vrijdag 25 november 2022

Rusland en China


Er  bestaat een categorie landen die je, gezien hun gedrag, tiranniek, moorddadig, autoritair, mensrechtenschendend en imperialistisch moet noemen. Naast andere landen behoren Rusland en China wat mij betreft tot die categorie.

Als het zo massief hopeloos is met die landen dan is het opmerkelijk dat ik geneigd ben om binnen die categorie toch nog een nader onderscheid te maken. Met name tussen Rusland en China: mijn intuïtieve oordeel over China is net iets positiever. Dat heeft er denk ik mee te maken dat Rusland bij al die andere kwalijke eigenschappen ook nog eens een zwaar soort nihilisme vertoont. 

De toekomst kan er voor Rusland – of eigenlijk moet je zeggen: voor Poetin en zijn slavofiele kliek – maar op één manier uitzien: als die van een glorieus continentaal imperium van Ierland tot Vladivostok, met een desnoods lijdend maar trots volk en gouden paleizen voor de elite in Moskou. Zo niet, dan maar geen toekomst. Dan mag de vernietiging toeslaan, van Rusland en de rest van de wereld. Het interesseert ze geen zier. Dat noem ik nihilistisch. 

Je kunt veel zeggen van China, maar nihilistisch is het niet, als daaronder verstaan wordt: geen belang kunnen hechten aan de toekomst en het ontbreken van ieder verantwoordelijkheidsgevoel dat verder gaat dan het strikte eigenbelang. China schendt  mensenrechten, legt de massa kadaverdiscipline op en verliest individualiteit van mensen volledig uit het oog; maar het wil wél een toekomst voor China en de aarde, niet de vernietiging.

Dat voor Rusland de toekomst nauwelijks een categorie is, drukt Giuliano da Empoli uit in zijn boek De Kremlinfluisteraar: de Russische politiek is in de eerste plaats een komedie, met meedogenloos cynisme en geweld als de belangrijkste ingrediënten.

Zie ook Marx op zijn kop en China en het Westen.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Rusland en China en scrol naar beneden door.

vrijdag 18 november 2022

Abraham de Sympathieke

Er zijn van die stukken in de Tora die je alleen met dichtgeknepen neus kunt lezen. De laatste parasja van Deuteronomium die we nog maar een maand geleden lazen in sjoel bevat daar voorbeelden van. Zoals de verzen 41 en 42 van hoofdstuk 32: “Ik wet mijn bliksemend zwaard, ik ga het vonnis voltrekken. Ik zal mij wreken op mijn vijanden, ik reken af met wie mij haatten. Mijn pijlen maak ik dronken van het bloed van vijanden, gevallen en gevangen”. 

Hoe anders is dat met de verhalen over Abraham waar we met de Toralezingen nu middenin zitten. Wat we lezen is een onafgebroken parade van wellevendheid, gastvrijheid, edelmoedigheid, relativeringsvermogen, zin voor rechtvaardigheid, dankbaarheid en zorgzaamheid van het mooie karakter Abraham. Gastvrij betoont hij zich tegenover de drie vreemde mannen die in hoofdstuk 18 ineens voor zijn tent verschijnen. Rechtvaardig is hij als hij daarna in discussie gaat met God over de bestraffing van Sedom, en wellevend in de zakelijke perikelen die hij bespreekt met de grootgrondbezitter Avimelech. Zo’n man wil je wel als aartsvader hebben, ik kan best begrijpen dat behalve het Jodendom ook de Christenen en Moslims daarvoor gekozen hebben.

Humanisten en verlichte gelovigen zullen daar niet makkelijk mee instemmen, en wel vanwege een andere eigenschap van Abraham: zijn opofferingsgezindheid en gehoorzaamheid. Abraham bleek bereid om zijn zoon Jitschak als offer aan God aan te bieden, en over de prijzenswaardigheid van die bereidheid kun je inderdaad van mening verschillen.  

