vrijdag 30 maart 2018

Primitief?


Je mag, zoals velen doen, de Hebreeuwse Bijbel afdoen als een archaïsch, achterhaald geschrift. Maar je hebt kans dat je de relevantie ervan dan met volle kracht in het gezicht teruggeworpen krijgt.

Ik doel nu, in deze Pesachtijd, op de archetypische betekenis van het farao-verhaal. Daarin wordt verteld over een dictatoriaal, pyramidaal ingerichte samenleving waarin een heerser voor het leven de verhoudingen bepaalt en heerst over leven en dood van alle anderen. Kan het actueler met om ons heen een toenemend aantal despoten? Zoals Erdogan die tegenstanders opsluit en de pers monddood maakt, zoals Xi Jinpin die zich voor het leven laat benoemen en Poetin die zichzelf blijvend aan de macht manipuleert. En met Trump die alleen door de Amerikaanse rechtstatelijke instituties wordt weerhouden om hetzelfde te doen (hopelijk).

En dan – we vieren het vandaag – zet de Hebreeuwse Bijbel daar zomaar het bevrijdende tegendeel tegenover: van een onwaardig geacht slavenvolk dat zich met de hulp van zijn god aan de onderdrukking ontworstelt. Dat is rebellie van iconische betekenis.

Om de parallel daarvan met de actualiteit erin te houden, is het zaak om ook op de verschillen te wijzen tussen het Bijbelse bevrijdingsverhaal en onze situatie. Wij hoeven niet bevrijd te worden, wij leven al decennia in ongeëvenaarde vrijheid.

Maar ook in die situatie werkt het verhaal inspirerend. Het kan ons ertoe zetten om onze vrijheid goed op waarde te schatten. En om de hedendaagse farao’s niet te onderschatten. Als Europa niet over kernwapens beschikte, zou het misschien al lang overlopen zijn.

Dat klinkt cynisch, maar het Exodusverhaal vertelt mij dat die kernwapens legitiem zijn, zolang ze maar dat doel dienen: farao’s op afstand houden en vrijheid, democratie en rechtsstaat bevechten tegen onderdrukking.

Is de Bijbel inderdaad achterhaald? Of zijn wij eigenlijk even primitief?

Zie ook Farao en Scientific management

donderdag 22 maart 2018

Rafelranden


Voor god spelen gaat nog wel. Maar dat te combineren met onze humane ideeën over dierlijke waardigheid levert tragi-komische gevallen van menselijke zelfoverschatting op.

Het lukt de god-mens wel om een stuk ‘vrije natuur’ te creëren. Zet een hek neer, zoals om de Oostvaardersplassen, plaats daarbinnen grote grazers, ganzen, edelherten, net naar gelang de laatste wetenschappelijke inzichten. Plan de bijpassende vegetatie, hoog of laag, en regel de waterstanden, soms wel tien verschillende, onderling van elkaar gescheiden door damwanden. Perfect!

Maar vervolgens gooit de mens-mens roet in het eten. Want die kan het niet aanzien dat er in het door de god-mens ontworpen regime verliezers zijn zoals zwakke wilde grazers of ganzen die geen voedsel meer vinden vanwege de lage vegetatie. Vervolgens moet er bijgevoerd worden, of opnieuw geprutst aan de waterstanden, beesten en vegetaties.

Dus eigenlijk is het niet waar, we kunnen helemaal niet voor god spelen. Ideale natuurgebieden nastreven is een utopie. In ieder geval voor de mens, maar misschien kon God het zelf ook niet echt.

Zelf zou ik de keuze wel willen maken voor een gematigd cultuurlandschap, ongeveer zoals het in Nederland was tot in de jaren vijftig. Dat wil zeggen: veel boerenland, dat is het stuk in cultuur gebrachte natuur dat we nu eenmaal nodig hebben om via de landbouw in onze voedselbehoeften te voorzien. Maar dan met flinke rafelranden eromheen, van bosschages, wilde bloemen, heggen. Dus in plaats van dat zielloze, door-en-door gerationaliseerde Manschotland wat meer liefdevolle verwaarlozing. Allicht zullen de lappen grond vanwege de gebruikte machines en methoden een stuk groter moeten zijn dan ze in de jaren vijftig waren, maar wat meer tolerantie voor stroken land die niet honderd procent rendabel zijn zou de vriendelijkheid bevorderen. Strakke, steriele afbakeningen kunnen best wat worden verzacht.

Eigenlijk, zit ik te denken, zou ik daar de voorkeur aan geven op nog veel meer terreinen van ons menselijk handelen. Bijvoorbeeld in onze omgang met onze ménselijke natuur, met elkaar en met onszelf. Zou iets minder beheersingsdrang en wat meer gemoedelijkheid ook daar niet een verademing zijn? Wat meer tolerantie voor onze rafelranden, het schijnt dat vooral Vlaamse psychiaters daarvoor pleiten.

Zie ook: Het verlangen naar Krabbegat

vrijdag 16 maart 2018

Zo werkt het dus


In deze column vindt u voor de verandering weinig tekst van mezelf. Het belangrijkste deel zal bestaan uit de letterlijke weergave van een twitterconversatie over Israël en antisemitisme.

Mijn motief om de conversatie te presenteren is dat de uitwisseling een goede illustratie biedt van de manier waarop vage noties het gesprek – voor het grootste deel ongewild en onbewust – in antisemitische richting kunnen sturen, en in combinatie met de reacties daarop uiteindelijk volledig doen ontsporen.

Daarbij gaat mijn interesse speciaal uit naar de cocktail van oprechtheid, onoprechtheid en giftige, al dan niet bewuste vooroordelen, die op een curieuze manier door elkaar lopen, en waarin de oprechtheid het per saldo verliest van het vergif. Door deze dynamiek is tegen het einde van het gesprek een zachte landing onmogelijk geworden.

Om die vernietigende wisselwerking tussen oprechtheid, onoprechtheid en vergif goed te laten uitkomen, zal ik bij de weergave van de conversatie bij een aantal tweets vermelden – als daar aanleiding voor is – of ik de daarin gedane uitspraak opvat als
- een onbereflecteerde uitspraak, en daarom niet per se kwaadaardig
- blinde vergoelijking of onachtzaamheid, en daarom verwijtbaar
- moedwillige verdraaiing of grofheid, dus kwaadaardig.

Bij toekenning van die kwalificaties laat ik me in eerste instantie leiden door de uitgangspunten dat deelnemers aan de discussie 1. In principe van goede wil zijn; 2. Altijd wel niet geheel bereflecteerde uitspraken doen; 3. Niet altijd weten hoe ze daarbij aan hun vooronderstellingen komen.

Voor het begrip van de conversatie is het van belang om te weten dat het gesprek start met een tweet van Nasrdin Dchar waarin hij opmerkt dat, op de dag van de Amsterdamse herdenking van de Februari-staking, in Israël tienduizenden mensen de straat op gingen om te demonstreren tegen de deportatie van Afrikaanse asielzoekers. Marieke Hoogwout begrijpt in een reactie niet waarom Dchar Israël noemt in combinatie met de Februari-staking, en noemt dat selectief gebruik van de herdenking van moedig verzet tegen fascisme. Vanaf dit punt geef ik de letterlijke tweets weer. Ik sluit af voordat de ontsporing begint.

Nasrdin Dchar:‏ “Selectief?! Hoe selectief is t dat we hier stilstaan bij de enige staking in NL tegen de jodenvervolging en dat in Israël mensen gedeporteerd gaan worden. Snap je het dan echt niet. Wat ik wil zeggen is, dat de mens helaas niet handelt naar de woorden: opdat we nooit vergeten.”

Marieke Hoogwout: “Dat ben ik honderd procent met je eens. Wat ik niet begrijp is waarom je Israël als enige land hierbij sleept. Juist dat groepsdenken, wat jij hier ook lijkt te doen, is de bron van zo veel ellende in de wereld.”

Jan Hoogland: “Israël is de bron van veel ellende in de wereld. Als je dat niet ziet......”
Kwalificatie: onbereflecteerde uitspraak, getriggerd door Palestijnse ellende; Hoogland vindt de toevoeging ‘in de wereld’ kennelijk adequaat. Zo werkt dat dus.

