vrijdag 2 juni 2023

Religieuze identiteit


Rabbijn Lopes Cardozo heeft gelijk als hij in zijn Crescas-column van 12 mei zegt dat zonder het religieuze Jodendom het Joodse volk niet zou hebben overleefd. Het vieren van de sjabbat, het houden van kasjroet en het uitvoeren van de voorgeschreven rituelen stelden de Joden in staat het onmogelijke te overleven. Lopes Cardozo haalt Asher Ginsberg aan, de dichter en filosoof die onder het pseudoniem Achad Ha’am bekend staat als een grote Joodse spirituele leider: “Meer dan dat de Joden de sjabbat in leven hebben gehouden, is het de sjabbat die de Joden in leven heeft gehouden”.

Daar zit veel waarheid in, maar de gevolgtrekking die de rabbijn maakt is wat mij betreft dubieus: die komt erop neer dat “zelfs als men zou geloven dat het jodendom niet is geworteld in een goddelijke openbaring, maar door mensen is geschapen” we de religieuze traditie op dezelfde wijze moeten voortzetten als waarin die ons is overgeleverd. Want die traditie heeft ons altijd doen overleven. Dat kán dus betekenen: doen alsof, en dat dan benoemen als de authentieke traditionele identiteit, in ieder geval geen “geleende nationale identiteit”. De combinatie van doen alsof en authenticiteit die Lopes Cardozo hier presenteert vind ik ongeloofwaardig. 

Ik denk dat ik wel snap wat Lopes Cardozo bedoelt. Waarschijnlijk gaat het hem om een soort basisvertrouwen, en dan is het niet zo belangrijk meer of je ‘doet alsof’ of werkelijk ‘gelooft’ in de goddelijke openbaring. Een dergelijk vertrouwen in God is inderdaad altijd de basis geweest voor het blijven onderhouden van de traditie en het geloof in een goede afloop van de geschiedenis. En als ik rabbijn Evers in de documentaire Het beloofde land hoor zeggen dat het houden van de geboden ervoor zal zorgen dat de Eeuwige op het geëigende moment ook de staat Israël te hulp zal komen, dan is dat precies een vorm van dat vertrouwen.

Maar voor velen van ons klinkt dat toch net een tikkeltje té bizar, een dergelijk goddelijk ingrijpen in de concrete geschiedenis. Dat is doen alsof er sinds pakweg de 18e eeuw niets veranderd is in het Westen. We zijn als cultuur namelijk wel de onbevangen vanzelfsprekendheid kwijtgeraakt waarmee tot ongeveer 1800 godsdiensten als gezaghebbend werden aanvaard. Autonoom en kritisch denken kwam in de mode en als Lopes Cardozo nu oproept tot het (weer) volgen van de traditionele rituelen zal dat voor velen die die oproep volgen niets anders betekenen dan: doen alsof. Zij praktiseren de oude gebruiken alsof het nog net zo authentiek is als vóór de Verlichting. Maar dat is niet zo.

Als ik zeg dat het vanzelfsprekende vertrouwen van vroeger is verdwenen bedoel ik niet dat vertrouwen daarmee afgedaan heeft, en dat in de plaats daarvan alleen strategie en berekening nog tellen. Nee, wat mij betreft heeft iedere daad van menselijke communicatie en engagement misschien wel iets van een sprong in het diepe in zich, en daarmee van vertrouwen. Het lijkt op wat Denker des Vaderlands Marjan Slob onlangs in Trouw over vertrouwen zei: “Dat gaat altijd over een relatie, maar geen symmetrische. Er zit een element van afhankelijkheid in, van macht soms ook, want de één hoopt iets van de ander zonder dat te kunnen controleren of af te dwingen. Nog een factor: onzekerheid. Je wilt kunnen vertrouwen op een ander, of op een instelling, maar je weet nooit helemaal zeker of dat bewaarheid wordt. Vertrouwen is een leap of faith: je waagt een sprong en hoopt dat je niet bedrogen uitkomt.” 

