donderdag 31 juli 2014
Nu niet meer
Gaza, het is een schrijnend ongelijke strijd.
Maar vreemd genoeg door beide partijen gewenst.
Door het slachtoffer, ik weet niet waarom.
Door de dader, ik wist wel waarom, maar nu even niet meer.
Zie ook Gaza
donderdag 24 juli 2014
Snap ik niet
Daar hoort overigens niet de huidige militaire actie bij om de raketaanvallen vanuit Gaza weer voor enige tijd in te dammen. Want die kan ik – hoe onverteerbaar het oorlogsleed ook is – wel begrijpen. Geen enkel land, democratisch of niet, kan zich zo maar laten beschieten terwijl het wel over de middelen beschikt om de beschietingen te stoppen. Vroeg of laat zal het die middelen inzetten. Dat vindt niemand leuk, dat snap ik ook, maar kennelijk is vechten zowel voor Hamas als voor Israël op dit moment de moeite waard.
Een van de dingen die ik níet snap is de nonchalance waarmee Israël de bezetting van de Westbank maar laat voortduren, en zelfs actief verstevigt. Ik kan het niet anders zien dan dat de illegaliteit daarvan, gecombineerd met de vernederingen voor de Palestijnen, een serieuze bedreiging vormt voor Israëls toekomst.
Wat ik verder nooit gesnapt heb is de onbekommerdheid waarmee Israël zich de steun laat welgevallen van de Christen-zionisten zoals Amerikaanse Evangelicals of Nederlandse Christenen voor Israël. Uit opportunistisch, korte-termijn oogpunt kan ik dat nog wel begrijpen. In een wereld met veel tegen Israël gerichte vijandigheid ben je blij met iedere steun die beschikbaar is.
Maar de vraag is of dat opportunisme wel slim is. Ik denk van niet. Allereerst omdat die steun fundamentalistisch geïnspireerd is. Kenmerkend voor de bedoelde groeperingen is hun geloof in het gezag van de Bijbel, en die leggen zij zo uit dat de staat Israël daarin verschijnt als door God gewild, want als voorbereiding op de wederkomst van Christus op aarde. Dit komt mij voor als een wezensvreemd motief binnen het seculier-Joodse project dat Israël in hoofdzaak was en is. Als motieven zo ver uit elkaar liggen moet je voorzichtig zijn met het aanhalen van de banden.
Een tweede reden vloeit voort uit dat fundamentalisme. Want dat impliceert dat het de Christen-zionisten niet primair gaat om de Joodse zaak, maar om een idee dat gekoppeld is aan hun theologie. Bij het ontbreken van een intrinsieke, menselijke betrokkenheid kan een omslag in die theologie of Bijbeluitleg zomaar leiden tot een omslag in houding. Enthousiasme voor de Joodse staat kan dan veranderen in onverschilligheid of zelfs vijandigheid.
Zoiets lijkt zich op dit moment in bepaalde Evangelicale kringen inderdaad voor te doen. Daar is sprake van een terugkeer naar de good old ‘vervullingstheologie’. Die houdt in dat, met Jezus, het Koninkrijk Gods gevestigd werd op aarde en de geschiedenis werd vervuld. Het Joodse volk heeft volgens die visie voor God geen betekenis meer en de staat Israël al helemaal niet. Uit dit soort theologie is voor de Joden al eerder veel ellende voortgekomen.
Voordat je gaat geloven in de oprechtheid van je supporters is het belangrijk om te weten met wie je te maken hebt en wat hun motieven zijn. Dat zouden Joden toch moeten snappen.
Zie ook De gelaagdheid van Ari Shavit en Precies genoeg
vrijdag 18 juli 2014
Elitair ongemak
De gemiddelde administratief medewerker op een doorsnee kantoor zetelt vandaag de dag aangenamer dan de bevoorrechte klasse ooit gedaan heeft.
Deze gedachte overkwam me toen ik afgelopen dagen, gezeten aan een stevig bureau in een ouderwetse bestuurdersstoel, wat leeswerk deed.
De stoel zag er statig uit met zijn leren bekleding en sierlijke ornamenten. Daarbij was hij zeer stevig en bijna niet te tillen.
Het voelde beslist vorstelijk om me daarin neer te zetten, maar ik merkte al snel dat ik ging verschuiven en verzitten. Het leer gaf wel mee maar, ongeacht welke houding ik probeerde, echt aangenaam werd het niet. De gebeeldhouwde maar harde stoelleuningen droegen bepaald niet bij aan een gevoel van zitcomfort.
Op een gegeven moment had ik er genoeg van. In de kamer stond ook een moderne bureaustoel en daar ging ik op zitten. Je weet niet wat je meemaakt aan comfortverschil op zo’n moment. Die bureaustoel is werkelijk een wonder van gemak.
Je mocht vroeger dan bestuurder of notabel zijn, dacht ik, maar daar moest je kennelijk ook heel wat voor aflijden op die grote indrukwekkende stoelen. Hoe zou het voelen in de Ridderzaal? Die tronen ogen ook niet echt comfortabel.
