vrijdag 27 november 2015

Levinas en Wittgenstein


De filosoof Bob Plant wijdde een boek aan de vergelijking van de filosofen Wittgenstein en Levinas. Hij komt daarbij tot een aantal opmerkelijke parallellen, die verrassend zijn omdat Levinas in meerdere van zijn werken afgeeft op de ‘formele logica’, een filosofisch genre dat Wittgenstein in zijn vroege jaren op briljante manier beoefende.

Zelf zie ik eerder parallellen opduiken in de tweede helft van Wittgensteins leven, toen hij zich afkeerde van de strikte logica. Daar beginnen thema’s zichtbaar te worden die ik herken uit het vroege en middenperiodewerk van Levinas. We hebben het hier dus over de late Wittgenstein en de vroege(re) Levinas.

Eén van de overeenkomsten die ik daar constateer tussen de beide filosofen is aandacht voor menselijke kwetsbaarheid en pijn. Die verschijnselen zijn fundamenteel in hun ogen, Levinas en Wittgenstein zien die als cruciaal in de interactie met anderen.

In het geval van Levinas komt dat naar voren in zijn aandacht voor het mogelijke geweld van het denken voor een ander. Daarbij kan de denker bij de ander, door te ver over diens grens heen te gaan, een kwetsuur veroorzaken. Tegelijkertijd zegt Levinas: de denker kan dat signaleren, waardoor herstel van de relatie kan volgen.

Wittgenstein op zijn beurt bespreekt het overtuigende karakter van signalering van pijn. Allereerst bij zichzelf: “Ik kan me niet vergissen als ik zeg dat ik pijn heb en daarom kan ik het ook niet zeker weten.” Hij bedoelt: dat ligt zo dichtbij dat het geen kwestie meer is van zeker weten.

Voor pijn van een ander ligt dat weer anders, maar toch is weinig zo overtuigend als waarneming van pijn bij een ander. “Probeer eens, in een werkelijk geval, de angst, de pijn van een ander te betwijfelen.” Voor Wittgenstein is de signalering van die pijn even direct als voor Levinas.

Een tweede parallel is gelegen in de weerzin van beiden tegen generalisaties. De late Wittgenstein houdt niet van het universeel verklaren van verschijnselen. Hij houdt niet van het trekken van algemene lijnen rondom essenties, en veroordeelt de minachting voor het individuele geval waar zijn eigen vroege werk van doortrokken was. Hij wijst graag op verschillen tussen verschijnselen en mensen, wat tot uitdrukking komt in zijn uitspraak: “I’ll teach you differences”.

Op vergelijkbare wijze beschrijft Levinas in zijn vroege en middenperiode verschijnselen zoals verantwoordelijkheid voor de ander en denkschaamte die niet universeel zijn. Die verschijnselen treden niet altijd en overal bij iedereen op, maar soms wel en soms niet, bij sommige mensen wel en bij andere niet. Ook Levinas toont hier een breuk met het essentie-denken.

Een derde parallel is te vinden in beider waardering van een evidentie die eerder aan de oppervlakte dan in de diepte ligt. In de omgang met andere mensen hebben we volgens Wittgenstein bijvoorbeeld aan uitwendige verschijnselen genoeg, om af te lezen wat er in iemand omgaat. Je weet het echt wel zeker wanneer je iemand pijn ziet lijden, daar heb je geen ‘intermediary act of recognition’ voor nodig die andere filosofen vooronderstellen.

Behalve pijn, is voor Wittgenstein ook het gezicht van iemand een mogelijke bron van evidentie waar je geen hulpstukken bij nodig hebt. “Een gelaatsuitdrukking – of de afbeelding ervan – vertelt ons meer over iemand, dan wanneer we proberen te beschrijven wat er in zijn hoofd omgaat. Het gezicht is de ziel van het lichaam,” schrijft Wittgenstein.

