vrijdag 25 oktober 2019

Levinas en Popper


Er is voor mij als Levinas-fan in de filosofie van Karl Popper veel te vinden om bij aan te knopen.

De aspecten die ik sympathiek vind bij Popper gaan over de bescheidenheid die het rationele denken past. Volgens Popper moeten wetenschap en filosofie voorzichtig zijn met  uitspraken met universele pretenties. Ze moeten voortdurend waakzaam blijven tegen dogmatisme en tunnelvisies.

Dat sluit goed aan bij Levinas’ weerzin tegen wat hij noemt het ‘imperialisme van de rede’. Niet voor niets hebben Popper en Levinas een bepaalde afkeer van totalitaire tendensen in het werk van bijvoorbeeld Plato en Hegel met elkaar gemeen.

Maar een belangrijk verschil blijft bestaan tussen Popper en Levinas. Want Popper wijst weliswaar het zwaar pretentieuze rationalisme van Plato en Descartes af, waarin de rede wordt opgevat als almachtig en in staat tot het kennen van de waarheid, maar hij sluit aan bij het rationalisme van Socrates. Dat is bescheidener dan dat van Plato, want Socrates verkondigde tegen iedereen dat hij tenminste wist dat hij niets wist. Maar het blijft, vanuit een levinassiaans perspectief, problematisch genoeg. Om dat duidelijk te maken moet ik het even hebben over Socrates.

Schematisch gezien gaat het bij Socrates om het volgende. Er is de gedachte dat er ten diepste één waarheid is en ieder van ons draagt de toegang daartoe ergens in zich. Filosofie is de kunst die zich oefent in het naar boven halen van die waarheid. Hierbij is het beeld van de vroedvrouw dat Socrates hanteert veelzeggend. Zoals een kind feitelijk voor de geboorte er al is en alleen maar naar buiten hoeft te worden gebracht om tot volledige aanwezigheid te komen, zo ligt de ware kennis al diep in ieder mens verborgen en hoeft slechts door goed gemikte vragen van een filosoof tot leven gewekt te worden.

In dat naar boven halen van de waarheid – zeg maar: in het vervullen van de rol van vroedvrouw – zijn sommige mensen beter dan andere. Die vaardige mensen – dat zijn de filosofen – kunnen zich inzetten om bij de minder vaardige mensen de waarheid naar boven te halen. Dat resulteert in het volgende adagium dat naar mijn idee model staat voor het denken van Socrates: “Je ziet het misschien nog niet, maar dat komt nog wel. En als het niet komt, dan helpen wij, de deskundigen, je wel om het te gaan zien”.

Dit adagium kan verklaren waarom veel van de dialogen van Socrates zo’n pedant karakter hebben. Via quasi-open ondervraging bracht hij zijn gesprekspartners op het punt dat hij al lang van te voren had bepaald als het punt waarop hij wilde uitkomen. De managementdenker Chris Argyris zegt daarover: “Massa’s mensen hebben Socrates bestudeerd en zien hem als iemand die erg ontvankelijk was voor nieuwe ideeën. Maar hoe kan Socrates ons helpen als we werknemers willen leren om zich open op te stellen? Als je je wat meer in hem verdiept, zie je dat hij vooral iemand was die fantastisch kon manipuleren. Wij kunnen dat voorbeeld niet zomaar navolgen, dus daar heb je niet zoveel aan”.

Pedant en manipulatief. Dat is wel een heel andere kijk op dat zo bescheiden geachte kritische rationalisme, waarin Popper en Socrates elkaar vinden. In ieder geval neemt Levinas daar geen genoegen mee. Maar wat biedt Levinas dan, als alternatief?

Ik zou zeggen: een derde soort rationalisme. Tot nu toe zagen we het rationalisme à la Plato en Descartes, dat gelooft in de almacht van de rede. Daar bestaat een correctie op in de vorm van het kritisch rationalisme à la Popper en Socrates, dat gelooft in het kritische en zelf-kritische potentieel van de rede. De derde variant die Levinas daartegenover zet is het rationalisme dat gelooft in de rede die tot de orde geroepen wordt, juist niet door het zelf, maar door de ander.

Wezenlijk in dit uitgangspunt van Levinas is dat de corrigerende impuls van buitenaf komt. In zijn visie produceert de rede, behalve een hoop constructieve ideeën, aan de lopende band illusies met de rechtvaardigingen erbij om die te geloven. Dat zelfbedrog en die blindheid zijn per definitie niet door het zelf, ook niet door zelfkritiek, te verhelpen want je weet niet wat je niet ziet en niet weet. Alleen datgene wat je niet zelf had kunnen verzinnen leert je iets nieuws. Dat moet wel iets van buiten zijn.