Zie ook Orde en (On)reinheid
vrijdag 11 juli 2014
Precies genoeg
Deze door Jan Ramaker uit Tiel ingezonden brief in Trouw deed me wel wat. Maar wat dan precies?
Allereerst trof mij een onjuistheid, namelijk de volgende: De drie Israëlische tieners waren kolonisten. Zij woonden in een illegale nederzetting op Palestijns grondgebied.
Dat klopt niet. Naftali Frenkel en Gilad Shaar woonden in Modi’in, Eyal Yifrah woonde in Elad. Modi’in en Elad zijn steden in Israëls Centrum-district, beide binnen de Groene Lijn. Daar kun je niet precies genoeg in zijn.
Wel gingen zij naar school in bezet gebied. Naftali en Gilad in Kfar Etzion, Eyal in Hebron. Ze gingen dus naar scholen die zich niets aantrekken van een Groene Lijn. Daar kun je niet precies genoeg in zijn.
Verder bleef ik haken aan de uitspraak Als hun ouders gewoon in Israël waren blijven wonen, waren ze nog in leven. Die zou je, gezien het voorgaande, dus moeten wijzigen in de uitspraak “Als de jongens gewoon in Israël naar school waren gegaan, waren ze nog in leven”. Met als toevoeging dat dat pas geldt sinds de afscheidingsmuur is gebouwd, want voor die tijd vielen er een paar honderd terreurdoden per jaar en was je ook binnen de Groene Lijn op weg naar school je leven niet zeker.
Tenslotte ben ik gewoon touché door de wrange waarheid dat Toen half mei twee Palestijnse tieners uit Ramallah zonder enige reden door het Israëlische leger werden doodgeschoten, was er niemand die zijn verontwaardiging uitte. Ook in het tonen van je verontwaardiging kun je niet precies genoeg zijn.
Zie ook De Groene en de Rode Lijn, Het nieuwe Midden-Oosten en Palestijnse Staat
vrijdag 4 juli 2014
Onze Grondwet
Patrick van Schie, directeur van de Teldersstichting, stelt voor om een artikel van de Grondwet te schrappen, namelijk nummer 90 dat als volgt luidt: “De regering bevordert de ontwikkeling van de internationale rechtsorde”.
Van Schie’s motief voor dit voorstel is dat het artikel de Nederlandse naïviteit voedt in internationale zaken van machtspolitiek en een wereldvreemd utopisme stimuleert. Het is, zo zegt hij met het oog op de brute Oekraïne-politiek van Poetin en het misbruik door onder andere Rusland en China van VN-instituten, al lang tijd om daarvan terug te komen.
Ter vervanging van artikel 90 stelt Van Schie een nieuwe bepaling voor, en wel de volgende: “De Nederlandse regering heeft in de buitenlandse en in de EU-politiek primair tot taak de behartiging van het nationaal belang in strikte zin”, waarmee hij doelt op elementaire staatstaken als handhaving van de vrijheid en de onafhankelijkheid van ons land en zijn burgers.
Ik vind het gebruik van de woorden “in strikte zin” wel verfrissend. Want daar hangt gauw een taboe omheen, maar goed beschouwd is het een historische prestatie van formaat om op een beperkt grondgebied als tevreden natie samen te leven, en dat mag best eens gezegd worden. Zeker als de gerichtheid op eigenbelang enigszins verzacht wordt door een tweede, aanvullend artikel dat Van Schie voorstelt. Daarin zou moeten worden bepaald dat de Nederlandse regering de vestiging, versteviging en verdediging van vrije democratische rechtsstaten steunt.
Maar toch mis ik wat. Want zoals de oude tekst getuigde van of aanzette tot een houding van naïviteit doet zijn nieuwe, eerste tekst dat ook. Het ‘nationaal belang in strikte zin’ is inmiddels namelijk een volstrekte abstractie geworden, daarvoor zijn we immers te zeer verweven geraakt met andere landen, en via duizenden draadjes van financiële, energiepolitieke en economische aard verbonden met Europa.
Dus om alle aandacht te concentreren op het nationaal belang zoals Van Schie voorstelt is niet minder wereldvreemd dan het voorafgaande idee van utopisch universalisme waar hij vanaf wil. Om zijn voorstel wat realistischer te maken zou ik het daarom adekwaat vinden om de formulering van Van Schie uit te breiden met de bepaling dat we ook gehouden zijn het Europese belang ‘in strikte zin’ te bevorderen.
Dat zou recht doen aan een aantal feitelijke werkelijkheden. Bijvoorbeeld aan de inmiddels door velen onderkende noodzaak om een gezamenlijk Europees defensiebeleid en leger te vormen; aan het feit dat Europa is opgebouwd uit tevreden democratieën met, zoals Van Schie terecht zegt, hun specifieke belang bij rust en vrede; en aan een cruciale constatering van Van Schie: “mensen buiten West-Europa handelen niet alleen anders, maar ze denken ook heel anders”.
Je komt zo wel uit bij de paradox dat bescherming van mogelijk universele waarden beter gewaarborgd is via Europese, regionale samenwerking dan door de traditionele oriëntatie op mondiale samenwerking.
Zie ook Eng en Lang leve Europa!
Abonneren op:
Posts (Atom)