Het is dus in ieder geval iets wat zich aan het volstrekt rationele denken onttrekt, noem het maar religieus. “Verder: als je vertrouwen wilt wekken, volg dan niet alleen de protocollen en procedures, maar luister ook goed naar de mensen voor wie je het doet. Wees gevoelig. Vraag je steeds af of de vragen waarop jij een antwoord zoekt ook de hunne zijn. Alleen door echte betrokkenheid kan vertrouwen groeien.” Dat de kerken, nota bene de specialisten van de leap of faith, in een recente CBS-enquête zo slecht scoren als vertrouwenwekkend instituut, kan Slob alleen begrijpen door te constateren dat “de kerken kennelijk drukker bezig zijn met andere zaken dan met het overbrengen van het belang van die sprong.” 

Toegepast op haar, Joodse, religie bevestigt rabbijn Marianne van Praag in een recent Volkskrant interview dat het in haar werk júist gaat om vertrouwen: “Voor mij is dat een manier van leven. Niemand van ons vraagt of je gelooft, zolang je maar het goede doet”. Het gaat haar dus ook om doen, maar dat staat niet gelijk aan het houden van de regels. Haar Jodendom “gaat in de kern om de intuïtieve dimensie, uiteindelijk om de ziel. Ik geloof dat onze zielen deel uitmaken van een groter plan waarover we geen overzicht hebben.” Het goddelijke is als een diamant met allerlei facetjes, en daar zie je af en toe een facetje van stralen. Zoals in het gesprek dat ze op dat moment voert met de interviewer.

Zie ook Eindstrijd en Communicatie is een waagstuk.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Religieuze identiteit en scrol naar beneden door.

zondag 7 mei 2023

Schoonheid


Eigenlijk had deze column op 4 mei moeten uitkomen. En dan als commentaar op het vers van de dichter Lucebert uit zijn gedicht Ik tracht op poëtische wijze dat de Filosofie Kalender op die dag presenteerde: “In deze tijd heeft schoonheid haar gezicht verbrand”. Dat is voor die dag een passende keuze omdat, zoals de scheurkalender uitlegt, de dichter met ‘in deze tijd” verwijst naar de Tweede Wereldoorlog. 

Alleen, het gedicht verwijst naar nog veel meer, namelijk naar het tekort van een heel cultureel programma, namelijk dat van het Ware, het Goede en het Schone. Dat is sinds de Klassieke oudheid voor de westerse beschaving de toonaangevende trits geweest, waarbij – zo kun je Lucebert opvatten – schoonheid nog een streepje voor had op waarheid en goedheid. 

Maar voor die vérstrekkende opvatting van dat vers moet je het wel compleet weergeven in al zijn raadselachtigheid: “in deze tijd heeft wat men altijd noemde schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand”. Die volledigheid dwingt je tot de vraag: waarom staat daar twee keer ‘schoonheid’? Is de eerste bedoeld als onderwerp en de tweede als lijdend voorwerp, zodat schoonheid zichzelf wat heeft aangedaan? Of is het bedoeld als uitroep: wat men altijd noemde “Schoonheid! Schoonheid!”? Het valt een beetje tegen van een filosofische scheurkalender dat die poëtische gelaagdheid is weggelaten.

Hoe dan ook, zoveel is wel duidelijk dat schoonheid sinds de twintigste eeuw niet meer onschuldig is. Kon de SS-kampcommandant immers niet zo mooi en gevoelig Schubert spelen? Dat kwam op 4 mei bij Theater na de Dam ook terug in de voorstelling Waar wij voor strijden van Bo Tarenskeen en Jaïr Stranders. Daarin speelt Jacob Derwig een nazi-ideoloog die het optreden van een klassiek trio aankondigt maar zich ondertussen verliest in een eindeloze lofprijzing op de glorie van de kunsten, gepaard aan gaandeweg steeds grovere antisemitische taal, speciaal gericht aan de Joodse violiste. De verwarring die dat oplevert is dan al voorafgegaan door de presentatie door de nazi-ideoloog van de glossy Signaal van de Duitse Wehrmacht uit 1944 met daarin paginavullende foto’s van Europese landschappen, universiteiten en kunst. 

