vrijdag 27 augustus 2021

Paulus en het vlees


Laatst las ik over een merkwaardige oplossing voor een merkwaardig probleem. Het speelt bij de levensbeschouwelijke buren, de Christenen, dus het gaat me niet direct aan, maar ik vind de gevolgde redeneringen zo curieus dat ik het er even over wil hebben en mijn positie wil bepalen.

De kwestie start met een probleem voor de vertalers van de Nieuwe Bijbelvertaling. Nu zij aangekomen zijn bij de brieven van de apostel Paulus blijven zij haken aan de traditionele vertaling van het Griekse woordje sarx als ‘vlees’ of ‘lichaam’. In Trouw omschrijft Nico de Fijter het probleem als volgt: “In de brieven van Paulus heeft het woord meestal een negatieve betekenis: sarx is fout, zondig. Paulus zet daar dan de Geest tegenover, die van God komt”. Daar zou je uit kunnen afleiden dat Paulus het menselijk lichaam afkeurt, en ook niet veel van seks moet hebben, aldus De Fijter.

Nog niet zolang geleden was die opvatting over lichamelijkheid en seks in allerlei maatschappelijke kringen gemeengoed. Maar al geruime tijd wint de waardering voor lichamelijke geneugten het van de afwijzing daarvan, en dus ook voor de vrije beleving van seksualiteit. Die laten we ons na de seksuele revolutie niet meer afpakken.

Curieus genoeg is nu de veronderstelling van de vertalers dat, omdat wij tegenwoordig waarderend spreken over lichaam en seks, Paulus daar niet negatief over geweest kan zijn. Als sarx dan toch een negatieve klank heeft voor Paulus, dan moet het wel iets anders betekenen. De vertalers komen voor dat andere uit op ‘aards’: het aardse is tegengesteld aan het hemelse. Het aardse mag je kennelijk blijven zien als negatief. 

Het blijft een beetje vaag wat je dan onder aards moet verstaan. Seks en andere lichamelijke geneugten dus niet want die zijn tegenwoordig hemels, maar verder moet daar toch nog veel van het overige onder vallen dat traditioneel als aards betiteld werd: lichamelijke behoeftigheid, misschien ook wel hedonisme, in ieder geval ziekte en imperfectie.

Ik denk dat dat laatste woord ‘imperfectie’ het beste aanduidt wat de Bijbelvertalers op het oog hebben met ‘aards’. Daar zou Paulus op gedoeld hebben: hij houdt niet van aardsheid want dat is imperfect. Seksualiteit en ander plezier hoeft daar niet meer toe gerekend te worden, dus dat probleem is opgelost. Tegelijkertijd is het dualisme van Paulus – dat wil zeggen een scherpe tweedeling tussen het negatieve aardse en het positieve hemelse – met de voorgestelde oplossing gered. 

De onttrekking van lichamelijke geneugten aan het begrip aards die daarvoor nodig is impliceert wel een verschuiving van de traditionele invulling van dat woord; het is een kunstgreep. Dat ik het hele proces merkwaardig noem heeft daarmee te maken. Ik snap niet waarom je de paulinische tegenstelling perfect versus imperfect in stand zou willen houden. Waarom zou je dat platoonse dualisme per se willen redden, met behulp van een toch tamelijk geforceerde kunstgreep? 

De Joodse traditie waar ik me toe beken spreekt zich regelmatig uit tegen een dergelijk dualisme en kiest voluit voor het aardse bestaan, met zijn geneugten én zijn imperfecties. Zie bijvoorbeeld Deuteronomium 30: “Niet in de hemel is het, dat je zeggen zou: Wie stijgt voor ons ten hemel om het voor ons te halen, en het ons te doen horen, zodat we het doen?”. Dat voelt een stuk relaxter. 

Zie ook Verdwijntruc

Wil je commentaar geven of zien: klik op Paulus en het vlees en scrol naar beneden door.

vrijdag 20 augustus 2021

Even slikken


Een grote groep Nederlanders vraagt zich steeds vaker af: hoe zijn we in godsnaam in deze politieke situatie terecht gekomen van afbrokkelende werkzekerheid, haperende jeugdzorg, onbetaalbare huren en afkalvend onderwijs? En waar gaat dit eindigen?

Voor het antwoord tasten we dan wat in het duister: het was de neoliberale op de markt gerichte tijdgeest van de jaren tachtig, de Angelsaksische invloed van Margareth Thatcher en Milton Friedman die eigenlijk on-Nederlands was, maar waar we mede door de kwakkelende economie van de jaren zeventig maar aan toegaven. 

