Ik weet het even niet zo goed met de politiek.
Heroïsche politiek mag niet meer. Daarmee bedoel ik de politiek van de charismatische grote mannen. Daar hebben we, met Hitler en Stalin, onze bekomst van gehad en niet ten onrechte zijn we daar wantrouwig tegen geworden. We zien Poetin de held uithangen in Rusland, maar wij weten: dat willen we niet meer, wij leven in een
post heroic society.
Maar ja, wat ervoor in de plaats is gekomen inspireert ook niet echt. Namelijk een meer technocratisch ingestelde vorm van politiek bedrijven. Die verloor zich tot tien jaar geleden in het opbouwen van grote uitvoeringsorganisaties en overheidsmanagement, en sindsdien onder de invloed van het neo-liberalisme in bedrijfsmatig denken dat overal, tot en met onderwijs en rechtspraak toe, wordt toegepast. Op menselijk niveau wil dat nog wel eens kil en beklemmend aanvoelen, zowel de oude als de nieuwe technocratie.
Wat resteert is een vrij onmachtig geroep over gebrek aan visie bij politici, de minister president voorop. En verontwaardiging over democratisch gekozen meerderheden die met niets anders bezig zijn dan elkaar het leven zuur te maken. Waardoor er vervolgens gevaarlijk veel stemmen opgaan die zich afvragen of de democratie in de Westerse wereld nog wel functioneert.
Dus: ik weet het even niet zo, maar ik weiger om op politiek niveau het principe van de democratie los te laten. Zoals Churchill zei: het is misschien een slecht systeem, maar het beste dat we kennen.
Los daarvan heb ik altijd een zwak gehad voor het mesoniveau. Dat is, anders dan het macroniveau waarop de politiek zich afspeelt, het niveau waarop mensen elkaar samenwerken (of niet) in arbeidsorganisaties, ziekenhuizen, orkesten. Daar heb ik wat mee omdat je er de andere mens kunt tegenkomen, in de zin van de
Ander van Levinas. Natuurlijk kan dat op het macroniveau ook, maar daar wordt je geacht je niet af te laten leiden door manifestaties van individueel leed, en het alleen te hebben over mens-overstijgend beleid. Het mesoniveau biedt meer mogelijkheden om je wél af te laten leiden.
Er is nog een andere reden te noemen voor aandacht voor het mesoniveau, althans volgens universitair docent Pieter Ippel: binnen arbeidsorganisaties kun je volgens hem, als organisatielid, verschil maken. Door je stem te verheffen, door direct het kleine machtsmisbruik van tegenspraak te voorzien.
Ippel noemt dat zelfs een morele plicht. Media tracteren ons graag op beelden van de strijd tegen verre despoten. Maar wij zouden daar ons eigen verzet aan toe moeten voegen tegen de Dzjengis Khans in onze eigen kantoren, betoogt Pieter Ippel. “Vergeleken met de autoritaire of totalitaire nationale regimes, die ook nu nog al te vaak voorkomen, lijken de hier besproken lokale vormen van repressie een kleinigheid. Dat grote lijden stemt ons vaak machteloos. Maar aan die nabije vormen van misbruikte macht kunnen we in heel wat gevallen wat doen”.
Ik hoop dat hij gelijk heeft. Maar tegelijkertijd denk ik: de Dzjengis Khans hebben niet voor niets zoveel macht: dat komt door hún positie en ónze hypotheken en/of studerende kinderen. Dat beperkt je speelruimte aanzienlijk.
Daar staat tegenover dat de meesten van ons minder dan vroeger geneigd zijn hiërarchie en onmenselijke technocratische systemen als natuurlijke of door God gesanctioneerde gegevens te beschouwen en te accepteren.
Dat kan onder andere blijken uit het prijzenswaardige (zelf)onderzoek door het wetenschappelijk bureau van de PvdA onder de titel
Over wat van waarde is. Daarin doet het bureau, onder leiding van Monica Sie, een poging om het karakter van breed levende maatschappelijke onvrede te achterhalen.
Marc Chavannes schrijft daarover: “Voor dit project werden mensen uit allerlei windstreken geïnterviewd, een ergotherapeute, een streekbuschauffeur, een ICT’er, een bedrijfseconoom, een fietsenwinkelier een werkloze jurist en een fulltimemoeder. Zij willen graag meedoen aan het moderne leven, maar worden vaak ontmoedigd door de systemen waarin zij zich gevangen voelen op hun werk én in hun privéleven. Zij voelen dat de kosten van de economische en organisatorische ontwikkelingen te eenzijdig op hen worden afgewenteld. Het is een portret van Nederland op mensenniveau waar politiek conclusies uit worden getrokken”.
Het bureau spaart in dit onderzoek zichzelf en de sociaal-democratie niet: het maakt duidelijk dat de PvdA zelf deel van het probleem is geworden. Eerst door haar geloof in het optuigen van grote uitvoeringsorganisaties en daarna in het financieel-bestuurlijke neoliberalisme.
Hoopgevend vind ik dat een dergelijke spraakmakende groepering vanuit het politieke macroniveau oog krijgt voor en leert van de belevingen en mogelijkheden van mensen op het mesoniveau.
Zie ook
Lang leve het mesoniveau en
Behapbaar