Dit vertoont gelijkenis met de aandacht die Levinas heeft voor ‘het menselijk gelaat’. Dat was niet voor niets de titel van een boek uit de jaren zestig waarmee Levinas in Nederland geïntroduceerd werd.

Tenslotte is er een gemeenschappelijk manco dat beide denkers door critici verweten wordt. Namelijk dat hun werk zo weinig politieke relevantie heeft. Dat verwijt is denk ik wel terecht, en waarschijnlijk krijg je dat als je geobsedeerd bent door de vraag wat goede, waarachtige communicatie is. Want die obsessie deelden zij beslist.

Zie ook Wittgenstein als talmoedist

donderdag 19 november 2015

Europa is mijn land


Het afbakenen van je territorium is nog steeds, in weerwil van hoogmoedig idealisme dat zoiets barbaars vindt, een legitieme actie. En het is bijna hypocriet om op grond van je eigen hoogstaande ideeën over een grenzenloze wereld die afbakening niet zelf ter hand te nemen maar het aan de buurman (i.c. Erdogan) te vragen.

Afbakening wérkt trouwens ook, ondanks de sceptische geluiden die dat ontkennen. Kijk maar naar de verschuiving van de vluchtelingenstromen bij ieder nieuw hek dat geplaatst wordt.

Als je toch – zoals de diehard moralisten onder ons – problemen houdt met het trekken van grenzen, zou ik het winst willen noemen dat afbakening nu niet meer per land hoeft te gebeuren maar in grotere formaties mogelijk is, bijvoorbeeld voor Europa als geheel. Waardoor we leren denken in grotere eenheden en wellicht ooit een wereldregering aankunnen. Mooi toch?

Maar zo loopt het nu niet. Het lijkt wel alsof ieder land nu weer op oude grenzen wordt teruggeworpen, terwijl we wel aanvoelen dat die niet functioneel meer zijn. Hier wreekt zich een te late bewustwording van de noodzaak van Europese grenzen. Als we eerder de legitimiteit van fysieke Europese grensbewaking onderkend hadden, hadden Hongarije en Kroatië en andere landen daar niet zelf voor hoeven zorgen en zouden bij ons populistische geluiden over afsluiting van de Nederlandse grens niet zoveel kracht hebben. De retoriek van de oorlog zou dan misschien iets minder schril klinken dan hij nu doet. So wie so vind ik de retoriek van de goede afscherming prettiger dan die van de oorlog.

Voor mij staat vast dat we alsnog de Europese grensbewaking goed moeten optuigen. Als dat degelijk wordt uitgevoerd zullen waarschijnlijk de nu opgeworpen interne barrières weer afgebroken worden, maar voordat het zover is zal er veel tijd gemoeid zijn met het terugwinnen van vertrouwen.

Inderdaad, Nederlandse grensbewaking komt mij ook absurd voor. Maar Europese grensbewaking vind ik heel verstandig want Europa is mijn land. Immers, in heel Europa houden we van koffiehuizen, terrasjes, concerten en voetbalwedstrijden, wat mij betreft in die volgorde.

Zie ook Alcohol en Grenzen

vrijdag 13 november 2015

Informatie is altijd goed


Niets is zo moeilijk als zicht te krijgen op processen die zich sluipenderwijs voltrekken. Een manier om dat zicht toch enigszins te creëren is door te beschikken over goede informatie. Of het nu gaat om klimaatverandering, stijgende of dalende criminaliteit of een tweedeling in de samenleving.

Of: om ontwikkelingen in de Israëlische politiek ten opzichte van de Westbank. De geleidelijke werking waar het in dat geval om gaat komt tot uitdrukking in de aanduidingen die in de loop van vijfentwintig jaar voor dat gebied gebruikt zijn. Die aanduidingen evolueerden van ‘bezette gebieden’ (rond 1990), via  ‘gebieden’, naar (nu) ‘Israëlische regio’s’.

