dinsdag 4 november 2025

Levinas en Gadamer


Hans-Georg Gadamer (1900 - 2002) staat bekend als de filosoof van de hermeneutiek. Dat wil zeggen: hij wil weten wat er gebeurt als mensen teksten interpreteren, want hermeneutiek is de leer van het uitleggen of interpreteren. Nu mag je van Gadamer teksten heel ruim opvatten, poëzie en andere culturele uitingen ziet hij als zodanig, maar ook een mensenleven is te benaderen als een tekst die je wilt verhelderen. De centrale vraag is steeds: waar is het in die tekst – of in dat schilderij of in dat mensenleven – om te doen? Als Gadamer gevraagd werd om zijn hermeneutische filosofie in één kernzin te karakteriseren antwoordde hij: “Het zou kunnen dat de ander gelijk heeft”. Het komt erop aan, aldus Gadamer, om “vooraf de mogelijke correctheid, zelfs de superioriteit van je gesprekspartner te erkennen”. Of die gesprekspartner nu een mens, een kunstwerk of een tekst is.

Deze nadruk op de ander doet veel mensen denken aan Levinas, omdat in diens filosofie de ander voortdurend centraal staat. Dat wekt de suggestie dat Gadamer en Levinas misschien verwante denkers zijn. En inderdaad, de ander hakt er bij Gadamer, net zoals bij Levinas, beslist behoorlijk in, je leven kan door dialoog ingrijpend veranderen. Kenners van het werk van Gadamer stellen dat voor hem het begrijpen van de ander altijd een kritische vraag naar verandering (in onszelf) met zich mee brengt. De filosoof Bruns legt Gadamer bijvoorbeeld als volgt uit: “We worden altijd blootgesteld aan wat we willen begrijpen. Dat wil zeggen dat we bij het begrijpen van wat dan ook – of het nu gaat om een tekst, de wereld of andere mensen – altijd te maken krijgen met een claim”. Vooral door de woorden ‘blootgesteld’ en ‘claim’ lijken Gadamer en Levinas elkaar wel heel dicht te naderen. Omdat Levinas die woorden gebruikt als hij spreekt over het gezag dat kan uitgaan van het gelaat van de ander.

Toch blijven de posities van Gadamer en Levinas wezenlijk van elkaar verschillen. Een  belangrijk verschil bestaat erin, wat mij betreft, dat Gadamer niet echt geïnteresseerd is in de andersheid van de ander, terwijl het Levinas daar juist om te doen is. Gadamer wil de andersheid eigenlijk omzeilen, of inpalmen. Levinas denkt dat dat niet kan.

Van het omzeilen van verschillen of andersheid is bij Gadamer sprake wanneer een gemeenschappelijke traditie of taal door Gadamer als bemiddelende instantie voor interpretatie wordt neergezet. Wat daar gebeurt, verheldert de filosoof Bernasconi, is dat “men zich plaatst in de situatie van een ander door zich te verheffen tot een hoger universeel niveau, waardoor men niet alleen zijn eigen particulariteit overwint, maar ook die van de ander. Maar deze onttrekking aan de particulariteit door een beroep op taal en traditie is een manier om begrip mogelijk te maken zonder zich rekenschap te geven van een alteriteit.” Gadamer gaat liever voor verbinding dan voor alteriteit. Inpalming van de ander is aan de orde, aldus Bernasconi, in de wijze waarop Gadamer openheid van de gesprekspartners presenteert. Er is wel openheid, maar altijd bedoeld om wat de ander zegt in te passen in het eigen betekenissysteem. Via de tussenkomst van taal en traditie assimileer ik de ander aan mezelf. Het gaat, aldus commentator King om “the reduction of otherness into familiarity” en zo is de dialoog in feite een monoloog.

Levinas vindt, als je het over waarheid hebt (en dat is Gadamers onderwerp, zeker in zijn grote werk Wahrheit und Methode), dan is respect voor de eigenheid en andersheid van de ander cruciaal en voorafgaand aan iedere dialoog. Dialoog en interpretatie kunnen niet zonder, want “waarheid is de beweging naar het absoluut andere”, of het nu tekst is of een andere mens. Voorafgaand aan alle taal is er voor Levinas een fundamentele scheiding tussen mensen, tussen mij en de ander, en die scheiding, zegt King, “is wat taal mogelijk maakt. Taal als relatie ontkent of overwint deze scheiding niet”. Als Gadamer daaraan voorbij gaat is hij, naar de maatstaven van Levinas, te optimistisch over interpretatie, communicatie en dialoog. Hij stelt communicatie dan te makkelijk en maakbaar voor, en zo werkt het niet, aldus Levinas. Let wel, Levinas is ook voor dialoog en interpretatie, maar je kunt volgens hem geen goede dialoog of interpretatie hebben zonder respect voor andersheid.