Wat kan daar nou mis mee zijn? “Ik zag het eerst ook niet”, zegt Derwig, “wat er fout aan is. Het is een glossy, zoals we die nu ook kennen, over het goede leven, kunst, samen sporten, gezinnen en opgaan in een sociaal geheel. Maar het is dus een nazi-glossy. Die verwarring, daar wilden we een voorstelling over maken.”

Zie ook Lucebert en 4 mei 2012.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Schoonheid en scrol naar beneden door.

vrijdag 28 april 2023

Failliet


Waarom maak ik me eigenlijk zo druk om een mogelijk fysiek einde van de mensheid? Terwijl de mensheid tachtig jaar geleden al moreel failliet ging?

Dat vraag ik me af naar aanleiding van de indringende tweede aflevering van Koen Verbraaks televisieserie Het beloofde land. In de serie interviewt Verbraak ruim twintig bekende en onbekende Nederlandse Joden over het Jodendom, zionisme, de Sjoa en de toekomst van Israël. De tweede aflevering ging over de periode van de Tweede Wereldoorlog. Aan bod kwamen onder meer Duitse razzia’s waarbij Joden uit hun huizen gedreven werden, omwonenden die dat met verrekijkers volgden, ondergedoken kinderen onder de vloer tussen ratten en muizen en natuurlijk de grote moordmachine. “Je moet er niet te veel aan denken”, zegt één van de overlevenden, “want dan word je gek”. Arnon Grunberg benoemt Auschwitz aan het einde van de aflevering als “een lidteken op het gezicht van de mensheid”. Wat doet het er dan nog toe dat we bovendien druk bezig zijn ons leefmilieu te verpesten? We hebben het toch al verkloot.

De vraag is wel: waarom hakt speciaal deze misdaad tegen de menselijkheid – de Sjoa dus – er zo in? Wie zich enigszins verdiept in de geschiedenis van de mensheid komt grote moordpartijen tegen in de Oudheid, kinderoffers in Zuid-Amerika, slavenschepen op de Atlantische Oceaan, geweld van Israël tegen de Palestijnen, geweld van de Palestijnen tegen Israël en gruwelijke bombardementen van Poetin op Oekraïne. Je hebt de Sjoa niet per se nodig voor de conclusie dat de mensheid moreel failliet is.

De speciale plaats van de Sjoa temidden van deze mensgemaakte rampen zou weleens van doen kunnen hebben met het ontluisterende contrast dat bij de Sjoa aan de orde is. Het contrast namelijk dat het een zeer ontwikkelde en verfijnde beschaving was – de Duitse, met haar muziek, haar denkers en dichters – waarin de gruwelijke vernietiging plaatsvond. En dat – naast de massa’s arme Joden – evenzeer ontwikkelde, zelfbewuste en voluit aan de samenleving deelnemende Joden het onderspit delfden. Daardoor is hier niet alleen de, aan ieder weldenkende mens bekende en bijna banale, geneigdheid tot het kwaad in het geding. Maar minstens zo vernietigend: ook de hoop dat ‘beschaving’ ons verder brengt houdt geen stand. Dat maakt de Sjoa zo extra ontmoedigend.

Want: kun je wel verder zonder hoop? Ik denk van niet. Maar dan hebben we een groot probleem, want die hoop verkrijgen we dus niet meer via het geloof in wat ethicus Frits de Lange ‘de metafysische droom van het Westen’ noemt. Die vertelt ons sinds Plato over het bestaan van een stabiele orde van het Ware, het Schone en het Goede die voor ons bereikbaar is. Voor het handhaven van die droom was het Westen, aldus De Lange, bereid om andere levende wezens (dieren, planten, niet-westerse mensen) aan zich te onderwerpen. De superieure pretenties die daaraan vastzaten zijn definitief ontmaskerd als vals. Het socratische denken blijkt onverbloemd zelfverheffend, de westerse esthetiek werkt uitsluiting in de hand en ‘het Goede’ is te lang gepaard gegaan met uitbuiting en imperialisme. Hoop kun je alleen nog maar hebben als de samenleving het falen van die metafysische droom onder ogen gaat zien.

