De utilitaristische school zegt dat ons handelen gericht moet zijn op het grootst mogelijke geluk van zoveel mogelijk mensen. De plichtethiek gaat terug op Emmanuel Kant en stelt dat er absolute geboden en verboden zijn zoals het verbod om te liegen en het verbod om te doden. Ongeacht de situatie waarin je zit heb je je daaraan te houden. De deugdenleer gaat uit van de onomstotelijke waarde van deugden zoals bijvoorbeeld moed, rechtvaardigheid en matigheid. Het accent ligt vervolgens op de menselijke inspanning om zich te oefenen in die deugden.
Frappant vind ik dat mijn favoriete filosoof Emmanuel Levinas in geen van die drie scholen te plaatsen is. Dat is opmerkelijk omdat, wat men ook vindt van Levinas, hij over het algemeen gezien wordt als een denker over moraal en ethiek. Maar het is nog niemand gelukt om hem overtuigend in één van de drie categorieën onder te brengen.
Met betrekking tot het utilitarisme is dat niet raar. Door de nadruk die het utilitarisme legt op de som van het geluk en leed binnen collectieven, is er in die ethische school weinig ruimte om de ontmoeting met een ander individu zoveel aandacht te geven als Levinas doet.
Met de deugdenleer kom je een eindje, maar niet zo ver. Je kunt stellen dat ontvankelijkheid – dat wil zeggen het toelaten van indrukken van de ander – een deugd is. Als je je daarin kunt oefenen zou dat beslist bijdragen aan het optreden van levinassiaanse momenten. Je zult dan eerder geraakt worden door een ander. Alleen, in uiteenzettingen over de deugdenleer kom ik ontvankelijkheid als deugd niet zo vaak tegen. Men plaatst hem dan – soms uit arren moede – maar onder de plichtethiek. Het argument om dat te doen is meestal dat Levinas veel het woord ‘absoluut’ gebruikt. Bijvoorbeeld in zijn uitspraak dat als de ander mij eenmaal raakt en mij uit mijn zelfgenoegzaamheid stoot, hij mij “onder de absolute verplichting” stelt om naar hem te luisteren.
Maar, werp ik tegen, met dergelijk taalgebruik plaatst Levinas zich nog niet in het kamp van de plichtethiek. Vooral niet omdat – in mijn interpretatie – Levinas’ absolute verplichting niet universeel is: die geldt niet op ieder tijdstip ten aanzien van iedere ander. Het voor Kant en de plichtethiek zo kenmerkende universalisme gaat dus niet op bij Levinas. De levinassiaanse Ander treedt soms wel op en soms niet, bij sommige mensen wel en bij andere mensen niet. Een dergelijke onregelmatigheid zou voor Kant een gruwel zijn. Voor Levinas is het juist de kenmerkende wijze van optreden van de Ander, namelijk ongrijpbaar voor het rationele denken en in geen systeem te vatten.
Dus ethici: verzin een vierde categorie!
Zie ook: De Levinas van de verplichtingen en Levinas zoals ik hem begrijp.