donderdag 26 maart 2020

Nationaal zelfbeeld


Zo’n tijd als we nu meemaken nodigt uit tot het vellen van oordelen over onszelf en onze reacties op de coronabedreiging. Die oordelen kunnen heel verschillend uitvallen. We zouden zo’n prettig nuchter volk zijn, of juist overdreven gealarmeerd – zie de hamsteraars. We zouden op een gezonde manier eigenzinnig zijn (vooral Amsterdammers), of asociaal ongedisciplineerd, of dat alles tegelijkertijd.

Van al die typeringen herken ik wel iets, dus ik ben er niet echt door verrast. Ik denk ook dat ieder land een mix heeft van die uiteenlopende reacties, en dat per saldo landen in hun gedrag best veel op elkaar lijken.

Maar juist daarom was ik toch verrast om Nederland genoemd te zien in één adem met Engeland en Amerika. Als het gaat om de maatregelen tegen het virus zegt de Vlaamse hoogleraar Paul Verhaeghe: “Ook zeer opvallend is dat bepaalde landen uitdrukkelijk achterblijven en andere keuzes maken: de VS, het VK en Nederland. Zou het toeval zijn dat net deze landen de neoliberale ideologie het hoogst in hun vaandel voeren? De onzichtbare hand waar ze nu op hopen, heet ‘herd immunity’ (natuurlijk in het Engels, dé taal van het neoliberalisme), als schaamlapje voor het klassieke ‘laissez-faire’: niks doen, ‘de’ economie zou eronder lijden, het waait wel over.”

Zo kun je kennelijk ook tegen ons land aankijken: als volledig in de greep van neoliberalisme en marktideologie. Maar zo beleef ik het zelf toch niet. Het is waar, vanaf midden jaren negentig waaide hier een neoliberale wind, maar dat gold voor meer continentale Europese landen. En het is ook waar dat we al tien jaar een VVD-geleid kabinet hebben met een premier die de tijdgeest soms niet helemaal aanvoelt als het over Europa of belastingen gaat.

Maar hij laat zich op die terreinen ook terugfluiten, en hij en zijn VVD nemen de laatste tijd woorden in de mond zoals ‘volkshuisvesting’ en ‘ziektekostenverzekering voor iedereen’ die we allemaal nog kennen van de bloeitijd van de verzorgingsstaat. Dat maakt verbinding mogelijk met meer links gerichte stromingen. Los daarvan: er klinkt een soort basisvertrouwen in door, van burgers die mogen rekenen op de overheid. En omgekeerd, zoals blijkt uit het beroep op ons gezond verstand tijdens de crisis, van de overheid op de burgers. Dit is echt het VK of de VS niet.

Verder zijn inmiddels de antivirusmaatregelen bij ons zo opgevoerd dat het verschil met bijvoorbeeld België en Frankrijk niet zo groot meer is.

Zie ook Adrenaline

vrijdag 20 maart 2020

Curieuze mix


Altijd weer als ik Hannah Arendt lees treft me in haar opvattingen een eigensoortige mengeling van klassieke Duitsheid en Joodse inspiratie.

Op dit moment lees ik teksten van Arendt over vluchtelingen en mensenrechten. Daarin ruist je aan de ene kant de verhevenheid tegemoet van het klassieke Duitse Bildungsideaal dat rechtstreeks afkomstig lijkt te zijn van Goethe en Von Humboldt. Ook als het over vluchtelingen gaat, of misschien wel juist dan, meent Arendt dat de mogelijkheid om te handelen gegarandeerd moet zijn, en daaronder verstaat zij dat de mens “zichzelf kan openbaren door uiting te geven aan zijn kwaliteiten, talenten en tekortkomingen” ten overstaan van andere mensen. Door te handelen onderscheidt een mens zich van anderen, het is “the disclosure of the agent in speech and action”. Pas dan doet hij ertoe.

Primair denkt Arendt daarbij aan politiek handelen, maar het kan breder opgevat worden. Dat moet ook wel als het om vluchtelingen gaat zonder politieke rechten, dus dan geldt de omschrijving: overal waar mensen met elkaar bezig zijn hun samenleven vorm te geven handelen zij. En dat gebeurt ook in een azielzoekerscentrum.