Als de ecologische crisis ons dat nederige besef kan bijbrengen zou er weer wat te hopen zijn, zoals de fysieke redding uit de klimaatdreiging, en de morele redding uit ons superioriteitsdenken. Voor die dubbele hoop, en om dít denkwerk een beetje draaglijk te houden, put ik deze keer uit het laatste couplet van het laatste gedicht van Huub Oosterhuis, het Lied van de zevende dag.

        Jij die je krachten geeft
        Om aarde en hemel te hoeden
        Jij met de last op je schouders
        Te zorgen voor lichaam en ziel:
        Ik schenk je de zevende dag
        Om jezelf te hervinden
        Dag van rusten maal rusten
        En dat wij vinden elkaar

Zie ook Dichter, trooster, zwager, zwijger.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Failliet en scrol naar beneden door.

dinsdag 11 april 2023

Dichter, trooster, zwager, zwijger


Huub Oosterhuis is overleden, en ik rouw om het verlies.

In de volgende blogberichten gaat het onder andere over hem:

vrijdag 7 april 2023

De Maand van de Morele Maakbaarheid


Ik weet het, het is de Maand van de Filosofie, maar wat ik de afgelopen weken langs zag komen kun je ook benoemen als de Maand van de Maakbaarheid van de Moraal. Het begon voor mij met nieuws over het verbeteren van rijksambtenaren via het overheidsprogramma “Dialoog en Ethiek”. Dat programma ontstond eind 2021 naar aanleiding van de Toeslagenaffaire. Doel van het programma is het versterken van het besef van rijksambtenaren voor ethische vraagstukken. Daarbij wordt aan externe filosofen, ethici, veranderkundigen, schrijvers en andere kunstenaars gevraagd om ondersteuning te leveren of als gespreksleiders op te treden. Er is 25 miljoen euro voor beschikbaar.

Eén van de benaderde externen is columnist en schrijver Ellen Deckwitz, en zij citeert uit het verzoek dat ze kreeg. De missie wordt omschreven als het vergroten van „ethische reflectie en ethisch handelen als essentieel onderdeel van het ambtelijk vakmanschap” om „het vertrouwen te herstellen dat ernstige deuken heeft opgelopen”. Zodat „eind 2025 binnen de Rijksoverheid goede gesprekken in de werkpraktijk vanzelfsprekend zijn”. Deckwitz raakt ervan in de war, waarom sturen we niet gewoon de bewindspersonen die voor de vertrouwensdeuk in de politiek hebben gezorgd naar zo’n programma?

De veronderstelling dat je in drie jaar tijd mensen die dat tot nu toe niet deden goede gesprekken, over ethische dilemma’s nog wel, kunt helpen voeren is wel erg optimistisch. En getuigt van een diep geworteld geloof in maakbaarheid, niet alleen van overheidsbeleid maar ook van menselijke reflectie. Goede gesprekken? Daar maken we een project van, inclusief een SMART gemaakte doelstelling!

Ik zou bijna de filosoof Paul van Tongeren gelijk geven als hij gevraagd naar een reactie op dit project bevestigt dat het duurbetaalde onzin is. Morele verbetering is wel mogelijk, zegt hij, maar niet als een in korte tijd op te leveren product. Het gaat om het ontwikkelen van deugden, zegt Van Tongeren, en daar is tijd en geduld voor nodig. Geduld zelf is daarbij de grootste deugd, want “geduld is de deugd van degene die op een virtuoze manier kan volhouden”, zoals de klokkenluider die je kunt zien als belichaming van moreel geweten in organisaties. Dat klinkt interessant, maar toch ben ik het niet eens met Van Tongeren. Ik vind zijn nadruk op ‘virtuositeit’ veel te veel gericht op het leveren van een prestatie. Ook hier blijkt de moraal uiteindelijk maakbaar, het feit dat het veel tijd en inspanning en misschien middelen kost geeft deze virtuositeit bovendien een elitair en daardoor afstotend karakter.