Marieke Hoogwout: “ik geloof dat jij het punt van deze discussie zowel volledig mist,  als ongewild bewijst, Jan.”

Anoniem1: “Beste Jan, waarom is Israël de bron van veel ellende in de wereld? Oprechte vraag”.

Jan Hoogland:‏ “‘in de wereld’ heb ik niet gezegd, maar dat is niet zo relevant eigenlijk. Israël bezet al 51 jaar Palestijns gebied en gedraagt zich daar net als de Duitse bezetter in 40-45 hier deed. Dat veroorzaakt veel ellende voor de Palestijnen. Zo simpel is het.”
Kwalificatie: blinde vergoelijking van zijn eigen uitspraak; Hoogland snapt nu de lading van ‘in de wereld’: alsof Israëls handelen een unieke, kosmische dimensie heeft; dat wil hij bij nader inzien niet gezegd hebben.

Anoniem1:‏ “Wat staat daar dan?” (met plaatje erbij van de tekst ‘in de wereld’ uit de tweet van Hoogland)

Jan Hoogland:‏ “OK, maar het maakt niet veel uit volgens mij, of ik dat er nou bij zet of niet. Ellende = altijd in de wereld, behalve buitenaardse ellende. Maar als je wilt kwantificeren: honderdduizenden mensen zijn al 51 jaar vluchteling of zuchten onder bezetting. Dat is voor mij veel”.
Kwalificatie: moedwillige verdraaiing; wat Hoogland eerder snapte (de lading van zijn woordgebruik) telt nu niet meer.

Anoniem1‏: “Ellende die andere landen nooit bezigen? Dat riekt op deze wijze toch naar antisemitisme. Maar die beschuldiging zal ik uw niet doen aanreiken. Juist dat is waar dit hele draadje op begon. Uw wijst naar Israël, tracht te verwarren en verdedigt door te beschuldigen. Dat is vreemd.”

Jan Hoogland‏: “Als de consequentie van kritiek uiten op de staat Israel is dat je voor antisemiet wordt uitgemaakt zegt dat meer over degene die de beschuldiging uit dan over mij. Dan kun je nooit kritiek op Israel hebben omdat het een Joodse staat is.”

Anoniem1‏: “U trechtert zelf de ellende richting Israël. Ik tracht het juist breed te trekken. U ontkent te zeggen dat Israël de schuld is van veel ellende in de wereld terwijl ik u erop wijs dat u dit wel doet. Nogmaals; ik beschuldig u niet maar wijs op uw woorden en de interpretatie daarvan.”

Jan Hoogland: “Prima, en ik heb uitgelegd hoe ik het bedoel. Er is veel ellende in de wereld, veel te veel. Ik heb al lang geleden gekozen om op te komen voor de Palestijnen. Choose your battles”.
Kwalificatie: blinde onachtzaamheid; hij suggereert dat er evenveel activisme is voor bijvoorbeeld de Rohinya’s of de Westerse Sahara en dat hij zich net zo goed daarbij had kunnen aansluiten, maar dat klinkt op een of andere manier niet geloofwaardig.

Anoniem1‏: “De Palestijnen. Ook al zo vredelievend en verbindend volkje....”.
Kwalificatie: moedwillige grofheid.

Jan Hoogland: “Lees NRC vanavond over Gaza.”

Anoniem1‏: “Nee joh. Ik lees die propaganda niet. Straks word ik net gelijk zo selectief blind als u...”
Kwalificatie: moedwillige grofheid.

Jan Hoogland‏: “dan weet ik eindelijk wat voor vlees ik in de kuip heb, als je NRC als propaganda bestempelt. Veel plezier op DDS. Ik begin nog medelijden te krijgen met je. ik dacht in het begin met die 'oprechte vraag' echt even dat ik in gesprek kon komen met je.”

Anoniem1‏: “Dat dacht ik -oprecht- ook.. Maar de selectieve verontwaardiging ging al snel naar pro palli en dat kan ik- Excuse Le monde- met geen noot serieus nemen. Daarnaast draait en bagataliseert u in uw eerste tweet. Het werd daarna weinig ‘beter’.. Daarnaast ‘dicht’ u mij DDS(?) toe?

Jan Hoogland‏: “De Dagelijkse Standaard. Ken je die echt niet? Dat pleit dan weer voor je ;-) Ik verzeker je dat ik niets anders wil dan alle goeds voor iedereen. Ik wens de Israelische burgers vrede toe, en de Palestijnen ook uiteraard.”

Anoniem1: ‏“Dan ken ik het wel maar lees dat niet. Te gekleurd. Fijn. Ik wens ook een ieder op deze wereld consensus en vrede toe. Niemand uitgesloten!”

Een verwarrende ervaring, deze conversatie. Samenvattend zou ik zeggen dat de blindheid gelegen is aan de kant van Hoogland, en een soort onbeschoftheid aan de kant van Anoniem1. Hoe vervolgens de sluizen open gingen voor botheid, blindheid, en grofheid op werkelijk onsmakelijk grote schaal blijft hier verder onbesproken. Toen hadden Hoogland, Hoogwout en Anoniem1 zich al teruggetrokken.

Zie ook Lucebert

donderdag 8 maart 2018

Hardnekkig dualisme


Het zou voorbij zijn, dachten we, werd ons verteld: de heilloze tweedeling tussen degenen die de Waarheid kenden en zij die in duisternis leefden. Dat was voortaan iets van onze lang voorbije jeugd, of van de middeleeuwen. Sinds de jaren zestig hadden we ons immers bevrijd van dat dualisme van zondaars en heiligen. In de plaats daarvan omarmden we een zeker relativisme, we wisten ons bevrijd van absolute waarheidsclaims.

Maar het is helemaal niet voorbij. Want er is sinds die tijd een nieuwe ideologie ontstaan die zich, net zo zeer als de oude religies, beroept op absolute waarden en een bijbehorend onderscheid tussen goed en kwaad. Ik doel op het ‘mensenrechtendiscours’ dat vanaf de jaren vijftig een grote vlucht heeft genomen in het Westen. Je kunt spreken van een nieuw geloof. En dat geloof blijkt soms een treffende overeenkomst te hebben met het aloude Christelijke dualisme: het stelt niet de vraag naar de uitvoerbaarheid van zijn verheven idealen, dat zou te prozaïsch zijn - te weinig heilig, zeg maar.

Toeval of niet, zowel NRC als Trouw kwam afgelopen weekend met artikelen rondom dit mensenrechtendiscours. In een NRC-twistgesprek met Barbara Oomen wijst Andreas Kinneging op de praktisch-morele oorsprong van mensenrechten. Zij werden in het leven geroepen voor bescherming van de individuele burger tegen de staat met zijn machtsmonopolie. Van daaruit heeft het concept zich ontwikkeld tot een catalogus van afdwingbare rechten met een absoluut karakter. Als zodanig, zegt hij, hebben mensenrechten het Christendom vervangen als religie. “Dit evangelie wordt mondiaal met geld en wapens uitgedragen.”

In Trouw ziet Rik Torfs eveneens de ontwikkeling van mensenrechten van simpele rechtsbeschermingsregels, niet los te zien van de democratische rechtsstaat, naar een steeds verhevenere, nobelere, absolute invulling. Torfs ziet dat niet zo zitten, hij verkiest “sobere denkers boven bevlogen, hooggestemde idealisten.”  Maar hij kan niet anders dan vaststellen dat die metafysische aspiraties op mensenrechten geprojecteerd worden door “heel wat mensen die tot de culturele elite (en vaak tegelijk tot de politieke linkerzijde) behoren”. De zogenaamde Gutmenschen, voor wie goedheid niet zozeer een morele attitude is, als wel een punt van geloof. Voor hen, aldus Torfs, zijn de mensenrechten “een manier om filosofische ‘absolute waarheid’ die theoretisch niet meer houdbaar is via de omweg van de mensenrechten toch binnen te smokkelen”.

Dat het mensenrechtenactivisten in veel gevallen gaat om “metafysisch heimwee” ziet Torfs bevestigd in het feit dat zij een essentiële morele vraag niet stellen: die naar de praktische haalbaarheid van hun idealen, bijvoorbeeld van ongelimiteerde gastvrijheid voor migranten. Het aloude dualisme blijkt niet verdwenen te zijn, het wordt voortgezet met andere middelen.