Nu is in heel Arendts oeuvre het handelen een centraal thema, dus langs die weg is het begrijpelijk dat zij de mogelijkheid tot handelen beschouwt als een mensenrecht, misschien nog wel basaler dan bed, bad en brood. Ze stelt dat een leven zonder handelen onmenselijk is. Niettemin, door de gebruikte woorden waan je je even in Weimar in plaats van in Ter Apel.

Daar staat tegenover dat Arendt in deze zaken op een on-Duitse manier pragmatisch is. Ze grijpt in haar betoog op geen enkel moment terug op metafysica, op eeuwige essenties of onwankelbare fundamenten. Daar is ze wars van, ze vraagt zich simpelweg af: wat hebben vluchtelingen het hardste nodig. Niet op grond van een metafysisch waardenstelsel, maar op grond van wat het betekent om mens te zijn. Zo komt ze bij handelen uit.

Nog duidelijker Joods geïnspireerd vind ik Arendts nadruk op het belang van het deel uitmaken van een overzichtelijke gemeenschap waarin jij en jouw stem ertoe doen. Handelen doe je namelijk, aldus Arendt, nooit in je eentje. Pas als onderdeel van een gemeenschap bevindt een mens zich in een situatie waarin hij zich als handelend en politiek wezen kan onderscheiden.

Politiek gezien was dat voor Joden gedurende grote periodes in de geschiedenis niet weggelegd. Zij stonden veelal buiten de samenleving waar politiek gehandeld werd. Maar die situatie maakte dat het belang van gemeenschap scherp in het Joodse bewustzijn werd gegrifd.

In de eerste plaats doordat ze als Joden hun eigen gemeenschappen konden blijven vormen waaraan ze gezamenlijk gestalte gaven. Op die manier garandeerden zij voor zichzelf de ruimte voor het mensenrecht ‘handelen’.

In de tweede plaats doordat ze als buitengeslotenen het belang op waarde wisten te schatten van deelname aan de omringende burgerlijke samenleving, misschien wel beter dan veel niet-Joodse burgers. Niet voor niets gingen Joden, toen rond 1800 overal de gettomuren werden afgebroken, gretig deelnemen aan die samenleving.

Om die redenen noem ik Arendts speciale aandacht voor het aspect van de gemeenschap een Joodse invloed. Aandacht daarvoor past, voor zover ik weet, niet gemakkelijk in de Bildungstraditie waar Arendt voor het overige veel uit put. De Duitse idealisten waren toch vooral vol van zelfontplooiing en artistieke ontwikkeling volgens het model van de Renaissance-mens.

Al met al een curieuze mix.

Zie ook Hardnekkig dualisme

donderdag 12 maart 2020

Behapbare aantallen


Hopelijk is het coronavirus van tijdelijke aard. Dan nog kan het knap gevaarlijk zijn en veel schade aanrichten. Maar het zal een keer klaar zijn.

Dat kun je waarschijnlijk niet zeggen van het vluchtelingenprobleem. Aan de Turks/Griekse grens is dat op dit moment acuut, maar daarnaast is het niet aflatend actueel in het hele Middellandse Zeegebied, in Afrika en veel andere gebieden van de wereld.

Om dat probleem voor mezelf behapbaar te maken, wil ik het in dat verband over aantallen kunnen hebben. Dan bedoel ik bijvoorbeeld: aantallen van mensen die er het slechtst aan toe zijn, of aantallen die wij in redelijkheid zouden kunnen opvangen.

Het venijn van die wens zit in de implicaties ervan. Dat betekent immers per definitie dat niet meer, over de hele linie, compassie leidend is. Je gaat dan onderscheid maken tussen vluchtelingen die het erg of minder erg hebben. Die laatste laat je buiten beschouwing. Weg compassie.

En je kijkt naar wat je aankunt. Voor hoeveel mensen hebben we capaciteit? Wel zo realistisch maar jammer voor wie daar buiten valt.

Die inperking van de compassie zal de reden zijn dat in sommige kringen het praten over aantallen hulpbehoevenden als ongepast wordt gezien. Zijn het er een miljoen? Dan zijn het er een miljoen! Iedereen moet geholpen worden, punt uit. Daar passen geen overwegingen van uitvoerbaarheid.

Deze categorische opstelling wordt, behalve door het ideaal van compassie, mede gelegitimeerd door zeventig jaar mensenrechten-denken. Dat is primair een juridisch denken in termen van absolute menselijke rechten, en dat houdt zich per definitie niet met uitvoerbaarheid bezig. De voorzichtigheid in het spreken over aantallen komt ongetwijfeld ook daar vandaan.

