vrijdag 25 november 2016

Als Heidegger filosofisch deugt...


Toen ik laatst een filosofiedocent vroeg naar zijn favoriete filosoof was zijn antwoord: “Heidegger, helaas”.

Dit antwoord vat goed de spagaat samen waar veel filosofen zich in bevinden: tussen bewondering voor Heidegger als filosoof, en afschuw van zijn nazisympathieën en zijn antisemitisme. Die afschuw werd recent fors gevoed door publicatie van zijn briefwisseling met zijn broer Fritz waarin hij ongeremd antisemitisch tekeer gaat.

De spagaat wordt er alleen maar groter van, want de meeste filosofen menen dat je in de filosofie niet om Heidegger heen kunt. “Hem negeren is eigenlijk onmogelijk, omdat hij zo diepzinnig en invloedrijk is als denker”, zegt filosoof Gert-Jan van der Heiden.

Ik denk dat Van der Heiden daar wel gelijk in heeft. Maar die spagaat zou wel eens mogen leiden tot een andere vraag: als Heidegger filosofisch deugt, deugt de filosofie dan wel? Of op zijn minst: deugt de Westerse filosofie dan wel? Het antwoord op die vraag vereist een onderzoek naar de fundamenten van de Westerse filosofische traditie.

De ironie van dit verhaal is dat het nu precies Heidegger is geweest die iets dergelijks gedaan heeft. Hij heeft inzichtelijk gemaakt hoe schraal eigenlijk de filosofische traditie is vanaf Plato, door een eenzijdige aandacht voor het afstandelijke kennen en vervolgens gebruiken van objecten, uitmondend in een diabolische overheersing door ‘de techniek’. Dit alles onder verwaarlozing, aldus Heidegger, van het basale levensgevoel van een mens, namelijk: er-te-zijn, in deze wereld, met andere mensen.

Het is onmiskenbaar een, misschien wel dé zwakke plek in de Westerse filosofische traditie waar Heidegger de vinger op legt, en dat rechtvaardigt de grote reputatie die hij heeft onder filosofen. Maar de spagaat blijft wel bestaan. Heideggers zwijgen over de Jodenvervolging en zijn antisemitisme zijn hoe dan ook onverteerbaar. Sommigen lossen dat op door de mens en de filosoof in Heidegger van elkaar te scheiden. De méns zou niet deugen, maar de filosoof wel.

Ik vind dat een gekunstelde oplossing, net als Marli Huijers oproep tot het overwinnen van de weerzin, in navolging van Hannah Arendt – ooit Heidegger liefje – die na de oorlog weer contact met hem opnam. Die oplossingen bieden geen serieus antwoord op de vraag.

Wat mij betreft licht Levinas een tipje van de sluier op. Hij zegt: ja, Heidegger heeft de filosofische aandacht terecht verlegd, weg van het afstandelijke, objectiverende en technische kennen van de wereld. Maar hij verruilde dat voor een nieuwe afstandelijkheid: het akelig neutrale Zijn.

Hiermee wijst Levinas een nog omvattender zwakke plek aan in de filosofie, waaraan zowel de Platoonse filosofische traditie als Heideggers remedie daarvoor in gelijke mate mank gaan. Namelijk: het zoeken naar neutrale middentermen waarlangs het begrijpende individu zich de wereld kan toeëigenen en beheersen. Voor Plato en zijn navolgers verliep dat via het kennen van objecten, voor Heidegger via de bemiddeling van het Zijn.

Heideggers Zijn schept misschien meer ruimte dan de Platoons/Westerse gerichtheid op objecten en techniek, maar hij deelt daarmee ook een vernietigende eigenschap. Zijn denken is net zo amoreel, net zo ethisch onverschillig als de klassieke Platoonse focus. Het gaat nog steeds om het (be)grijpen van de wereld, gezien vanuit het autonome individu. Je laten verrassen en gezeggen door de Ander is er nog steeds niet bij.

Daarvoor moet je, volgens Levinas, bij een andere traditie zijn.

Zie ook Waarom Heidegger ons niet verder brengt en Heidegger en de Joden

vrijdag 11 november 2016

Achterlopen


Bestaat er zoiets als vóórlopen of achterlopen van culturen ten opzichte van elkaar? En zo ja, mag je daar dan hardop over praten?

Die beide vragen werden eeuwenlang met ja beantwoord door Christenen met betrekking tot onder andere Joden. Deze laatsten kregen het verwijt dat ze de tekenen des tijds niet verstaan hadden doordat ze Jezus Christus als verlosser hadden afgewezen. Daarom waren Joden vervolgens gedoemd om bijna tweeduizend jaar als levend anachronisme en daardoor als derde rangs mensen door het leven te gaan. Je mocht ze hardop uitschelden voor fossielen.

Tegenwoordig is de kwestie nog steeds relevant, maar dan in de verhouding van de Westerse cultuur tot de Islam of tot zwarte bevolkingsgroepen.

