donderdag 25 oktober 2007

Verveling


Het boek “Uit verveling” van Awee Prins helpt mij om bepaalde verschijnselen in organisaties te verhelderen. Ik doel op mijn waarneming dat veel medewerkers primair bezig zijn om de verveling te verjagen. En dat daar meer gelegenheid voor is naarmate die medewerkers hoger in de hiërarchie gevestigd zijn, met navenant funeste gevolgen voor de lager gesitueerde uitvoerende medewerkers en voor de organisatie als geheel.

Van Prins leer ik dat de vervelingverjagers mogelijk nog leven in het illusietijdperk dat in de filosofie al met Nietzsche is afgesloten. Deze mensen geloven nog in een voorgegeven betekenis van het leven, die je kunt vinden als je daar je best maar voor doet en die de verveling verdrijft. Zij menen dat als je maar genoeg kicks opzoekt, ook wel “uitdagingen” genoemd, de immanente zin van het leven vanzelf boven komt drijven. Daarom moet het werk een minimaal intellectueel en esthetisch gehalte hebben, en moet er voldoende afwisseling, spektakel en amusement in zitten. Buitenlandse reizen bijvoorbeeld, of fusies, spiritualiteit of politieke hypes. Je moet je vooral niet te veel bezighouden met elementaire, basale zaken als operationele en administratieve processen.

In mijn waarneming zijn van deze verwaarlozing van het alledaagse de uitvoerende medewerkers de dupe. Zij krijgen niet de aandacht die ze verdienen, simpelweg omdat ze niet interessant zijn. Onvermijdelijk hopen zich bij hen ongenoegen en frustratie op. En dat heeft weer zijn weerslag op de organisatieprestaties.

De boodschap van Prins voor de verveling verdrijvende medewerkers is een harde: verveling is niet te verdrijven. Het leven heeft geen immanente zin, anders gezegd: het leven is niet per se interessant. Vervelend genoeg om daarvan, met reden, in een existentiële crisis te geraken.

Aan de andere kant: voor de verwaarloosde krachten aan de onderkant van de organisatie kan zo’n boodschap goed uitpakken: mogelijk komt er daardoor weer wat oprechte aandacht voor hun werk.
Zou er dan toch zin te beleven zijn in organisaties?

maandag 15 oktober 2007

Ruben Bar Mitswa


Lieve Ruben,

Op de uitnodigingskaart voor jouw bar mitswa staat een babyfotootje van jou. Jij ligt in je trappelzak op de grond en leest een krant met de tekst “Een hardnekkige wil tot weten”. Die foto is echt niet in scène gezet, het was een buitenkansje dat jij daar zo lag en er is meteen een foto van gemaakt.

Ik wil het even hebben over die tekst: een hardnekkige wil tot weten.
Jouw Joodse leraren hebben toen ze die tekst lazen misschien wel gedacht: klopt dat wel voor Ruben? In Joodse les hebben wij hem nooit op zoveel leergierigheid kunnen betrappen.

Ik eigenlijk ook niet. En toch klopt die tekst. Want jouw honger naar kennis over het ontstaan van de aarde, over landen en volkeren en over geschiedenis is groot. En niet te vergeten jouw interesse in het nieuws. Als de Kidsweek in de bus valt en steeds vaker ook de gewone krant, stort jij je daar gretig op. Voor jou geldt wat de Duitse filosoof Hegel zei: Het ochtendgebed van de moderne mens is de ochtendkrant.

Soms denk ik: dat snap ik ook wel. Wat moet je nou met stenen tafelen in een wereld van plastic en aluminium? Je kunt beter zoveel mogelijk harde kennis over de wereld verzamelen dan je bezighouden met eeuwenoude verhalen en mythische verzinsels. Zeker als daar ook nog eens op grote schaal oorlog over gevoerd wordt.

Maar toch is dat te simpel gedacht. Godsdienst gaat ook over diepste betekenissen die mensen ervaren in de wereld. Godsdiensten vertegenwoordigen enorme krachten, ten goede of ten kwade, en het lijkt erop dat onze samenleving dat opnieuw ontdekt.

Ik denk dat de kennismaking die jij ermee gehad hebt, via de Joodse traditie, hele goede mogelijkheden biedt om godsdienst een plaats te geven in de moderne wereld. Ingewikkeld blijft het, maar in de Joodse traditie hoef je je denkkracht niet in te leveren als je godsdienstig wilt zijn. Kritisch denken wordt er nadrukkelijk op prijs gesteld, het wordt als een verdienste gezien om diepgaand over dingen te discussiëren.
Het kan niet anders of je hebt daar de afgelopen dertien jaar iets van meegekregen.

Ik hoop dat je doorgaat met kranten lezen. En dat je doorgaat te leren over de wereld, met alle godsdienstige veelkleurigheid die daarbij hoort. En ik hoop dat de openheid en gevoeligheid van de Joodse traditie je daarbij kunnen helpen.