Op het oog minder elitair is het recept van Klaas Rozemond waarover ik vervolgens las in een bespreking van zijn boek De beste filosofische ideeën om je moraal te verbeteren (wat een titel!). Rozemond meent dat mensen op het gebied van moraal veel van sporters en (uitvoerend) kunstenaars kunnen leren. Het onbeschaamde gebruik door hem van maakbaarheidsjargon zoals ‘techniek’ tot verbetering, en de noodzaak van een ‘ijzeren wil’ en ‘200 procent inzet’ toont hoezeer het projectmatige doel-middel denken hier wordt ingezet voor morele virtuositeit. De nadruk op het presteren krijgt karikaturale trekjes, maar wat mij betreft verschilt zijn benadering niet wezenlijk van die van Van Tongeren. Die laatste presenteert het wat sjieker, maar ik vind ze beiden te veel gericht op moraal als prestatie van het ik. In zijn bespreking van Rozemonds boek hekelt Michel Dijkstra zijn barse oproep tot verbeteringsdrift aan een samenleving “waar de burn-out alomtegenwoordig is en waar mensen hun uiterste best doen om de machine draaiende te houden en niets meer dan dat. Zo’n pleidooi voor aristotelische morele virtuositeit stuit hier, vrees ik, op weinig begrip.” Daar is de samenleving te moe voor.

Misschien, denk ik dan, zijn we ook té lang overvoerd geweest, via Socrates, Aristoteles, Jezus en de Verlichting, met de overspannen gedachte dat morele verbetering geheel en al van eigen makelij is. Het ik moet het steeds weer allemaal zelf doen, het is kennelijk erg moeilijk om die gerichtheid op het ik los te laten. Waarom de ander niet gewoon een keer laten komen? 

Moraal opgevat als prestatie van het ik, daar krijg je projecten van (en jeuk).

Zie ook Zelfreflectie door de ander en Uw filosofie is de mijne niet.

Wil je commentaar geven of zien: klik op De Maand van de Morele Maakbaarheid en scrol naar beneden door.

dinsdag 4 april 2023

Hondsviooltje(2)

























 



Zie ook Hondsviooltje.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Hondsviooltje(2) en scrol naar beneden door.

zondag 2 april 2023

Hondsviooltje


Hoe kunnen mijn favoriete columnisten er nu zo naast zitten? Ik krijg bij Stevo Akkerman (Trouw) of Aylin Bilic (NRC) zelden of nooit het gevoel dat zij over een bepaald onderwerp het hele punt gemist hebben. Maar als het gaat over de klemsituatie die na de overwinning van de BBB is ontstaan rondom het stikstofdossier brengen beiden de kwestie terug tot een juridisch probleem. Namelijk tot de vraag of het mogelijk is de wet te wijzigen die Natura2000-gebieden beschermt. 

Bilic gaat daarin het verst, zij pleit ervoor “er alles aan te doen om dat Natura2000-verdrag open te breken”. Akkerman zegt in feite hetzelfde, al klinkt daar meer ironie in door: “Steeds gaat het erom regeringen te dwingen kleur te bekennen: neem je handtekening onder klimaat- en natuurverdragen serieus. Wil je er liever onderuit? Dat kan ook, het is geen dictatuur”. Alsof de blokkerende regelgeving een formeel gegeven is, en die wetten geen reëel doel dienen. 

Het gaat wel ergens over, denk ik dan. Misschien heeft de achteloosheid tegenover stikstof wel te maken met de voortdurende koppeling aan Natura2000-gebieden, en met de onooglijkheid van de beestjes en plantjes die vervolgens genoemd worden door natuurbeschermers. Het hondsviooltje en de kleine schorseneer spreken maar bij weinig mensen tot de verbeelding, ga je daar een heel land voor op slot zetten?

