vrijdag 4 december 2009

Weerbarstige woorden


Het valt op als doorgewinterde lezer-schijvers blijven haken aan bepaalde teksten. Zij zijn gewend om grote hoeveelheden letters soepel tot zich te nemen dan wel te produceren. Dan is het wel interessant om te zien waar dat even stokt.

Ik meende dat stokken laatst een paar keer waar te nemen, bij Ger Groot en bij Bert Keizer, die beide naar mijn idee gerekend kunnen worden tot die categorie van productieve lezer-schrijvers.

Ger Groot besprak een tijd geleden in Trouw Karl Barths De brief aan de Romeinen. Hij stuitte daarin naar eigen zeggen op een werkelijkheid die hij niet begrijpen kan, maar ook niet kan negeren. Hij noemt het een even schandalig als onmisbaar boek. De Romeinenbrief is fascinerend en schrikwekkend, zegt hij, daarmee zijn toevlucht nemend tot bijna bijbelse karakteriseringen. In ieder geval is het iets anders dan de vele filosofisch-literaire teksten of – vaak Spaanse – romans die hij met een zekere regelmaat bespreekt.

Een tijdje later beschreef Groot een soortgelijke ervaring, nu bij het lezen van Kierkegaards Het begrip Angst. Kierkegaard presenteert daarin aanstootgevende gedachten op een onaangepaste, vreemde manier, aldus Groot. Verrassing levert het wel op, maar het lezen ervan is een ongemakkelijk avontuur.

Bert Keizer werd onlangs, zo beschreef hij, naar de strot gegrepen door een biografie: die van Kafka, geschreven door Reiner Pach. Het lezen van dat boek, in combinatie met een bezoek aan de Pinkassynagoge in Praag, viel hem zo zwaar dat hij overwoog om het boek weg te leggen. Totdat hij bedenkt: er zijn dingen die je niet mag vergeten.

En ergens anders spreekt hij over waarheid als iets wat zich niet negeren laat; als iets waar je nog last van kunt krijgen als je het wel negeert. En hij voegt daaraan toe: dat onverbiddelijke nee van de werkelijkheid, daar zijn theologie, filosofie en ook veel literatuur slechts matig mee bekend. Die genres zijn daardoor niet op slag waardeloos, maar het ontbreekt daar wel aan de pittige mogelijkheid van een realitycheck. “Wat men daar beweert maakt in belangrijke mate niks uit”.

In deze gedachte – dat de genoemde genres een fundamentele existentiële ervaring buiten beschouwing laten – ligt naar mijn mening een aanknopingspunt met een discussie die al enige tijd gevoerd wordt, vooral in de NRC. Namelijk over de vraag naar de relevantie van veel van onze literatuur.

Een terugkerende constatering in dat debat werd onlangs samengevat door Margot Dijkgraaf onder de kop: "Westerse literatuur is meestal vrijblijvend". Zij stelt vast dat geëngageerde, op de maatschappij betrokken romans zeldzaam zijn in de hedendaagse Westerse literatuur. Bloeden, strijden en vechten doen wij literair het liefst uit de tweede hand, via Multatuli of Bertold Brecht. Voor ons fungeert een boek in belangrijke mate in de functie die boeken voor A. F. Th. van der Heijden naar eigen zeggen hadden toen hij in zijn tienerjaren aan zijn literaire carriere begon: zij bieden ontsnapping uit de werkelijke wereld door het verblijf in een fantasiewereld.

Dat is in andere delen van de wereld wel anders, zegt Dijkgraaf. Dat heeft veel of alles te maken met de kwalijke politieke en burgerrechtelijke situatie in veel andere landen. Terwijl Westerse auteurs het zich kunnen permitteren in hun werk enigszins vrijblijvend te zijn en hun eigen belangstelling kunnen volgen, hebben schrijvers in een groot deel van de wereld die vrijheid niet of nauwelijks.

Maar de geëngageerde Indonesische schrijfster Ayu Utami wil ook eigenlijk niet anders: “Ik vind het erg moeilijk mijn angsten, mijn rusteloosheid te behouden zonder geëngageerd te zijn in een of ander sociaal gevecht. Je moet altijd bronnen buiten jezelf vinden om je drive tot het schrijven te bewaren”.

Misschien ligt daar wel een sleutel tot interessante literatuur.

Zie ook: Leiderschap

Geen opmerkingen:

Een reactie posten