vrijdag 18 maart 2022

Hoe totalitair is Jan Keij?


Het vorig jaar verschenen Tijd als kwetsbaarheid in de filosofie van Levinas van Levinas-kenner Jan Keij is een knap geschreven boek. Allereerst is het een prestatie om op een zinnige manier over tijd te schrijven, omdat tijd een per definitie vluchtig en ongrijpbaar verschijnsel is. Augustinus zei niet voor niets: Als niemand het mij vraagt, weet ik wat tijd is; als ik het wil uitleggen, weet ik het niet. 

Nog gecompliceerder wordt het als je het wilt hebben over de filosoof Levinas die spreekt over mogelijke parallellen tussen onze beleving van tijd en onze beleving van de andere mens. Het is juist díe verbinding tussen de ongrijpbaarheid van het heden en die van de ander die Jan Keij op rustige, volhardende manier onder de aandacht brengt. Het lukt hem, wat mij betreft, om uit te leggen hoe Levinas beide vluchtigheden onder de noemer kwetsbaarheid brengt en ze zo met elkaar in verband brengt. 

Minder geloofwaardig vind ik de manier waarop Keij de ervaring neemt als leidraad voor zijn betoog. Met Levinas deelt Keij de interesse voor de geleefde ervaring van mensen, hij zoekt naar de betekenis van tijd en de ander voor ons concrete bestaan. Daarin volg ik hem (en Levinas) graag, maar uiteindelijk slaagt Keij er naar mijn idee niet in om het uitgangspunt van de ervaring tot in de uiterste consequenties vast te houden. 

Dat heeft te maken met de manier waarop Keij menselijke ervaringen inzake tijd en de ander centraal stelt. Hij laat namelijk maar een heel bepaalde selectie van ervaringen toe als geldige ervaringen, en dat zijn (niet toevallig?) die van hemzelf. Het kwalijke daarvan is dat als je die niet deelt, je vrij letterlijk wordt buitengesloten.

Nu kun je de indruk krijgen dat Keij ruimte laat voor alternatieve ervaringen. Hij zegt “En als je vervolgens iets leest wat je niet ervaart, moet je dat gewoonweg niet geloven”, maar het lijkt erop dat hij daarmee niet doelt op de ervaringen die híj centraal stelt. Want verder gelooft hij dat je vanzelf uitkomt bij de ervaringen zoals hij die heeft, als je maar zorgvuldig let op  “eigen reacties op anderen in je omgeving. Ik heb het geprobeerd en merkte dat het ethische voor mij inderdaad in alles is, overal is en uit alles spreekt.”

Hoe dwingend Keij kan worden in het algemeen maken van zijn eigen ervaringen, blijkt als hij de consequenties trekt. Zo is een consequentie van zijn ervaring van altijd- en alomaanwezigheid van ethiek dat theorieën over de oorsprong van het leven die daar niet vanuit gaan geen bestaansrecht hebben. “Elke oorsprongsidee die ongeschikt is voor ethiek gaat zonder meer de prullenbak in. Ik zal daar consequent in zijn…” Dat mag hij natuurlijk denken en stellen, maar het wordt tricky als hij daarvoor een beroep doet op ervaring die iedereen wel moet hebben: “en mijn vraag aan jou, de lezer, is daarin mee te gaan door vast te houden aan je ervaring”. Geen alternatieve ervaring mogelijk, Keij vooronderstelt dezelfde ervaring bij iedereen, de andere gaan de prullenbak in. Dat is totalitair gedacht. Jan Keij produceert zijn eigen uitgestotenen.

Deze tekortkoming van Keij’s boek weegt zwaar. Vooral omdat de strijd tegen de totaliserende tendensen van het denken voor Levinas zijn hele leven lang een centraal thema is geweest. Zoals Keij zelf ergens zegt, ging het Levinas om het “breken met de eenheid: verschil, scheiding”, zodat mensen niet meer gelijkgeschakeld worden, en – ook al in de woorden van Keij – de relatie tussen mensen ook de relatie is “waarbij wij beiden absoluut verschillen van elkaar”. Maar als je dat zegt, dan moet je toch ook de ruimte laten voor een absoluut verschil in ervaringen, bijvoorbeeld van het wel of niet ervaren van het appèl van de andere mens als ethische drive?

Keij lijkt niet te beseffen dat zijn benadering de deur openzet naar een ideologische bevlogenheid die geneigd is van de wereld een gesloten ontologisch geheel te maken, of in de triomfalistische woorden van Keij: “een schitterende filosofische systematiek die haar weerga niet kent; een systematiek die vervat ligt in één enkel punt.” 

Volgens mij was Levinas daar juist beducht voor. Omdat hij de filosoof is van het verschil, dat volgehouden moet worden, tot op het punt dat de ethische ervaring van de één die van de ander niet is, of zelfs dat de één die heeft en de ander niet, totdat de ander zelf zegt dat hij die heeft. Dat is pas écht verschil.

Zie voor de volledige recensie de website.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Hoe totalitair is Jan Keij? en scrol naar beneden door.

donderdag 10 maart 2022

Niet universeel, wel hartverwarmend


Mag dat wel, meer geven om Oekraïne dan destijds om Syrië? Want dat is wat er gebeurt nu Europa zich op grote schaal solidair verklaart met Oekraïne. Met zichtbaar meer innerlijk enthousiasme dan voor Syrië. Zo hebben we het toch niet geleerd? Ja, ik denk dat dat wel mag. Ik ben geneigd dit soort solidariteit hoog te waarderen.