Nu denk ik inderdaad dat er tijdens de jaren tachtig grote en deels terechte politieke zorgen bestonden over een onhoudbaar doorschietende verzorgingsstaat. “Nederland is ziek”, zei premier Lubbers naar aanleiding van het uitdijend aantal mensen in de WAO, en PvdA-leider Kok bleek het daarmee eens te zijn. Al eerder waren de sociale partners het eens geworden over loonmatiging en de noodzaak van bezuinigen, en daarover werden afspraken gemaakt in het Akkoord van Wassenaar.

Zo bezien lijkt de politieke koers van de Nederlandse regeringen in de jaren tachtig en negentig vooral pragmatisch van aard geweest te zijn. De verzorgingsstaat stond niet ter discussie, maar was hier en daar uit zijn voegen gegroeid en de politieke ingrepen waren niet meer dan correcties op die scheefgroei. Daar kwam geen ideologie aan te pas en daarom verliep de heroriëntatie in goede harmonie, volgens de beste tradities van het Nederlandse poldermodel. 

Maar klopt dat beeld wel? Ging het echt om alleen maar technische, ideologisch neutrale ingrepen? Hoe kan het dan dat we op dit moment in een regelrechte neoliberale dystopie terecht lijken te komen?

In een interessant NRC interview maakt de politiek socioloog Merijn Oudenampsen duidelijk dat er begin jaren tachtig meer aan de hand was: er werden wel degelijk scherpe ideologische keuzes gemaakt, precies in neoliberale richting. 

Toen Lubbers de verkiezingen won in 1982, vertelt Oudenampsen, lagen er twee rapporten klaar die elk een eigen antwoord formuleerde op de actuele sociaal-economische problematiek. Het eerste rapport, opgesteld onder leiding van de econoom Schouten, bepleitte een keynesiaanse koers. Waar nodig moest de verzorgingsstaat aangepakt worden, maar over het algemeen moest er meer in geïnvesteerd worden. Het tweede rapport was afkomstig van een commissie onder leiding van oud-Shell-topman Gerrit Wagner. Dat rapport stelde loonmatiging, deregulering en hervorming van de sociale zekerheid voor.

Als aantredend premier maakte Lubbers de keuze voor het tweede rapport, hij nam de neoliberale voorstellen van de commissie Wagner integraal over.

Om de desillusie compleet te maken laat Oudenampsen zien dat dat niet eens zo verrassend is: het paste in een Christendemocratische stroming die eigenlijk al vanaf de Tweede Wereld Oorlog neoliberaal geöriënteerd was – met een kort keynesiaans intermezzo van 1965 tot 1975 – en niet veel had met de verzorgingsstaat en een sterke overheid. Bij de eerste tekenen van economische crisis zag je dan ook, aldus Oudenampsen, Christendemocratische ambtenaren en politici als Frans Rutten, Jelle Zijlstra en Nout Wellink zich daarvan afwenden en opschuiven naar de ideologie van de vrije markt.

Ik spreek over desillusie, omdat het mensbeeld achter het neoliberalisme nogal plat is: mensen handelen in die visie vooral vanuit welbegrepen eigenbelang. Dat verwacht je niet direct van Christendemocraten. Waarschijnlijk werd om die reden, toen Lubbers Wagners plan ook daadwerkelijk ging uitvoeren, “het typisch liberale vrijemarktverhaal overgoten met een christelijk sausje van zorgzaamheid en verantwoordelijkheidszin”, aldus Oudenampsen.

De overgang naar neoliberaal beleid verliep dus helemaal niet zo terloops en ideologisch neutraal als we vaak denken. Er is een moment van expliciete keuze geweest. Oudenampsen stelt het scherp wanneer hij zegt dat, als we op dat moment hadden gekozen voor het rapport Schouten, we nu een meer Scandinavisch model zouden hebben in plaats van de huidige liberale verzorgingsstaat. 

Dat is even slikken.

Zie ook Crisis van het geld of van het denken? en Gevaarlijk optimistisch

Wil je commentaar geven of zien: klik op Even slikken en scrol naar beneden door.

dinsdag 10 augustus 2021

Klimaat en leiderschap


Een paar citaten van de voorpagina van mijn krant vanmorgen:

“Rutte voelt weinig voor maatregelen die GroenLinks en PvdA aandragen, zoals een strenge CO2-heffing of inkrimping van de veestapel.”

Het tegengaan van klimaatverandering “kost veel geld, en het vraagt veel van burgers en bedrijven, onherroepelijk met protest en verzet tot gevolg. Dat aspect laat Rutte liever onbenoemd.”