Met betrekking tot Moslims hoor je geregeld de stelling dat het logisch is dat zij achterlopen, omdat de Islam (nog) geen Reformatie of Verlichting heeft doorgemaakt. De fase waarin de Islamitische wereld zich bevindt laat zich het beste vergelijken met die van de Dertigjarige Oorlog, aldus Ian Buruma in NRC. De achterstand zou daarmee vastgesteld zijn op zo’n vierhonderd jaar.

Als het gaat om zwarte culturen woedt er momenteel in de literaire wereld een controverse rondom de afbeelding van zwarten in boeken van witte auteurs. Deze krijgen van zwarte critici het verwijt dat ze gekleurde personages als primitievelingen opvoeren. Zo stoort Anousha Nzume zich aan Robert Vuijsje die een romanfiguur laat zeggen dat je met zwarte vrouwen goede seks hebt, “omdat zij dichter bij de natuur staan”. En Karin Amatmoekrim vraagt zich af, na een bespreking van boeken van onder andere Lionel Shriver en P.F. Thomése, of het nodig is om de karikatuur van de zwarte wildeling opnieuw leven in te blazen.

Dat uitspraken, zoals bovenstaande, over primitiviteit of achterstand als kwetsend ervaren worden door degenen tot wie ze gericht zijn, kan ik goed begrijpen. Je kunt eigenlijk niet veel anders dan die kwetsing serieus nemen, en dus misschien beter niet spreken over achterlopen of ontwikkelingsverschillen.

Toch liggen de zaken niet altijd heel eenduidig. Dat kan blijken uit een uitspraak van Chimamanda Ngozi Adichie die naar aanleiding van Shrivers verdediging van de vrijheid van fictie (dus van de vrijheid om te schrijven over wie en wat ze wil) het volgende opmerkte: “Verhalen bestaan niet in een vacuüm maar in een machtsspectrum. Dus als een witte schrijft over een historisch onderdrukte minderheid, waarvan de leden nog niet afdoende hun eigen verhalen kunnen vertellen, mag je dat als lezer ook bekritiseren”.

Ook in dit argument, ook al is het nu van Adichie, is weer sprake van een ‘nog niet’, dus van een ontwikkeling die minder ver is dan ergens anders. De dimensie van tijd en ontwikkeling is kennelijk niet te vermijden, en daarmee de noties van voorlopen en achterlopen.

Ter relativering daarvan kun je aanvoeren dat culturen kunnen voor- en achterlopen tegelijkertijd. De Joodse traditie geeft ook daarvan een illustratie. Wat eeuwenlang door de Christelijke omgeving als een symptoom van achterlijkheid gezien werd: het verhalend redeneren – dat is in de moderne filosofie weer hip en voorlijk. Omgekeerd vervalt dat hippe rabbijnse denken op veel jesjivot tegenwoordig weer in peilloze diepten van obscurantisme.

Ik zou zeggen: gewoon over praten maar.

Zie ook Bewaak het perspectief

donderdag 3 november 2016

Geen visie


Ze zeggen dat hij geen visie heeft, premier Rutte, en dat zegt hij zelf ook graag. Maar ik heb hem nu toch al twee keer op visie betrapt.

Vorige week meende ik dat daar sprake van was, toen het ging om een poging tot redding van het Oekraïneverdrag na de afwijzing daarvan door het Oekraïnereferendum in april. Rutte toonde openlijk zijn wanhoop over de vastgelopen gesprekken over een reddingsplan in het parlement. “Ik doe in het landsbelang een beroep op de redelijke krachten in dit land. Dit onderwerp is groter dan Nederland alleen, véél groter”, zei de premier op zijn wekelijkse persconferentie. “Nederland maakt een grote fout als wij het Oekraïneverdrag laten ontsporen”. Hij wees op de verbindingen tussen ratificatie van het verdrag, de uitstraling van Europa naar de buitenwereld en de noodzaak om destructieve krachten in Rusland en het Midden-Oosten tot de orde te roepen.

Hier was geen goedlachse manager van de BV Nederland aan het woord, maar een politicus/intellectueel met gevoel voor realpolitiek en tegelijkertijd een besef van de waarden waar Europa voor kan staan. Dat hij niet te koop loopt met deze kwaliteiten en ze pas toont als ze dringend nodig zijn maakt het voor mij nog wat sympathieker. Ik geloof trouwens dat D66 dit visiemoment wel op waarde heeft geschat.

De andere keer dat er onmiskenbaar visie sijpelde door Rutte’s uitspraken was tijdens zijn optreden in Zomergasten, afgelopen augustus. Op zijn verzoek begon de uitzending met een hommage aan de componist Bach, en dat was al een statement op zichzelf. Maar dat werd het nog meer toen Rutte in vervoering sprak over de eeuwenlange doorwerking van Bachs inspiratie. “Mozart, Beethoven, en alles wat erna kwam, het zou er niet geweest zijn zonder Bach”, iets dergelijks liet hij zich ontvallen.

Een zeker gevoel voor datgene wat de enkele mens overstijgt, noem het visie, perspecief, transcendentie – horizontaal of verticaal – is de premier beslist niet te ontzeggen.

Voor de duidelijkheid: ik ben geen VVD-stemmer.

Zie ook Rechts en milieu