donderdag 9 mei 2019

Het Europarlement als huiskamer


Mijn smaak voor politiek werd gewekt toen ik, in de jaren 1970, in korte tijd via de tv een aantal kamerdebatten kreeg voorgeschoteld. Ik weet niet meer waar ze over gingen, maar ik weet wel dat een aantal hoofdrolspelers zoals Den Uyl, Wiegel, Van Agt, Van Thijn mij geleidelijk aan vertrouwd werden als bekende karakters.

Ik vond het interessant om te zien hoe ze wel of niet op elkaar ingingen, pleidooien hielden of grappen maakten. Ik kreeg er een intiem gevoel bij, zo van ik ken die mensen. De Tweede Kamer voelde als de nationale huiskamer, eigendom van ons allemaal.

Zoiets moet voor het Europarlement langzamerhand ook mogelijk zijn, denk ik wel eens. De problematiek die ter sprake komt heeft het beslist in zich, de behandelde kwesties lenen zich voor identificatie en betrokkenheid. Of het nu gaat over boetes voor BigTech, het verbod op insecticiden of handhaving van rechtsstatelijkheid, het is allemaal van groot belang.

Een aantal Europolitici heeft het ook wel in zich om betrokkenheid (of verontwaardiging) te wekken met hun optreden en overtuigingen, denk aan Guy Verhofstadt, Margrethe Vestager, Nigel Farage, Frans Timmermans. Inderdaad, mede door de manier waarop ze interacteren.

Maar de media zijn nog niet gewend om even veel aandacht te besteden aan Europarlementdebatten als aan Tweede Kamerdebatten. Bijvoorbeeld door hoogtepunten daaruit, al dan niet live, te vertonen.

Maar misschien is wat een echte huiskamerbeleving nog het meest in de weg staat is de afwezigheid van een enkele, gedeelde taal in de debatten. Uitwisseling van meningen, verwijten of grappen vindt nu eenmaal directer plaats als er geen vertaler tussen hoeft te zitten. Daar zullen we dan toch echt aan moeten wennen.

Zie ook Baudet verklaard

Geen opmerkingen:

Een reactie posten