Zie ook Mensenrechten, pragmatisch bekeken en Eeuwigheid en ogenblik.

vrijdag 2 maart 2018

Zondebok (2)


Het boek van Jonathan Sacks Niet in Gods naam. Een pleidooi tegen religieus extremisme en religieus geweld bespreekt het geweld dat gepleegd wordt in naam van de Joodse, Christelijke of Islamitische God. Sacks zoekt in het boek naar een aanvaardbaar antwoord, vanuit die drie religies zélf, op het extremisme dat zij produceren. Het zwaartepunt van het boek ligt wat mij betreft in het middendeel waarin hij bij de Bijbelse verhalen van Genesis over broedertwist te rade gaat voor een model aan de hand waarvan mensen met elkaar in vrede kunnen leven. Cruciaal daarin is het begrip ‘innerlijke omkering’. In het slotdeel betoogt hij dat ook de drie abrahamitische religies (Jodendom, Christendom en Islam) onderling met behulp van omkering en inkeer hun broederlijke geweld moeten kunnen stoppen.

In de aanloop naar zijn weergave van de broedertwisten uit Genesis presenteert Sacks het ‘zondebokmechanisme’. Dat concept is afkomstig van de Franse denker René Girard, en deze gebruikt het om het proces aan te duiden met behulp waarvan twee rivaliserende partijen hun onderlinge conflict beëindigen door de schuld voor hun vete af te schuiven op een derde partij en die te doden: de zondebok. Dat is, aldus Girard, een effectieve manier om de cyclus van geweld en tegengeweld te doorbreken. Voorwaarde voor de effectiviteit is wel dat die derde partij buiten het conflict staat, en niet in de positie verkeert om zelf geweld toe te kunnen passen.

Het woord zondebok verwijst naar het ritueel uit de oude Israëlitische viering van Grote Verzoendag, waarbij een bok door handoplegging van de hogepriester symbolisch beladen werd met de zonden van het volk. Vervolgens werd de bok naar een ravijn gebracht en in de afgrond gestort, waarmee – opnieuw symbolisch – de zonden werden opgeruimd.

Dat klinkt wreed genoeg, ook als het een bok betreft, maar het wordt wat mij betreft pas echt erg als er een mens geslachtofferd wordt. En dat is precies wat er volgens Girard gebeurd is in een aantal historische gevallen: daar zijn mensenoffers gebracht, met de (veelal onbewuste) bedoeling om intern geweld, dat anders de gespleten groep zou vernietigen, af te weren. Denk aan Jezus, in het conflict tussen helleniserende en strikt Tora-getrouwe Joden. Denk aan Joden in middeleeuws Europa dat diepgaand gespleten was langs lijnen van zondaars en heiligen, en dat zijn onlustgevoelens maar al te vaak botvierde op Joodse gemeenschappen.

Je zou denken: Jonathan Sacks komt met René Girard en het zondebokmechanisme omdat hij dat bij zijn presentatie van de Genesis-broedertwisten in het middendeel en daarna goed kan gebruiken. Maar opmerkelijk genoeg, terwijl je erop zit te wachten, treedt daar de zondebok niet op. Het mechanisme speelt in het midden- en slotdeel van Sacks’ boek geen rol.

Sacks maakt daar wel gebruik van een ander begrip van Girard, namelijk de ‘mimetische begeerte’. Dat is het verschijnsel dat de ene mens graag wil hebben wat de andere mens al heeft, of wil zijn wat de andere mens al is. Dat is probleemloos toe te passen op Jacob die graag Esau wil zijn, en op Jozefs broers die jaloers zijn op diens veelkleurige mantel.

Maar, zo wordt Sacks niet moe om te benadrukken, al deze broedervetes en jaloezieën worden uiteindelijk opgelost doordat een of beide van de betrokken partijen een innerlijke ommekeer beleven, of zich leren in te leven in de andere partij. En dat gebeurt steeds precies op tijd, waardoor uiteindelijk een beroep op een zondebok, en dus een mensenoffer, niet nodig is.

Wil Sacks ons daar op deze manier op wijzen?

Zie ook Ongemakkelijke vragen