Als je eenmaal doorhebt dat stikstof de wortelstelsels van hele bomen, zelfs hele bossen in het hele land aantast, en je hoort dat jonge en eeuwenoude eiken en beuken gewoon omvallen – dan snap je dat de regelgeving ergens over gaat. Politiek én regelgeving zullen daar juist in gezamenlijkheid moeten optreden.

Zie ook Hondsviooltje(2).

Wil je commentaar geven of zien: klik op Hondsviooltje en scrol naar beneden door.

vrijdag 24 maart 2023

Uw filosofie is de mijne niet


In de jaren zeventig voerden leden van de Duitse antikapitalistische Rote Armee Fraktion terroristische acties uit. Daarbij hanteerden ze onder meer de volgende leuze: ‘uw rechtsstaat is de onze niet’, waardoor ze zich gelegitimeerd voelden in hun vaak gewelddadige handelwijze. Voor hun daden en ideologie heb ik geen enkele sympathie, maar ik haal hun slogan aan omdat op een heel ander terrein een variant van die leuze op mij van toepassing is. Ik betrap me op een soortgelijke formulering als ik, met betrekking tot de westerse filosofische traditie, mezelf hoor zeggen: uw filosofie is de mijne niet. 

Ja, kun je zeggen, niet zo schokkend, toch? Dat weten we inmiddels wel, dat mensen over veel dezelfde dingen verschillend denken, dus waarom niet over (delen van) de filosofische traditie? Maar het is sterker dan dat. Ik ben langzamerhand allergisch geworden voor veel gangbare filosofie. ‘Allergisch’ klinkt misschien overdreven, maar ik voel me bemoedigd in het gebruik van dat woord door Marian Slob, de nieuwe Denker des Vaderlands. In een recent interview gebruikt zij ook een dergelijk naar fysieke afweer verwijzend woord: ‘claustrofobie’.

“Stop mij in een klein tentje en ik krijg de neiging om wild om me heen te meppen. Laat me alsjeblieft ademen. Ik wil vrijheid, en ruimte om me heen! Ook mentaal vertoon ik al snel licht claustrofobische reacties. Geconfronteerd met een afgeronde mening of een hermetische opvatting ga ik op zoek naar een scheurtje in zo’n denksysteem, of ik maak er een, zodat er weer wat lucht kan stromen. Zodat er weer een ‘elders’ is. Want er zijn altijd andere manieren mogelijk om uit te drukken hoe het leven ervaren wordt. En ik vind hartstochtelijk dat een mens daar de ruimte voor moet krijgen.” 

“Goed luisteren is lastig, zeker als iemand praat vanuit een ervaringspositie waartoe je zelf geen toegang hebt, bijvoorbeeld omdat je zelf een ander lichaam of een andere geschiedenis hebt. Kennis is altijd gegrond in een specifiek leven en in een specifieke cultuur, en dat maakt dat kennis nooit helemaal te generaliseren valt. In die zin is de universele mens van de westerse filosofie een fabel.”

Met wat Slob hier zegt kan ik volledig instemmen. Maar in het vervolg van het interview komt ze in de buurt van mijn allergie, die kennelijk verder in de afweer gaat dan haar claustrofobie. Mijn allergie betreft namelijk het ‘ik’ als het permanente vertrekpunt van veel gangbare filosofie; ook, of misschien wel juist, als die probeert volledig open te staan voor ervaringen van anderen en zich uitput in empathie. 

Slob: “Tegelijkertijd geloof ik dat mensen in staat zijn om zich heel behoorlijk in te leven in een ander. Als sociale dieren hebben wij de natuurlijke neiging om met elkaar mee te bewegen. En dat vermogen kunnen we ook aanwenden om ons te bekwamen in het oprekken van ons begrip, waardoor we ook ruimte maken voor waarden en ervaringen van anderen. Deze openheid van geest is waar filosofie voor mij voor staat.”

In dit citaat komt duidelijk naar voren hoezeer het ik uitgangspunt blijft voor wat zij filosofie noemt: ook als het gaat om het creëren van ruimte, het oprekken van begrip, het vergroten van empathisch vermogen: het moet allemaal komen van het ik. Nu is inlevingsvermogen nooit verkeerd, ook ik vind dat een blijk van beschaving. Maar tegelijkertijd herken ik in het laatste citaat de overspannen toon van veel filosofische gesprekken van mensen die het allemaal goed bedoelen: het ik moet presteren. En daar ben ik kennelijk allergisch voor geworden.

Hoe meer ik me verdiep in de gangbare discoursen, des te meer bemerk ik dat ik er niet in pas. En dat is niet omdat het zo’n benauwde ruimte zou zijn, want het spectrum is heel breed, dat loopt van socratische gesprekken tot invoelende hermeneutiek. Maar ik mis node de ontspannende gedachte dat er ook Iets Geheel Anders tot ons door kan dringen, een andersheid die zo anders is dat wij het niet kunnen verzinnen. En dat we ons dus ook niet hoeven uit te putten in wat we zelf allemaal kunnen bedenken aan vragen, waarden en proposities. Je hoeft niet (altijd) zelf dat scheurtje te maken, waar Slob over spreekt: een ander zal je weleens midscheeps raken, en daar kun je gewoon op wachten. In ieder geval vind ik vanaf dat punt gesprekken pas interessant worden. En ook wat relaxter.

Zie ook Levinas en empathie.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Uw filosofie is de mijne niet en scrol naar beneden door.

maandag 13 maart 2023

Kunnen dieren handelen?


Kunnen dieren handelen, dat wil zeggen: kunnen zij actor zijn, zoals we van mensen zeggen dat ze actoren zijn? In de laatste aflevering van de workshopserie Werk en Reflectie kwam die vraag aan de orde. Het ging toen over Bruno Latour, en die beantwoordt de vraag bevestigend. Ja, zegt hij, dieren en zelfs planten en dingen hebben een zeker handelend vermogen. Zij vormen met elkaar en met ons, mensen, Actor Networks.

Aan de andere kant, als je strikt logisch redeneert, beantwoord je die vraag ontkennend. Nee, dieren (om het daartoe te beperken) kunnen niet handelen. Want handelen hangt samen met het stellen van doelen, intentionaliteit, en met betekenisgeving. Dat is alleen mogelijk met behulp van taal en ratio, en daarmee voorbehouden aan de mens, zoals Aristoteles al zegt. Het toekennen van betekenis en het expliciet benoemen ervan verloopt altijd via de mens. Dus dieren kunnen geen actor zijn.

Die laatste opvatting klinkt steekhoudend, daar is geen speld tussen te krijgen. Behalve als je die betekenistoekenning door de mens beschouwt als altijd beperkt en tijdgebonden. En daar is veel voor te zeggen, want dieren, planten en dingen geven hun betekenissen niet direct ten volle prijs aan de mens. Ze houden betekenissen voor ons in petto. Zo wisten we bij de uitvinding van de verbrandingsmotor nog niet dat die zou leiden tot opwarming van de aarde, en bij de introductie van de pil dat er een seksuele revolutie uit voort zou komen. We kunnen niet alle mogelijk optredende betekenissen verzinnen en voorzien. Wij mensen zullen door de rest van de wereld verrast blijven worden. Dat kun je wel beschouwen als een soort actorschap dat dieren, planten en dingen ten opzichte van ons hebben.

Zie ook Levinas en Bruno Latour.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Kunnen dieren handelen? en scrol naar beneden door.

vrijdag 3 maart 2023

Troost

Het boek Vertroostingen. Gewone woorden van Dirk de Wachter levert wat het belooft. Doordat de psychiater De Wachter herkenbaar spreekt over de diepe menselijke behoefte aan troost en die behoefte illustreert aan de hand van zijn eigen recente confrontatie met een levensbedreigende ziekte. Op aanstekelijke manier vertelt hij hoe hij troost put uit Bach en Leonard Cohen, uit godsdienstige rituelen, ook al gelooft De Wachter niet meer, en uit zijn liefde voor de stad Parijs. Wat steeds terugkeert als bron van troost is wat hij noemt “het kleine goede”, dat hij met name heeft beleefd tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis. Daar was een schoonmaakster die hem na een slapeloze nacht even aandacht schonk, en daar waren verpleegkundigen en artsen die hem in zijn verdriet serieus namen ook al konden ze de dreiging niet definitief wegnemen. 

Herhaaldelijk verwijst hij, bij die aandacht voor het kleine goede, naar de filosoof Levinas. Want de aandacht die hij kreeg als patiënt, net als trouwens de aandacht die hij zelf als psychiater geeft aan zijn cliënten, heeft niks te maken met het weten van een oplossing of het volledig kennen van elkaar. De troost die daar gewekt wordt komt juist voort uit een niet-weten, uit de erkenning van een andersheid die wel tegelijkertijd de erkenning is van de ernst van het verdriet van de ander. “Waardoor we opnieuw bij Levinas zijn. Hij zegt: ‘De ander is een radicaal andere die ik nooit helemaal kan kennen.’”

Maar heel goed komt Levinas niet uit de verf in zijn verhaal. Dat komt waarschijnlijk omdat De Wachter denkt dat “u, als lezer, geen boodschap hebt aan moeilijke filosofen of abstracte theorieën”. Ook al denkt hij zelf dat filosofie wezenlijk is voor de maatschappij omdat mensen moeten leren nadenken en vragen durven stellen die niet altijd te beantwoorden zijn, hij blijft heel voorzichtig in zijn presentatie van Levinas. Door het over niet meer te hebben dan de waardering voor het kleine goede doet hij de filosoof eigenlijk tekort.

Dat is echt jammer, want in zijn verlangen om het simpel te houden overschrijdt hij een grens, niet in zijn boek maar in een interview in NRC naar aanleiding van zijn boek. Hij gaat daarin zover dat hij Levinas en Heidegger in één zin samenbrengt als filosofen van de ontmoeting die verloopt via het face-to-face: “Voor Heidegger en Levinas is de face à face, het elkaar in de ogen kijken, de essentie van het bestaan.” Dat klopt niet, want één van de dingen die Levinas zijn leven lang hebben beziggehouden is nu juist het onderscheid tussen wat hij noemt het “face-à-face” in het Gelaat van de ander, en het Mitsein van Heidegger. Dat laatste (in het Nederlands: ‘mede-zijn’) ligt volgens Levinas aan de basis van totaliserende tendensen. Hij maakt veel werk van de bestrijding ervan.

Zie ook Sterpsychiaters in de Stopera.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Troost en scrol naar beneden door.

vrijdag 17 februari 2023

Kleine letters


Echt waar, kopen mensen dat blad? Ik bedoel De Groene Amsterdammer, met zijn vele dichtbedrukte pagina’s, piepkleine lettertjes en doorwrochte artikelen. Kennelijk wel, want het blad loopt goed, naar het schijnt. In ieder geval groeien de oplagecijfers van de gedrukte versie.

Maar hoe verhoudt zich dat dan tot de ongerustheid in geletterde kringen over ‘ontlezing’, over gemakzuchtige infotainment en over vervanging van de aanduiding ‘essay’ voor het boekenweekproduct? Ongerustheid die trouwens ook bij De Groene zelf leeft blijkens bijgaande illustratie. Misschien valt het allemaal wel mee. In ieder geval voel ik, mede door het succes van de dichtbedrukte en best veeleisende Groene Amsterdammer, geen noodzaak om op mijn weblogpagina’s grotere letters te gebruiken.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Kleine letters en scrol naar beneden door.