Overigens, terugkomend op het begin van dit stukje, de aanwezigheid van oorlogsverhalen en overwinningszucht in de Tora vind ik op zichzelf niet problematisch. Ze getuigen van realiteitszin en die kan akelig actueel zijn, bijvoorbeeld als we daar de wrede oorlogsdrift van dictator Poetin in Oekraïne bij betrekken. Ook daar moet je wat mee.

Zie ook Krijgshaftige taal.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Abraham de Sympathieke en scrol naar beneden door.

vrijdag 11 november 2022

Meer van de Tora houden dan van God


Deze week lezen we in sjoel de hoofdstukken 18 t/m 22 van Genesis, dat is de parasja Wajera. Het begin van dit Toragedeelte kun je best verwarrend noemen. Vers 1 vertelt: “De Eeuwige verscheen opnieuw aan Abraham, bij de eiken van Mamree…”. Waarop vers 2 opent met “Toen hij opkeek, zag hij even verderop plotseling drie mannen staan”. Wat is het nou, denk je dan; wie staat of staan er voor Abraham? God, of drie mannen, of zijn ze met zijn vieren?

De verwarring wordt alleen maar groter als vers 3 vertelt dat Abraham, na een diepe buiging, zegt: “Adonai, wees toch zo goed uw dienaar niet voorbij te gaan”. Immers, ‘Adonai’ kan een verwijzing zijn naar een van de namen van God, maar kan ook gelezen worden als ‘Mijne heren’, dus gericht zijn aan de drie mannen. 

Omdat even later (19,2) in het verhaal over Lot twee van de drie mannen aangesproken worden met ‘Adonai’ in de betekenis van ‘Mijne heren’, kun je ook in 18,3 kiezen voor die  vertaling, dus voor aanspreking van de drie mannen. Dan zou de eerste zin, over de verschijning van God aan Abraham, eerder een uitbreiding van de hoofdstuktitel zijn, en verwijzen naar tekstplaatsen zoals 18,13 of 18,20 en volgende waar het onmiskenbaar God zelf is die verschijnt. De Middeleeuwse Joodse geleerde Maimonides maakt die keuze.

Maar zo ziet de bredere Joodse traditie het niet. Die bepaalt, aldus rabbijn Jonathan Sacks, dat in vers 3 ‘Adonai’ gelezen moet worden als ‘God’. Volgens het Talmoedtraktaat Sjabbat komt de hele passage er dan, ondersteund door ingevoegde hulpzinnetjes, als volgt uit te zien:

De Heer verscheen aan Abraham…Toen hij opkeek, zag hij even verderop drie mannen staan. Onmiddellijk snelde hij de tent uit om hen te ontmoeten en hij boog diep. [Terwijl hij zich tot God wendde] zei hij: ‘Mijn God, wees toch zo goed uw dienaar niet voorbij te gaan [dat wil zeggen: wacht alstublieft totdat ik deze mannen gastvrij heb ontvangen]’. [Vervolgens wendde hij zich tot de mannen en zei:] ‘Ik zal water voor u laten halen, zodat u uw voeten kunt wassen en kunt rusten onder deze boom…’

Deze interpretatie komt erop neer dat, als je de keuze hebt tussen luisteren naar God en het bieden van gastvrijheid aan vreemdelingen, je in de voetsporen van Abraham voor dat laatste moet kiezen. Sacks: “Het is gemakkelijk de Goddelijke Aanwezigheid gastvrij te ontvangen wanneer God verschijnt als God. Het is moeilijk de Goddelijke Aanwezigheid op te merken als zij komt in de vermomming van drie anonieme voorbijgangers”.

Dit stemt overeen met de grote lijn in het denken van mijn favoriete filosoof Levinas, zoals die bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in de titel van een van zijn artikelen: Meer van de Tora houden dan van God. Daarmee bedoelt hij dat de ethische boodschap belangrijker is dan de afzender. Het is leuk om bij dezen te kunnen vaststellen dat deze denkwijze niet helemaal het product is van Levinas zelf. Het is eerder omgekeerd: Levinas sluit overtuigend aan bij veel oudere Joodse gedachtenstromen.

Zie ook Levinas en de gangbare ethiek.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Meer van de Tora houden dan van God en scrol naar beneden door.