woensdag 13 mei 2009

Nee zeggen


Denken voor iets anders, dat lukt nog wel. Als de ketting eraf ligt dan is de gedachte snel gemaakt dat die er weer op moet, en de fiets zal niet protesteren. Hooguit moeten nog wat andere onderdelen in de reparatie betrokken worden.

Denken voor iemand anders is veel moeilijker. Als iemand ongelukkig is en je stelt hem voor om iets leuks te doen, dan zal die ander uiteindelijk zelf bepalen of dat een geslaagde gedachte is.

Het succes van denken voor anderen is dus in laatste instantie niet afhankelijk van de denker of de kwaliteit van zijn denken, maar van de acceptatie van degene voor wie hij denkt. Het besef van deze afhankelijkheid kan bij ons een zekere mate van terughouding of verlegenheid teweeg brengen tegenover elkaar.

Op dat verschijnsel wijst René Cuperus in zijn boek De wereldburger bestaat niet. Cuperus signaleert daarin dat in onze samenleving bij sommige middenklasse-groepen veel onvrede leeft. Een antwoord daarop komt in de vorm van flinke uitspraken van populistische leiders. Maar dat antwoord stuit het merendeel van de traditionele elite tegen de borst. Daar doet zich juist het verschijnsel voor van de terughouding. Men weet het antwoord niet precies meer en raakt enigszins geblokkeerd. Laten we vooral niet te veel willen voor de mensen in het land, zo is de leidende gedachte.

Een mooi voorbeeld van dat verschijnsel is de omgang door politici en journalisten met het referendum over de Europese grondwet in 2005. In de aanloop tot het referendum droegen tal van politici, van links tot rechts, aanvankelijk de boodschap uit dat Europa ons heel belangrijke dingen te bieden heeft. Bijvoorbeeld indamming van rivaliteit tussen staten waardoor we al zestig jaar vrede hebben, economische samenwerking en financiële stabiliteit.

Opmerkelijk veel commentatoren reageerden daar destijds afwijzend op. Dergelijke pleidooien werden gezien als schoolmeesterachtig en vernederend voor de aangesprokenen. De mensen in het land wisten heel goed zelf wat ze van Europa vonden en hadden geen lesje nodig van pedante politici. En wat ze in meerderheid van Europa vonden bleek bij de uitslag van het referendum: nee tegen de grondwet.

De vraag die zich hier aandient is: wat staat je te doen als maatschappelijke elite als je het gevoel hebt dat argumenten niet meer tellen? Zoals gezegd, die politici stelden zich vervolgens wat terughoudender op en dat is ook wat Cuperus bepleit: de elite zou beter kunnen luisteren. De terughouding wordt dan expliciet als constructieve politieke attitude omarmd.

Daar is niets mis mee, zegt Pieter van Os in zijn NRC-bespreking van het boek van Cuperus, maar je zult daarna de mensen toch ook iets moeten terugzeggen? Van Os meent dat het daaraan schort.

Ik weet niet of dat waar is. Ten aanzien van Europa bijvoorbeeld hoor ik leidende politici in feite al weer dezelfde argumenten gebruiken die vier jaar geleden niet genoemd mochten worden. Bijvoorbeeld dat Europa kan bijdragen aan vergroting van onze veiligheid en welvaart. Het verschil is dat die argumenten op dit moment lijken te worden geaccepteerd.

Betekent deze vaststelling dat die periode van terughouding een bepaald effect gehad heeft? Ik durf het niet te zeggen. Ik kan alleen maar concluderen dat het denken voor anderen een hachelijke zaak is en ondoorgrondelijke wegen volgt. Want die anderen zeggen soms gewoon nee. Dat heeft waarschijnlijk veel te maken met kwetsuren en gevoelens van vernedering.

Denken voor dieren zit misschien tussen het denken voor dingen en het denken voor mensen in. Je kunt het prettige gevoel hebben dat dieren instemmen met wat je voor ze bedenkt, anders dan stenen of andere dingen. Maar ze kunnen niet echt nee zeggen zoals mensen dat kunnen, dus je kunt ook lekker je gang gaan met voor hen te denken. Misschien ligt daar wel de verleiding van het dierenactivisme.

Zie ook Zie mij eens open zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten