zondag 6 september 2009

Sartre, Levinas en het café


Het café was Sartres habitat. Hij werkte er en observeerde er zijn medemensen. Hij kreeg er zijn ideeën en het bood een decor voor illustraties van zijn denkbeelden.

Levinas moest er niets van hebben. Hij is nooit betrapt op een terrasje en hij omschrijft het café ergens streng en afkeurend als “een open huis, gelijkvloers met de straat; de plaats van het comfortabele samenleven, zonder wederzijdse verantwoordelijkheid. Men komt er niet om iets te doen, men gaat er zitten terwijl men niet moe is, men drinkt er zonder dat men dorst heeft”.

Nu hoeft deze tegenstelling tussen Sartre en Levinas niet zo te verwonderen, want veel van hun andere denkbeelden zijn ook tegengesteld. Dat geldt bijvoorbeeld voor de menselijke blik die voor Sartre het voertuig is van overheersing over anderen en voor Levinas van geraakt te worden door een ander. Of voor de omarming door Sartre van totalitaire systemen, terwijl Levinas niet anders doet dan daarvoor waarschuwen.

Het opmerkelijke is dat de inspiratie voor hun beider denken aan dezelfde bron ontspringt, namelijk de filosofie van Edmund Husserl. Deze filosofie zocht naar het serieus nemen van concrete ervaringen en concrete betekenissen binnen het denken.

Grappig genoeg vond Sartres kennismaking met Husserl in het begin van de jaren dertig plaats in een café. Zijn vriend Raymond Aron wees hem daar op een glas op de tapkast en vertelde hem dat de Duitse filosoof Husserl zodanig kon praten over zo’n glas dat het filosofie werd. Dat sprak Sartre onmiddellijk aan. Voor hem vormen de dingen in hun ondoordringbaarheid (zelfs als ze doorzichtig zijn als glas) de grootste concreetheid. Dus moest filosofie in ieder geval daarover gaan. Alle objecten worden daarmee interessant, ook die in een café. Dat in het café (in ieder geval in Parijs) ook de mensen object worden en ondoordringbare buitenkant, maakt het café alleen maar interessanter voor hem.

Levinas heeft daar niets te zoeken. Ook hij is, in het voetspoor van Husserl, op zoek naar het concrete. Maar het meest concrete voor hem is geraakt te worden door anderen; dat heeft de grootste betekenis. Maar dat is precies wat in Sartres café niet gebeurt. Want in het Parijse café heerst wat Ger Groot noemt een sfeer van doelloosheid en bijna agressief individualisme. Levinas noemt het ook wel een niet-plaats voor een niet-gemeenschappelijkheid, voor een samenleving zonder solidariteit, een gemeenschap van het louter verstrooiende spel.

Nu moet ik zeggen dat deze karakterisering van het Parijse café voor mij enigszins nieuw is. Ik had me tot nu toe van de horeca aan de Rive Gauche in de jaren veertig en vijftig een wat romantischer voorstelling gevormd. Van terrasjes en kelders en café’s waar mensen tot diep in de nacht met elkaar in gesprek waren en waar intensieve, intellectuele ontmoetingen plaatsvonden.

Zo was het dus niet, maar dat zou wellicht meer naar Levinas’ smaak zijn geweest. Misschien had hij eens - althans voor de gemoedelijkheid - een Amsterdams bruin café moeten proberen.

Zie ook De dingen en de mensen en Levinas en Bergson

1 opmerking:

  1. In de colleges post-moderne filosofie aan de EUR herinner ik me een fraaie anecdote over terras en cafe...

    Ik ging zitten bestelde een glas rode wijn. Keek mijn vriendin aan en stak een Gauloise op. Luister schat... ik weet het niet meer, ik denk aan zelfmoord. Het heeft allemaal geen zin. Alleen ik aarzel over het moment, wanneer zal ik er een eind aan maken? Vandaag of morgen?
    De docent keek ons vrolijk aan en zei... kijk dat is nu existentieel denken, het is er op of er onder.
    Vond het een schitterend voorbeeld, goed gevonden.
    Gezellig over de dood praten met een goed glas wijn, leuk!

    BeantwoordenVerwijderen