Op slag wordt duidelijk hoe groot het verschil is met Socrates die uitgaat van de gedachte dat de waarheid al van meet af aan in iedere mens ligt opgeslagen. Écht leren, zegt Levinas, gebeurt pas door de confrontatie met wat op nog geen enkele manier van mij was. Werkelijke andersheid dus, waar geen manipulatie tegen bestand is. Eigenlijk zegt Levinas dat Socrates en Popper het kritische zelf als gezagsbron overschatten.

Zie ook Zwarte zwaan en Levinas als revolutionair

donderdag 17 oktober 2019

Benieuwd


Ik ben zo benieuwd of we het redden met deze wereld en onszelf.

Zie ook Sociaal experiment

donderdag 10 oktober 2019

Komen we wel uit met zuivere rationaliteit?


Hoe verder naar het Westen toe – binnen en vanuit Europa gedacht – hoe nuchterder en rationeler de mensen. Zo heb ik het me weleens voorgesteld.

In die voorstelling is aan de meest oostelijke pool van dit spectrum, in Oost-Europa dus, het rationele zelfvertrouwen niet groot, en dat gaat gepaard met ondoorzichtige staatkundige structuren, neigingen tot autoritair bestuur en lage welvaart.

Iets meer naar het Westen toe ziet dat er allemaal een stuk beter uit, maar de meeste landen daar hebben in liberaal democratisch opzicht wel een smet of gebrek. Voor Duitsland en Spanje is dat het fascistische verleden, voor Frankrijk het enigszins autoritaire centralisme, voor Italië het populisme. Het Noord-Westen oogt als nog het minst besmet.

Maar het licht van een werkelijk rationeel geordende samenleving kwam van Engeland en de Verenigde Staten van Amerika. De Engelsen kozen als eersten, in 1689, voor de liberale parlementaire democratie, en de Amerikanen volgden in 1789 met het volledig geperfectioneerde model in hun Constitution. Heldere instituties, formele procedures en garanties voor checks and balances tussen de verschillende machten moesten leiden tot de ultieme staatsrechtelijke zuiverheid.

Onlosmakelijk met de Angelsaksische liberale bestuursvormen verbonden waren de ontwikkeling van een debatcultuur van hoge kwaliteit, en de instelling van een vrijwel onbeperkte vrijheid van meningsuiting. In beide landen werkte men het liefst met twee partijen (als uitkomst van het districtenstelsel), waarschijnlijk vanuit het vertrouwen dat de rationaliteit van het debat de waarheid vanzelf doet bovendrijven: daar heb je niet meer dan twee partijen voor nodig.

In de laatste alinea gebruik ik de verleden tijd, want het licht komt bepaald niet meer uit het Westen. Op een nauwelijks te begrijpen manier zijn alle in de alinea genoemde elementen aan ernstige slijtage onderhevig. Door het tweepartijenstelsel ligt in beide landen polarisatie voortdurend op de loer, en zijn veel tussenliggende en meer genuanceerde meningen parlementair niet (meer) vertegenwoordigd. Door diezelfde polarisatie is de debatstijl naar een absoluut dieptepunt gezakt. En paradoxaal genoeg is in intellectuele kringen en universiteiten de neiging tot politieke correctheid en het taboe verklaren van onwelgevallige woorden of onderwerpen nergens zo verstikkend als in die landen met wettelijk gezien de grootste vrijheid van meningsuiting.

Hoe kan dit allemaal? Zou het te maken kunnen hebben met het hoge rationele gehalte van de Angelsaksische ordening? Hoeveel rationaliteit kan een samenleving verdragen?
Komt een mens, burger, kiezer misschien niet uit met zuivere, procedurele afspraken? Deugt het idee wel dat de waarheid door een rationeel debat wel als vanzelf komt bovendrijven? Is de ruimte verwaarloosd voor de niet-redelijke pluraliteit van toevallige, historisch gegroeide maatschappelijke stemmen, zoals ze op het continent vertegenwoordigd worden door de meer-partijenstelsels? En eisen die verwaarloosde stemmen in Engeland en Amerika nu hun plaats op?

Het is een intrigerende vraag waarom het nu juist de ooit voorbeeldige Angelsaksische landen zijn waar de democratie te lijden heeft van onbeschofte en incompetente gekozen leiders. Ik denk inderdaad dat er iets in die keurige formeel ingerichte instituten en rationele procedures zit wat weerzin wekt. Dat vereist aandacht.

Maar ondertussen vestig ik wel al mijn hoop op precies die Engelse en Amerikaanse instituties van rechtspraak en parlement in hun strijd tegen de populistische monsters. Op dit moment is er niets anders om hun liberale democratieën te redden.

Zie ook Misleidende ideeën over verantwoording en Lekker irrationeel