donderdag 17 juni 2010

Heilig vuur


Sommige ideeën zijn zo goed dat je spontaan denkt: dat zou iedereen moeten onderschrijven. Bijvoorbeeld het idee van de naastenliefde. Je zou het bijna verplicht op willen leggen aan iedereen. Daar kan niemand tegen zijn.

Waarom gaat zoiets dan toch mis? Want misgegaan is het stellig. Niet dat het Christendom ook niet veel goeds heeft gebracht, maar de balans van tweeduizend jaar Christendom bevat tegelijkertijd zoveel Kruistochten, Inquisitie en Jodenhaat dat je je vol verbijstering afvraagt: het begon toch allemaal met naastenliefde?

Waarschijnlijk zit daar ook niet het probleem, dat zit eerder in het zinnetje: “dat zou iedereen moeten onderschrijven”. Dan gaan ideeën met ons op de loop, tot op het punt dat we gewelddadig worden. Dan vliegen we, met al onze goede ideeën, uit de bocht. Dat is er volgens mij met het Christendom gebeurd: het is uit de bocht gevlogen.

“Dat zou iedereen moeten onderschrijven” is dus een gevaarlijke gedachte, want daar zit dwang als het ware al ingebakken. De zo voor de hand liggende wens om een goed idee over iedereen te willen uitrollen is niet onschuldig, het streven naar universaliteit van ideeën is problematisch. Bescheiden beperking van denkbeelden tot degenen die er toevallig ook zo over denken is misschien wel een grote verdienste. Zonder dat daarmee het debat over die ideeën wordt afgeschaft.

Die beperking van ideeën tot de eigen kring is naar mijn overtuiging een verdienste van de Joodse traditie. En die verdienste komt niet uit de lucht vallen. Het Jodendom kent het heilige vuur ook en het verlangen naar een wereldbrede messiaanse tijd waarin de leeuw en het lam vredig tezamen liggen. Maar het kent ook de would-be profeten en pseudo-messiassen die het droombeeld onmiddellijk wilden realiseren en de heilstaat wilden forceren. Wijs geworden door die vaak rampzalig verlopen episoden zijn de rabbijnen voorzichtig geworden in hun omgang met profetie en heilsvisioenen. Zij probeerden messiaanse aanspraken te kanaliseren.

Overigens is de vraag of al het vuur dat brandt in religies zo heilig is, of van dien aard dat je spontaan instemt of instemming verwacht. Zoals Erwin Jans onlangs zei in Trouw: religie heeft ook een donkere kern die zich niet laat verlichten. Denk aan allerlei onfrisse verhalen in de Joodse bijbel, de bloeddorst van de kruisridders en gewelddadige passages in de Koran. Als die duistere kant een verbinding aangaat met de toch al dwingende ‘goede ideeën’ kan het leed helemaal niet meer te overzien zijn.

Des te belangrijker, volgens Jans, dat religies in hun leer, opleidingen en instellingen temperings- en vertragingsmechanismen inbouwen om zowel het lichte als het duistere vuur onder controle te houden. Want heilig vuur is volgens hem altijd totalitair. Die temperende functie kent hij toe aan de theologie: haar taak is eigenlijk de domesticatie van het sacrale geweld door reflectie op religie.

Ik moet zeggen, zo opgevat snap ik ineens wat theologie zou kunnen zijn. Ik heb theologie als intellectueel genre nooit kunnen plaatsen. Het functioneerde als een pseudo-kritische bezigheid die een wetenschappelijk karakter moest verlenen aan wat nooit wetenschap kon worden. Maar theologie opgevat als het kanaliseren van gevaarlijk maar ook waardevol vuur, dat is een intellectuele taak van formaat en misschien wel heel hard nodig.

Zie ook Lekker irrationeel, Markering en Bewaak het perspectief

Geen opmerkingen:

Een reactie posten