zaterdag 11 april 2009

Bristol


Afgelopen week was ik een paar dagen in Bristol en het was leuk om daar te zijn. Hoewel je kon zien dat de Tweede Wereldoorlog er behoorlijk had huisgehouden was er genoeg om van te genieten. Pittoreske straatjes, pleinen en huizen en vooral het Waterfront: de oude kades en gerestaureerde pakhuizen met trendy restaurants en terrasjes.

Ik voelde daar wat je wilt voelen in een oude, historische stad. Verbondenheid met voorgaande generaties, met een bepaalde cultuur, in dit geval die van een zeevarende bevolking. Het beleven van die dingen is een manier om je thuis te voelen op deze wereld.

En dan ineens verandert er iets. Je verdiept je wat meer in de geschiedenis van de stad. Je realiseert je dan dat Bristol niet alleen de poort was naar de Nieuwe Wereld maar ook de basis van de Engelse slavenhandel.

Dan is Bristol plotseling een minder goede plaats. Mooie straatjes verliezen hun onschuld. Het je thuis voelen krijgt concurrentie van een soort ongemak.

Is dit niet wat met onze cultuur in het groot ook is gebeurd? We voelden ons redelijk ongecompliceerd thuis in ons Europa, zeker tot aan de Eerste Wereldoorlog. Daarna is er iets geknapt, allereerst door de verschrikkingen van de Belgische en Noord-Franse loopgraven, maar meer nog door die van de Tweede Wereldoorlog.

Sindsdien is ons vermogen om ons thuis te voelen in Europa niet meer wat het geweest is. Huizen, spoorwegen, landschappen zijn niet alleen meer mooi en vertrouwd, ze kunnen nu ook schuldig zijn. Vanuit het verleden zijn ze besmet.

Ik stem niet in met Adorno die zei dat na Auschwitz poëzie niet meer mogelijk is. Net zo goed als van lekker eten of goede sex kunnen we iedere keer opnieuw genieten van poëzie en mooie muziek. Maar dat volledige, vanzelfsprekende thuis-zijn-in-de-wereld, dat heeft wel een knauw gekregen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten