Iets zegt me dat managementauteur Ben Tiggelaar in een recente
NRC-column een bijna revolutionaire beweging maakt. Het is een column die gaat over angstculturen, zoals die kunnen bestaan in bedrijven, organisaties en landen.
Hij start de column op de van hem bekende manier met een door
bullets ondersteunde, stapsgewijs verlopende redenering. In dit geval over de in de psychologie en gedragswetenschappen algemeen aanvaarde opvatting van de mens als overlevingsmachine. Die is in zijn diepste – evolutionair gezien oudste – natuur gericht op verliesbeperking, het vermijden van fouten en grip op de leefomgeving. “Fouten maken is gewoon fout. Fouten melden ook. Niet doen.”
Maar dan klimt Tiggelaar over een muur die, volgens een stilzwijgende code in onze cultuur, niet gepasseerd hoort te worden. Hij zegt namelijk dat, op grond van die gedragswetenschappelijke consensus, de angstcultuur in organisaties en andere maatschappelijke verbanden volkomen normaal genoemd kan worden. “Die angstcultuur wordt standaard, gratis meegeleverd bij onze geboorte”.
Hoe ongebruikelijk deze doorbraak van Tiggelaar vanuit het psychologische naar het cultureel-maatschappelijke veld is, kan afgelezen worden aan de wijze waarop het woord ‘angst’ functioneert in het maatschappelijke taalgebruik – dus te onderscheiden van het psychologische taalgebruik. Een voorbeeld geeft Tiggelaar als hij opmerkt dat hij als consultant van een opdrachtgever de tip krijgt om zeker niet te beginnen over ‘angstcultuur’, want dan krijg je echt problemen. Een ander voorbeeld: als gezegd wordt : ‘het is niet uit angst dat…’, dan betekent het dat er valide geredeneerd of gehandeld wordt. Een ‘gezond’ mens staat immers angstloos in het leven en treedt uitdagingen onbevangen en nieuwsgierig tegemoet.
Kennelijk zijn er twee, als door een Chinese muur gescheiden, opvattingen van angst. De ene is de door de evolutionaire psychologie uitgewerkte opvatting van angst als een basaal overlevingsmechanisme, waar niet per se iets mee mis is. De andere is de, op het niveau van het cultureel-maatschappelijke verkeer functionerende norm, die angst beschouwt als een zwakte waar je beter niet over kunt spreken, iets voor losers. Daar geldt: angst mag niet, die toon je niet. Die norm geldt daar al eeuwen, maar heeft met onze Facebook-cultuur een nieuwe
boost gekregen.
Als Tiggelaar het idee van het basale en natuurlijke karakter van angst mee de muur over neemt naar het maatschappelijke veld, dan komt hij dus in botsing met het daar geldende beschavingsideaal. Het ideaal dat, zou je kunnen zeggen, gemodelleerd is naar de Homerische onversaagde held die veel meemaakt en open staat voor al het avontuur dat zich aandient.
Tiggelaar stelt daar tegenover dat angst behoort tot de
condition humaine. “En daarom is het juist bijzonder wanneer er, binnen een groep mensen die samenleeft en samenwerkt, géén angstcultuur ontstaat. Dit betekent namelijk dat we onze natuurlijke neiging tot het verbloemen van fouten doelbewust moeten overwinnen”. Díe overwinning – altijd slechts tijdelijk – díe noemt Tiggelaar beschaving. Dat Tiggelaar dat zo zegt noem ik revolutionair.
En ik noem het heilzaam. Want het is niet moeilijk in te zien dat het beschreven dwingende maatschappelijke taboe op angst de zaak nog erger maakt dan die al is. Angst is op zichzelf al moeilijk genoeg, maar als hij er ook nog eens niet mag zijn of besproken worden, kom je echt in een klemsituatie. Je kunt angst dus beter maar wel tonen en bespreken.
Dat dat in veel gevallen niet kan, helpt naar mijn idee verklaren waarom zo’n belachelijk groot aantal mensen in onze Westerse samenleving aan de angstremmers zit.
Zie ook
Angst moet mogen en
Onveiligheid in filosofie en organisatie