Het verschil in interesse voor andersheid verraadt een tweede verschil tussen Gadamer en Levinas. Dat verschil gaat over de inzet van hun filosofie. Uiteindelijk gaat het Levinas om ethiek en verantwoordelijkheid, en Gadamer om een vermogen tot kennis en waarheid. Behalve een kwestie van effectiviteit (werkt het of werkt het niet voor het begrijpen) is respect voor andersheid, aldus Levinas, ook een ethische kwestie. Want wat gebeurt er als je niet volledig recht doet aan andersheid? Dan pleeg je geweld. Het is voor Levinas een serieuze vraag of het niet gewelddadig is om, in de woorden van Bernasconi, “verschil of anders-zijn voor te stellen als een probleem dat opgelost moet worden”.

Respect voor als onophefbaar beschouwde andersheid maakt mij op een bijzondere manier verantwoordelijk voor de ander. Bernasconi schrijft: “Als er een gepaste reactie is op de persoon die mij uitdaagt door mij de mogelijkheid tot begrip te ontzeggen, dan ligt die in het feit dat ik mezelf beoordeeld weet en mezelf in dit oordeel bevind, ook al houd ik het  misschien geen moment vol in deze houding”. De gepaste reactie is, met andere woorden, niet om te begrijpen dat ik het niet begrijp, maar om ethisch betrokken te zijn bij de beschuldiging in mijn richting. Per slot van rekening vindt Levinas dát het belangrijkste van alles; kennen vindt hij – ondanks zijn waardering voor dialoog en interpretatie – minder interessant dan verantwoordelijk zijn voor elkaar. 

Gadamer zegt: dat werkt juist niet. Levinas gaat met zijn verantwoordelijkheidsrelatie zo ver dat er geen kenrelatie meer is en ook geen handelingsperspectief meer. Een directe reactie van Gadamer op Levinas is niet bekend, maar King kan zich iets voorstellen bij zijn hypothetische reactie op Levinas: “Gadamers kritiek zou zijn dat Levinas, door het zelf als onvoorwaardelijk verantwoordelijk te beschouwen, het zelf feitelijk berooft van de mogelijkheid om de ander in dialoog te begrijpen. Hij zou vinden dat het zelf geen authentieke relatie met anderen kan hebben als het zelf de enige verantwoordelijke partij is en als de concrete ander niet aan de dialoog deelneemt.”

Je kunt dit een onbesliste controverse noemen, met verschillende antwoorden op de vraag of radicale andersheid een plek moet hebben in waarheidszoekende hermeneutiek. Wel wijzen sommige commentatoren erop dat Gadamer aan het eind van zijn bijzonder lange leven blijkens een aantal uitspraken is opgeschoven naar de positie van Levinas: hij ging meer ruimte maken voor andersheid. In zijn Selbstdarstellung uit 1975 ontbreken die uitspraken, maar een tekst uit 1989 wijst in die richting: “Er zit nog iets anders in de dialogische ervaring, namelijk de mogelijkheid om anders te zijn, die verder gaat dan het bereiken van overeenstemming over wat gemeenschappelijk is”. Evenals de vraag die Gadamer zich in 1985 stelde: “In hoeverre ben ik erin geslaagd de hermeneutische dimensie te presenteren als voorbij het zelfbewustzijn, dat wil zeggen, de Andersheid van de Ander in het begrijpen te behouden en niet simpelweg teniet te doen?” 

Bernasconi is geneigd die vraag ontkennend te beantwoorden want ruimte laten voor andersheid staat haaks op Gadamers theorie. Maar, concludeert Bernasconi, “ook al lijkt Gadamer in zijn theorie het moment van alteriteit te bagatelliseren, dan komt dit mogelijk doordat de praktische hermeneutische ervaring waarvan hij uitgaat en waarvan hij veelvuldig getuigt, die van alteriteit is”. Dat te veranderen in de theorie zou wel eens te moeilijk geweest kunnen zijn. Dus heeft Gadamer het maar gelaten bij losse uitspraken aan het eind van zijn lange leven.

Zie ook Werk en Reflectie over Gadamer.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Levinas en Gadamer en scrol naar beneden door.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten