maandag 17 november 2008

Leunstoelgeweld


In haar artikel Vaarwel vrijblijvendheid bespreekt Yra van Dijk het afscheid van een erg op de vorm gerichte romankunst, gedrenkt in ironie en scepsis. Daar tegenover plaatst zij de opkomst van geëngageerde romans die een appel doen aan de lezer in de leunstoel.

Van Dijk is niet rouwig om het verdwijnen van de esthetische zelfgenoegzaamheid en het cynisme van de jaren negentig. Want die maakten net zo weinig contact met de werkelijkheid als het weke humanisme wat daar weer aan vooraf ging. Wel vraagt ze zich af of literatuur die zich haar eigen zelfgenoegzaamheid bewust wordt en inzet op engagement als literatuur wel toekomst heeft. Of blijven geëngageerde romans hangen in steriele zelfreflectie en machteloosheid? Als dat zo is zullen romans niet meer kunnen boeien.

Behalve, zo zegt Van Dijk, als het kwaliteitscriterium voor goede literatuur – namelijk: een verbinding tussen het woord en de werkelijkheid – het schrijvers veroorlooft om “de weg van het geweld” te bewandelen. Als die werkelijkheid, door 11 september of andere ontwikkelingen, een stuk rauwer blijkt te zijn dan we tot nu toe wilden geloven, dan moet de roman maar inzetten op rauwheid. De werkelijkheid van het slachthuis (Arnon Grunberg) wordt dan voorwerp van het literaire engagement.

Ik weet niet of ik dat een verbetering zou vinden. De zelfgenoegzaamheid van de esthetische romans heeft me nooit aangesproken maar aan het geweldsenthousiasme waar Yra van Dijk over schrijft heb ik ook geen boodschap. Het doet me denken aan de Belle Époque toen Ernst Jünger en andere gegoede generatiegenoten ook eindelijk de rauwe werkelijkheid eens wilden smaken en zich enthousiast stortten in de Eerste Wereldoorlog. Of aan 1968, toen een Frans staatsman het verschijnsel van rebellerende studenten samenvatte met de opmerking dat Frankrijk zich verveelde. Het is alsof in dit soort geweldsverlangens de leunstoel en daarmee de verveling, als grondtoon van ons bestaan, ons parten speelt.

Geweldsenthousiasme is naar mijn idee ook niet nodig. Want die verveling is zo onterecht. Als het er om te doen is woord en werkelijkheid, woord en daad zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen – en dat lijkt mij alleen maar goed – dan verveel je je niet. Misschien is er geen roman van te maken – hoewel bijvoorbeeld Camus dat wel doet – maar dat is dan jammer voor de romantraditie. Dat kan betekenen dat de romantraditie wellicht is uitgeput voor wie geen leunstoel meer wil. Als je criterium is de werkelijkheid en het woord dichter bij elkaar te brengen biedt de poëzie waarschijnlijk meer mogelijkheden, zoals Ger Groot aangeeft in De gelukkigste illusies.

Hoe het ook zij, het aanbevelen van meer geweld in romans lijkt me vooral ingegeven door een opwindingsverslaving die uiteindelijk toch de leunstoel verkiest boven het engagement. Het engagement – ook dat engagement dat de middenweg zoekt tussen betrokkenheid en scepsis – komt vanzelf al genoeg geweld tegen. En de spanning die het engagement met een ander met zich meebrengt is welbeschouwd spannend genoeg. Het zal ook het woord – maar dan vooral het poëtische woord – tegelijkertijd voeden en hard nodig hebben.

Maar promotie van geweld, dat hebben we niet nodig. Geweld, en ook gerechtvaardigd geweld, is er al meer dan genoeg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten