donderdag 24 juni 2010

Bloed


Dringt dat nou een beetje door, zo’n zinnetje van Erdogan deze week dat de Koerdische rebellen zullen “verdrinken in hun eigen bloed”? Dat soort taal kunnen ze in Israël al lang niet meer gebruiken – en gelukkig maar. Maar ze zullen best dat soort dingen denken als er weer een raket naar beneden komt of een militaire post wordt overvallen.

En wat hebben we gehoord over het feit dat Egyptische troepen in april gas hebben gepompt in een grensoverschrijdende tunnel naar de Gazastrook en daarbij (volgens Hamas-functionarissen) vier Palestijnen hebben vergast? Weinig.

De onbalans in de berichtgeving zal wel te maken hebben met de grote dichtheid van journalisten die speciaal Israël volgen en met de intensieve berichtgeving daarover, niet in de laatste plaats trouwens door Israëlische media.

Maar zou het dan niet goed zijn om met diezelfde intensiteit te volgen wat andere landen doen met hun minderheden of bedreigingen? Mijn krant komt over de represailles van het Turkse leger niet verder dan te melden dat de Turkse luchtmacht doelwitten bombardeerde in Iraaks Koerdistan. Maar of het inderdaad gelukt is met dat bloedbad, dat weten we niet.

Ik zou daar wel meer over hebben willen horen. Of dat nu is omdat ik vrede wil bevorderen of het legitieme recht op zelfbescherming wil promoten, ik wil graag precies weten wat er gebeurt.

Toch wel mooi dat nieuws.marokko.nl meldt dat de meerderheid van de Israëlische Joden tegen een minaretverbod is.

donderdag 17 juni 2010

Heilig vuur


Sommige ideeën zijn zo goed dat je spontaan denkt: dat zou iedereen moeten onderschrijven. Bijvoorbeeld het idee van de naastenliefde. Je zou het bijna verplicht op willen leggen aan iedereen. Daar kan niemand tegen zijn.

Waarom gaat zoiets dan toch mis? Want misgegaan is het stellig. Niet dat het Christendom ook niet veel goeds heeft gebracht, maar de balans van tweeduizend jaar Christendom bevat tegelijkertijd zoveel Kruistochten, Inquisitie en Jodenhaat dat je je vol verbijstering afvraagt: het begon toch allemaal met naastenliefde?

Waarschijnlijk zit daar ook niet het probleem, dat zit eerder in het zinnetje: “dat zou iedereen moeten onderschrijven”. Dan gaan ideeën met ons op de loop, tot op het punt dat we gewelddadig worden. Dan vliegen we, met al onze goede ideeën, uit de bocht. Dat is er volgens mij met het Christendom gebeurd: het is uit de bocht gevlogen.

“Dat zou iedereen moeten onderschrijven” is dus een gevaarlijke gedachte, want daar zit dwang als het ware al ingebakken. De zo voor de hand liggende wens om een goed idee over iedereen te willen uitrollen is niet onschuldig, het streven naar universaliteit van ideeën is problematisch. Bescheiden beperking van denkbeelden tot degenen die er toevallig ook zo over denken is misschien wel een grote verdienste. Zonder dat daarmee het debat over die ideeën wordt afgeschaft.

Die beperking van ideeën tot de eigen kring is naar mijn overtuiging een verdienste van de Joodse traditie. En die verdienste komt niet uit de lucht vallen. Het Jodendom kent het heilige vuur ook en het verlangen naar een wereldbrede messiaanse tijd waarin de leeuw en het lam vredig tezamen liggen. Maar het kent ook de would-be profeten en pseudo-messiassen die het droombeeld onmiddellijk wilden realiseren en de heilstaat wilden forceren. Wijs geworden door die vaak rampzalig verlopen episoden zijn de rabbijnen voorzichtig geworden in hun omgang met profetie en heilsvisioenen. Zij probeerden messiaanse aanspraken te kanaliseren.

Overigens is de vraag of al het vuur dat brandt in religies zo heilig is, of van dien aard dat je spontaan instemt of instemming verwacht. Zoals Erwin Jans onlangs zei in Trouw: religie heeft ook een donkere kern die zich niet laat verlichten. Denk aan allerlei onfrisse verhalen in de Joodse bijbel, de bloeddorst van de kruisridders en gewelddadige passages in de Koran. Als die duistere kant een verbinding aangaat met de toch al dwingende ‘goede ideeën’ kan het leed helemaal niet meer te overzien zijn.

Des te belangrijker, volgens Jans, dat religies in hun leer, opleidingen en instellingen temperings- en vertragingsmechanismen inbouwen om zowel het lichte als het duistere vuur onder controle te houden. Want heilig vuur is volgens hem altijd totalitair. Die temperende functie kent hij toe aan de theologie: haar taak is eigenlijk de domesticatie van het sacrale geweld door reflectie op religie.

Ik moet zeggen, zo opgevat snap ik ineens wat theologie zou kunnen zijn. Ik heb theologie als intellectueel genre nooit kunnen plaatsen. Het functioneerde als een pseudo-kritische bezigheid die een wetenschappelijk karakter moest verlenen aan wat nooit wetenschap kon worden. Maar theologie opgevat als het kanaliseren van gevaarlijk maar ook waardevol vuur, dat is een intellectuele taak van formaat en misschien wel heel hard nodig.

Zie ook Lekker irrationeel, Markering en Bewaak het perspectief

donderdag 10 juni 2010

Individualisering


In Trouw van gisteren lieten twee filosofen hun licht schijnen op de verkiezingen. Paul van Tongeren en Heikelien Verrijn Stuart stelden dat de kiezer twee hoedanigheden heeft. Aan de ene kant wordt hij door politici aangesproken als consument, bijvoorbeeld van veiligheid en hypotheekrenteaftrek. En aan de andere kant is hij een burger met een eigen visie op het algemeen belang, die hij tot uitdrukking brengt in zijn stemkeuze. Volgens Van Tongeren is het probleem “dat er nauwelijks burgers zijn” en dat het daarom vooral over consumptie gaat. Dat neemt niet weg dat de daad van het stemmen volgens Van Tongeren hoe dan ook een hoog burgerschapsgehalte heeft.

De diagnose van Verrijn Stuart is pessimistischer. Niet alleen worden we in de politiek vooral geleid door materialistische overwegingen, de weg terug naar inhoudelijke debatten en hogere waarden is volgens haar ook afgesloten. En dat komt omdat daar collectieve verbanden voor nodig zijn, en die hebben we niet meer. Sinds de secularisatie vormen we geen gemeenschap meer en zijn we niet meer in staat tot een wezenlijk debat.

Ik weet niet of dat waar is. Achter deze uitspraken zit een vooronderstelling, namelijk dat socialiteit in zijn meest wezenlijke vorm gebonden is aan lidmaatschap van een vaste groep. Die vooronderstelling verklaart Verrijn Stuarts pessimisme want vaste, stabiele collectiviteiten hebben het inderdaad moeilijk vandaag de dag. Zwevende kiezers laten zich niet meer permanent verbinden aan een politieke partij, levenslange trouw aan dezelfde baas is een zeldzaamheid geworden en levensbeschouwelijk kiezen mensen zelf wel wat van hun gading is.

Maar voor mij is het maar zeer de vraag of sociale interactie per se gebonden is aan vaste collectieve verbanden. Soms denk ik dat vaste collectiviteiten – anders dan in de Westerse filosofie traditie sinds Aristoteles werd geleerd – de socialiteit eerder misvormen dan vormen. Groepen kunnen, met hun normering en censuur, net zo goed verstorend en beknottend werken. In mijn visie speelt sociale interactie in zijn meest wezenlijke vorm zich eerder af tussen individuen, dus tussen twee of drie mensen die op een gegeven moment met elkaar te maken hebben.

Iets anders – en legitiems – is dat mensen graag ergens bij horen, we zoeken warmte en gezelligheid. En ook om redenen van effectiviteit, schaalvoordelen en veiligheid voegen mensen zich in grotere verbanden. Mensen verbinden zich met een buurt, een arbeidsorganisatie, een kerk. Maar of de kwaliteit van interactie en debat nu zo afhankelijk zijn van de vastheid van dat soort verbindingen, zoals Verrijn Stuart zegt, dat betwijfel ik.

Het is zeker zo dat binnen die grote verbanden gelegenheden voor wezenlijke ontmoeting met andere individuen te vinden zijn. Maar daarvoor hoeven ze niet levenslang en vast te zijn. Als mensen wisselen van buurt, werk of kerk, dan gaan die gelegenheden tot wezenlijke uitwisseling werkelijk niet verloren, want die doen zich overal voor waar mensen elkaar tegenkomen.

Door deze opvatting ben ik minder negatief over de afgelopen verkiezingscampagne dan Verrijn Stuart. Ik vond de debatten tussen de lijsttrekkers – als ze niet over de cijfertjes gingen – regelmatig van behoorlijk niveau. Bijvoorbeeld wanneer het ging over integratie, homo-emancipatie, of fatsoenlijk samenleven, dan werd een mate van openbare gedachtenwisseling bereikt die ondenkbaar was ten tijde van de verzuiling, toen er nog vaste gemeenschappen bestonden.

Opvallend was ook dat de beste inbreng op dit vlak niet kwam van Balkenende –vertegenwoordiger bij uitstek van een traditionele gemeenschap – want die had het vooral over cijfertjes. Daarmee belichaamde hij voor mij enigszins de ruis die er altijd in dat systeem van vaste collectiviteiten gezeten heeft. Vanuit overgeleverde vaste groepswaarden oproepen tot een ethisch reveil, maar ondertussen het milieu laten versloffen en als het erop aankomt de burger vooral paaien met de zekerheid van de hypotheekrenteaftrek – dat overtuigt in ieder geval mij niet van de meerwaarde van díe collectiviteit voor het debat.

Ik ben daarom niet zo somber over de individualisering als Verrijn Stuart. Die mag zich wat mij betreft wel doorzetten. Want wezenlijke sociale interactie speelt zich eerder af tussen individuen dan in collectiviteiten, en individuele begeerten en consumptie vallen daar misschien minder hypocriet op hun plek.

Zie ook Taylor, Levinas en de leegte enVooruit, vooruit

donderdag 3 juni 2010

Stappen


Heb ik nog wat toe te voegen aan alle commotie rondom de entering van het hulpkonvooi voor Gaza?

Ik geloof van niet. Als er ergens doden vallen of als mensen zich bedreigd voelen door tegen hen gerichte wapenarsenalen dan lopen de emoties onvermijdelijk hoog op. Het zou raar zijn als het anders was. Je kunt dan alleen maar hopen dat het niet verder uit de hand loopt.

Dit soort incidenten zal zich blijven voordoen. Zij zullen iedere keer opnieuw verstorend werken. Constructief denken over dit conflict is alleen maar mogelijk door de lange termijn erbij te betrekken. En door op korte termijn vertrouwenwekkende stappen te zetten, vooral dat.

Als vriend van Israël denk ik dan: wij kunnen gemakkelijk zo’n stap zetten, met een geweldige impact. We kunnen ons gewoon terugtrekken van de Westoever, we hebben daar immers niets te zoeken. Waarom doen we dat niet gewoon? Kom niet aan met veiligheidsredenen, want de imago-schade van de bezetting en de morele uitholling vormen - op den duur - een groter veiligheidsrisico.

Zie ook Te dom