Dit zich – inderdaad – sluipenderwijs voltrekkende proces kan gemakkelijk een gevoel van onmacht veroorzaken. Het beste wapen daartegen is, ook in dit geval, gedetailleerde, precieze (en uiteraard juiste) informatie die je weer de mogelijkheid van een keuze in handen geeft. Waardoor je, bijvoorbeeld via het wel of niet kopen van bepaalde producten, niet meer helemaal machteloos aan de zijlijn staat.

Daarom juich ik etikettering van Westbankproducten toe. Niet om Israël te boycotten – juist niet – maar wel de nederzettingen. Want dat is geen Israël, toch?

Zie ook Koosjere wijn en De Groene en de Rode Lijn

donderdag 5 november 2015

Grenzen


De mooiste zin van het artikel De exodus en ons geweten van Paul Scheffer vond ik deze, over Duitsland, en eigenlijk heel Europa: “Hoezo kan een hoogontwikkeld land, dat zijn burgers dag en nacht afluistert, zijn grenzen niet meer bewaken? Open grenzen, daar kun je voor kiezen, maar wanneer je nationale of Europese grenzen niet meer wilt bewaken, verhul die politiek onwil dan niet als een politionele onmacht”. Zeker als het enorme sociale experiment van de integratie van misschien wel een miljoen vluchtelingen beantwoord wordt met “Wir schaffen das”.

Die zin kwam des te scherper aan omdat een paar dagen ervoor Angela Merkel bij Erdogan was langs geweest om hem te vragen zíjn grenzen beter te bewaken en minder vluchtelingen naar het Westen door te laten. In ruil voor geld en andere dingen.

Dat voelde niet goed. Erdogan was net bezig om via een aantal van zijn smerigste trucs de verkiezingen te manipuleren en de Koerden te bombarderen, en uitgerekend dán komt Merkel om zijn hulp smeken. Nu ben ik niet tegen Realpolitik, en vroeg of laat zul je met dictators moeten dealen. Maar dat hoef je niet te vroeg te doen, en zeker niet op grond van de rare overweging dat het zelf bewaken van je grenzen onfatsoenlijk of Europa onwaardig zou zijn. Ik vond juist dat Merkel met haar bezoek de Europese waardigheid op het spel zette.

Kennelijk kom je met het begrip waardigheid allang niet meer uit. Qua waardigheid scoort het allemaal slecht: het is onwaardig om Assad mogelijk weer als gesprekspartner te accepteren, en het is onwaardig om vluchtelingen in de hitte, de regen en de koude van Midden-Europa te laten soppen. Maar het is ook onwaardig om Erdogan, die net op z’n smerigst bezig is, te smeken om de stroom te doen stoppen. Misschien is het enige waardige om iedereen maar toe te laten, maar dat kan niet.

In dit moeras waar Europa zich door alles en iedereen van buiten zijn beleid laat bepalen dreigt de mogelijkheid tot waardigheid überhaupt te verzinken. Op zo’n moment heb je alleen nog maar je eigen waardigheid om aan vast te houden, dus dat zal Europa moeten doen. Wil Europa zijn eigen waardigheid redden dan zal het zich even niet zo totaal door impulsen van buitenaf moeten laten sturen als nu het geval is. Of dat nu vluchtelingen zijn of Erdogan of Poetin.

En als daar grenzen voor nodig zijn – ik bedoel ook heel concrete fysieke barrières zoals pontons op de Egeïsche Zee of hekken op het land – dan moet dat maar. Zo onwaardig is dat toch niet? Ons hele fysieke, en misschien ook wel geestelijke bestaan hangt van grenzen aan elkaar.

Of zoals Scheffer het verwoordt in een andere krachtige zin: “Als mensen met een liberale houding niet over grenzen willen nadenken, dan trekken uiteindelijk mensen met een autoritaire inslag die grenzen. Dat staat op het spel en daarom is een moraal die de eigen gewetensnood tot uitgangspunt neemt, geen duurzame moraal.”

Zie ook Met universele waarden kom je niet ver en Levinas zoals ik hem begrijp