel juist, als die probeert volledig open te staan voor ervaringen van anderen en zich uitput in empathie. 

Slob: “Tegelijkertijd geloof ik dat mensen in staat zijn om zich heel behoorlijk in te leven in een ander. Als sociale dieren hebben wij de natuurlijke neiging om met elkaar mee te bewegen. En dat vermogen kunnen we ook aanwenden om ons te bekwamen in het oprekken van ons begrip, waardoor we ook ruimte maken voor waarden en ervaringen van anderen. Deze openheid van geest is waar filosofie voor mij voor staat.”

In dit citaat komt duidelijk naar voren hoezeer het ik uitgangspunt blijft voor wat zij filosofie noemt: ook als het gaat om het creëren van ruimte, het oprekken van begrip, het vergroten van empathisch vermogen: het moet allemaal komen van het ik. Nu is inlevingsvermogen nooit verkeerd, ook ik vind dat een blijk van beschaving. Maar tegelijkertijd herken ik in het laatste citaat de overspannen toon van veel filosofische gesprekken van mensen die het allemaal goed bedoelen: het ik moet presteren. En daar ben ik kennelijk allergisch voor geworden.

Hoe meer ik me verdiep in de gangbare discoursen, des te meer bemerk ik dat ik er niet in pas. En dat is niet omdat het zo’n benauwde ruimte zou zijn, want het spectrum is heel breed, dat loopt van socratische gesprekken tot invoelende hermeneutiek. Maar ik mis node de ontspannende gedachte dat er ook Iets Geheel Anders tot ons door kan dringen, een andersheid die zo anders is dat wij het niet kunnen verzinnen. En dat we ons dus ook niet hoeven uit te putten in wat we zelf allemaal kunnen bedenken aan vragen, waarden en proposities. Je hoeft niet (altijd) zelf dat scheurtje te maken, waar Slob over spreekt: een ander zal je weleens midscheeps raken, en daar kun je gewoon op wachten. In ieder geval vind ik vanaf dat punt gesprekken pas interessant worden. En ook wat relaxter.

Zie ook Levinas en empathie.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Uw filosofie is de mijne niet en scrol naar beneden door.

maandag 13 maart 2023

Kunnen dieren handelen?


Kunnen dieren handelen, dat wil zeggen: kunnen zij actor zijn, zoals we van mensen zeggen dat ze actoren zijn? In de laatste aflevering van de workshopserie Werk en Reflectie kwam die vraag aan de orde. Het ging toen over Bruno Latour, en die beantwoordt de vraag bevestigend. Ja, zegt hij, dieren en zelfs planten en dingen hebben een zeker handelend vermogen. Zij vormen met elkaar en met ons, mensen, Actor Networks.

Aan de andere kant, als je strikt logisch redeneert, beantwoord je die vraag ontkennend. Nee, dieren (om het daartoe te beperken) kunnen niet handelen. Want handelen hangt samen met het stellen van doelen, intentionaliteit, en met betekenisgeving. Dat is alleen mogelijk met behulp van taal en ratio, en daarmee voorbehouden aan de mens, zoals Aristoteles al zegt. Het toekennen van betekenis en het expliciet benoemen ervan verloopt altijd via de mens. Dus dieren kunnen geen actor zijn.

Die laatste opvatting klinkt steekhoudend, daar is geen speld tussen te krijgen. Behalve als je die betekenistoekenning door de mens beschouwt als altijd beperkt en tijdgebonden. En daar is veel voor te zeggen, want dieren, planten en dingen geven hun betekenissen niet direct ten volle prijs aan de mens. Ze houden betekenissen voor ons in petto. Zo wisten we bij de uitvinding van de verbrandingsmotor nog niet dat die zou leiden tot opwarming van de aarde, en bij de introductie van de pil dat er een seksuele revolutie uit voort zou komen. We kunnen niet alle mogelijk optredende betekenissen verzinnen en voorzien. Wij mensen zullen door de rest van de wereld verrast blijven worden. Dat kun je wel beschouwen als een soort actorschap dat dieren, planten en dingen ten opzichte van ons hebben.

Zie ook Levinas en Bruno Latour.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Kunnen dieren handelen? en scrol naar beneden door.

vrijdag 3 maart 2023

Troost

Het boek Vertroostingen. Gewone woorden van Dirk de Wachter levert wat het belooft. Doordat de psychiater De Wachter herkenbaar spreekt over de diepe menselijke behoefte aan troost en die behoefte illustreert aan de hand van zijn eigen recente confrontatie met een levensbedreigende ziekte. Op aanstekelijke manier vertelt hij hoe hij troost put uit Bach en Leonard Cohen, uit godsdienstige rituelen, ook al gelooft De Wachter niet meer, en uit zijn liefde voor de stad Parijs. Wat steeds terugkeert als bron van troost is wat hij noemt “het kleine goede”, dat hij met name heeft beleefd tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis. Daar was een schoonmaakster die hem na een slapeloze nacht even aandacht schonk, en daar waren verpleegkundigen en artsen die hem in zijn verdriet serieus namen ook al konden ze de dreiging niet definitief wegnemen. 

Herhaaldelijk verwijst hij, bij die aandacht voor het kleine goede, naar de filosoof Levinas. Want de aandacht die hij kreeg als patiënt, net als trouwens de aandacht die hij zelf als psychiater geeft aan zijn cliënten, heeft niks te maken met het weten van een oplossing of het volledig kennen van elkaar. De troost die daar gewekt wordt komt juist voort uit een niet-weten, uit de erkenning van een andersheid die wel tegelijkertijd de erkenning is van de ernst van het verdriet van de ander. “Waardoor we opnieuw bij Levinas zijn. Hij zegt: ‘De ander is een radicaal andere die ik nooit helemaal kan kennen.’”

Maar heel goed komt Levinas niet uit de verf in zijn verhaal. Dat komt waarschijnlijk omdat De Wachter denkt dat “u, als lezer, geen boodschap hebt aan moeilijke filosofen of abstracte theorieën”. Ook al denkt hij zelf dat filosofie wezenlijk is voor de maatschappij omdat mensen moeten leren nadenken en vragen durven stellen die niet altijd te beantwoorden zijn, hij blijft heel voorzichtig in zijn presentatie van Levinas. Door het over niet meer te hebben dan de waardering voor het kleine goede doet hij de filosoof eigenlijk tekort.

Dat is echt jammer, want in zijn verlangen om het simpel te houden overschrijdt hij een grens, niet in zijn boek maar in een interview in NRC naar aanleiding van zijn boek. Hij gaat daarin zover dat hij Levinas en Heidegger in één zin samenbrengt als filosofen van de ontmoeting die verloopt via het face-to-face: “Voor Heidegger en Levinas is de face à face, het elkaar in de ogen kijken, de essentie van het bestaan.” Dat klopt niet, want één van de dingen die Levinas zijn leven lang hebben beziggehouden is nu juist het onderscheid tussen wat hij noemt het “face-à-face” in het Gelaat van de ander, en het Mitsein van Heidegger. Dat laatste (in het Nederlands: ‘mede-zijn’) ligt volgens Levinas aan de basis van totaliserende tendensen. Hij maakt veel werk van de bestrijding ervan.

Zie ook Sterpsychiaters in de Stopera.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Troost en scrol naar beneden door.