Maar, schrikken sommigen dan, is onze solidariteit dan nog wel universeel? Want zo hoort dat toch? Hoogleraar Leo Lucassen, voorvechter van meer immigratie vanuit de hele wereld, oordeelt zelfs zurig “dat we deze solidariteit niet los kunnen zien van het xenofobische en islamofobe klimaat van de afgelopen decennia”. En paus Franciscus wordt, in lijn met de universele blik van het Christendom, niet moe om te vertellen dat menselijke waardigheid zich volgens de definitie van de mensenrechten toch niets aantrekt van geografische afstanden en cultuurverschillen? Als de menselijke natuur geneigd is zich meer van nabij dan van verwijderd leed aan te trekken, dan is dat jammer voor de menselijke natuur. Abstract en universeel zullen we zijn.

Maar zo werkt het dus niet. Nabij leed, van mensen met wie we ons makkelijker kunnen identificeren, pakt ons eerder beet. Het grijpt aan op gevoelsniveau in plaats van op het abstracte juridische niveau van de universele mensenrechten. Ik vind dat menselijk en realistisch, en blijkbaar kan, goddank, realisme ook eens een keer hartverwarmend zijn.

Daarbij ben ik nog universalistisch genoeg voor diepe verontwaardiging over het racisme aan de grenzen van Oekraïne. Geregeld worden zwarte en Islamitische vluchtelingen uit Oekraïne niet toegelaten tot Polen, Hongarije of Slowakije, en teruggestuurd. Maar ook die verontwaardiging voelt realistisch aan. Als de ellende zo voelbaar dichtbij en gelijk is voor alle betrokkenen, dan mag opnieuw de identificatie en verwantschap, nu van de gedeelde ellende, zijn werk doen. Als daar de Moslims en de zwarten apart gezet worden, dan hebben Lucassen en de zijnen een punt voor zover ze op stuitende discriminatie wijzen. Nabijheid blijft het trefwoord.

Zie ook Dikke en dunne moraal.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Niet universeel, wel hartverwarmend en scrol naar beneden door.

vrijdag 4 maart 2022

De goede kant van de geschiedenis


Er werd vorige week, nog vóór de brutale inval in Oekraïne, nogal kwistig gestrooid met de term ‘de goede kant van de geschiedenis’. De aanleiding was de publicatie van het NIOD-rapport over de oorlog die Nederland in Indonesië voerde ter onderdrukking van de onafhankelijkheidsbeweging. Nederland zou in dat conflict aan de verkeerde kant van de geschiedenis hebben gestaan, zo stelden diverse commentatoren.

Het gebruik van de uitdrukking ‘de goede kant van de geschiedenis’ kan van alles betekenen. Bijvoorbeeld dat je goed gegokt hebt in de onoverzichtelijke kluwen van tegenstrijdige belangen in een bepaald historisch conflict. Je hebt de kant gekozen van de uiteindelijke overwinnaar, en omdat geschiedenis geschreven wordt door de overwinnaars zit je goed. Zo (cynisch) bezien heeft Poetin nog een kansje, maar het is wel duidelijk dat Nederland dan aan de verkeerde kant stond in de jaren veertig van de twintigste eeuw, want Indonesië heeft de onafhankelijkheidsoorlog gewonnen. Maar dan stond Nederland ten tijde van de VOC aan de goede kant, want het wist eeuwenlang nagenoeg onomstreden de bovenliggende partij te zijn.

Maar het kan ook betekenen dat de goede kant van de geschiedenis opgevat moet worden in morele zin, en dat wij weten wat moreel goed of slecht is in de geschiedenis. De geschiedenis zou bijvoorbeeld een constant menselijk streven naar vrijheid te zien geven en als je dat ondersteunt kies je de goede kant. Dat hoeft niet te betekenen dat je de machtsstrijd wint, je kunt strijdend voor de goede zaak ten onder gaan. Allemaal heel actueel in deze voor Oekraïne bange dagen.

Overigens staat Nederland tegenover de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders ook vanuit dit laatst perspectief aan de verkeerde kant. Dus welk van de twee genoemde perspectieven je ook kiest (er zijn er vast meer mogelijk), voor Nederland eind jaren veertig laat zich de uitdrukking ‘aan de verkeerde kant van de geschiedenis’ al gauw gebruiken, moet ik toegeven. Maar ik blijf ongemak voelen. Dus laat ik besluiten met een aantal vragen die de uitdrukking bij me oproept.

- Welke van de twee genoemde perspectieven bedoelen gebruikers van de uitdrukking?

- Koloniaal zijn in de twintigste eeuw was verkeerd, maar hoe was dat in de 17e en 18e eeuw?

- Gaat het misschien om stabiliteit? Is een rechtvaardige oplossing vooral goed omdat die het meest duurzaam is? Of biedt de overwinning van de sterkste partij de meest stabiele uitkomst? Ik denk hierbij ook aan de situatie van Israël en de Palestijnen op de Westbank.

- Is finlandisering van de Oekraïne ‘goed’ omdat het de beste kansen biedt voor een nieuw globaal machtsevenwicht? Of moet je per definitie de vrijheidsdrang van de Oekraïners steunen omdat dat de goede richting is van de geschiedenis?

Zie ook Schuiven.

Wil je commentaar geven of zien: klik op De goede kant van de geschiedenis en scrol naar beneden door.