Maar die voorzichtigheid helpt ons niet bij de creatie van draagvlak voor opvang van vluchtelingen. Als alleen de optie van totale compassie voor alle vluchtelingen openstaat wordt het gauw een keuze tussen alles of niets, en dan wordt het voorspelbaar niets.

Wat betekent dat concreet? Onder meer dat ik geen petitie zal ondertekenen waarin opgeroepen wordt tot opvang van een miljoen vluchtelingen. Ik denk eerder in aantallen van tienduizenden.

En het betekent dat ik graag het initiatief van de stad Leiden zou ondersteunen. Vorige week donderdagavond was Leiden de eerste stad die een concreet opvangaanbod deed voor 25 kinderen in reactie op de Griekse noodoproep om 2500 alleen reizende kinderen die vastzitten in opvangkampen elders in Europa te herplaatsen. Het idee achter het Leidse aanbod is dat als genoeg Nederlandse steden hulp aanbieden om samen vijfhonderd tieners op te nemen, de regering wel overstag moet gaan om dat toe te staan.

2500, 500, 25, dat zijn behapbare aantallen. Burgemeester Lenferink van Leiden schuwt zulke calculerende termen niet: “De aantallen zijn ook heel overzichtelijk. Als Nederland vijfhonderd kinderen opneemt die zonder volwassenen reizen, dan beginnen wij met 25. Dat kunnen we aan”.

Inmiddels heeft premier Rutte, in zijn ‘heerlijke volkse spontaniteit’, al laten weten dat daar geen sprake van kan zijn. Maar Lenferink geeft niet op: „Het gaat om een relatief klein aantal jonge vluchtelingen. Dat moeten we met elkaar kunnen oplossen. Het zou zeer betreurenswaardig zijn als het kabinet daartoe niet bereid is”. En ronduit beschamend.

Zie ook Herhaling van zetten en Mensenrechten, pragmatisch bekeken

vrijdag 6 maart 2020

Aalst


Een interessant commentaar, deze keer, van Esther Voet in het Nieuw Israëlitisch Weekblad. Het was gesteld in de vorm van een open brief aan Geert Wilders en Thierry Baudet.

Voet spreekt hen aan op hun zwijgen over de antisemitische karikaturen op de carnavalswagens van Aalst. Maar vooral op hun zwijgen over de enthousiaste verdediging van die karikaturen door hun achterban en geestverwanten. “En verschuil je niet achter hun vrijheid van meningsuiting, want jullie hadden, gebruikmakend van diezelfde vrijheid, ook je walging kunnen uitspreken.”

Wellicht is het wat naïef van Voet om steun te verwachten uit die hoek. Wilders en Baudet hebben al lang laten zien geen enkele principiële moeite te hebben met discriminatie en haatzaaien. En ook dat ze dat vooral opportunistisch inzetten, meestal tegen Turken en Marokkanen, maar waarom ook niet tegenover Joden?

Ik vraag me regelmatig af wat de betekenis is van de term ‘Joods-Christelijk’ die Wilders en Baudet zo graag gebruiken. Er moet bijna wel een strijdigheid zijn met de zuiverheid van eigen volk en beschaving die zij bepleiten, van vreemde smetten vrij. Het zou best kunnen dat hun gehechtheid aan die term voortkomt uit een diepe bewondering voor de etnische staat Israël, en zijn militaire en economische kracht. Als het daarentegen gaat om multicultureel Nederland zijn ze snel bereid om de Joden – van vreemde herkomst immers – te laten vallen.

Het is jammer, en een beetje potsierlijk, dat Voet haar commentaar afsluit met het dreigement in de trant van ‘Pas maar op, want wij Joden zijn zo slim!’.

Ten eerste is dat niet waar. Net zoals we niet allemaal rijk zijn, zijn we beslist niet allemaal slim. Ik erger me bijvoorbeeld regelmatig aan Israëlische leeghoofden die zeggen niet zelf te hoeven nadenken, omdat ze achter de sterke man Bibi aan kunnen lopen, want “wat Bibi doet is altijd goed.”

Ten tweede zij wij in Nederland met zo weinig dat de opportunisten Wilders en Baudet met ons geen rekening hoeven te houden als ze dat ineens niet meer willen.