Rutte wees op de kansen die de energietransitie biedt voor de economie. “Nederland kan vooroplopen, want we zijn ook zevende geworden wat het aantal medailles betreft bij de Olympische Spelen. Ik ben ervan overtuigd dat Nederland bij de Olympische Spelen van het Klimaat ook nummer één kan zijn.”

De citaten brengen mij op het thema  ‘leiderschap’. Met tegenzin, want dat vind ik een problematisch concept. Ik heb nooit zoveel met de gebruikelijke verhandelingen over ‘Leiderschap en organisatie’ of ‘Eigenschappen van een echte leider’. Ik weet niet of er zoiets bestaat als ‘de essentie van leiderschap’. Voor mijn gevoel is leiderschap altijd gebonden aan een situatie en toont de één het meer in de ene en de andere meer in de andere situatie. 

Wat ik wel weet is dat Rutte geen leiderschap toont op het cruciale vlak van klimaatverandering. Op dat vlak vraagt leiderschap om het uitdragen van de ernst van de situatie en dat doet hij niet of mondjesmaat, uit angst voor weerstand. Dan wordt het moeilijk om de mensen te vragen om hun bijdrage te leveren, hij denkt dat hij ze moet motiveren als kleine kinderen door er een Olympisch spelletje van te maken. Rutte neemt zo in feite behalve de situatie ook de mensen niet serieus. Dat is een ernstige onderschatting van hun zorgen en hun vermogen tot verandering, en dat betitel ik als falend leiderschap.

De urgentie die ik zoek tref ik eerder aan bij D66 en GroenLinks. En bij de Christen Unie die spreekt van een levensbedreigende situatie, en waarvan partijleider Segers zegt: “Als mensen veroorzaken we opwarming, maar we kunnen ook onze troep weer opruimen”. Hier wordt weinig gelikt naar de kiezers-consumenten en ik denk dat, op dit moment in onze situatie, leiderschap zo’n houding vereist.

Ik weet ook wel dat Segers geen partij is voor Rutte qua kamerzetels. Maar als Rutte niet met GroenLinks en/of de PvdA wil praten (“heel veel klimaat”) kan hij Segers nog nodig hebben. Niet alleen voor een kabinet, maar ook voor leiderschap.

Zie ook Gevaarlijk optimistisch en Leiderschap en energie.

Wil je commentaar geven of zien: klik op Klimaat en leiderschap en scrol naar beneden door.

vrijdag 6 augustus 2021

Eindstrijd


Het is een aardige man, rabbijn Raphael Evers, dus over zijn persoon wil ik het niet hebben. Maar wel over zijn wereldbeeld, want dat vind ik op onderdelen nogal bizar. Het komt aan de orde in een recent interview met Evers in het Nieuw Israëlitisch Weekblad naar aanleiding van zijn aanstaande verhuizing naar Israël. 

De rabbijn vertelt daarin dat hij zich zorgen maakt over het toenemende antisemitisme in Europa, dat zich onder andere via social media voortdurend opdringt. “Er wordt veel gedaan aan antisemitismebestrijding, maar het haalt niets uit.” Bij die uitspraak kan ik me iets voorstellen, net als bij de dreiging vanuit Iran voor Israël waar Evers over spreekt. Maar de conclusie die hij daaraan verbindt is wel erg totaal: “Het lijkt wel alsof de hele samenleving aan het instorten is.”

En dat kan hij verklaren op basis van de Joodse geschriften, wanneer die spreken over Abrahams zoon Jismaël, de stamvader van de Moslims. Evers ziet het al beschreven in Genesis 16. God zegt daar dat Jismaël een wildeman onder de volkeren zal zijn. Evers: “Tot nu was de wereld ingedeeld in twee verschillende rijken: het westen was christelijk, het oosten islamitisch. Die twee waren gescheiden, maar in onze generatie zien we dat Jismaël overal is. Lees je de heilige teksten erop na, dan volgt er een eindstrijd waarin westerse en oosterse volken tegen elkaar strijden. In de Joodse staat zal het zwaartepunt liggen. Ik wil daar dan toch bij zijn. Er staat geschreven dat die eindstrijd maar heel kort zal duren, een paar minuten.”

Hoe wereldvreemd wil je het hebben? ‘De wereld’ opgebouwd te zien uit de componenten Christendom en Islam met het Jodendom daartussen laat zonder blikken of blozen hele continenten van beschaving buiten beschouwing, waaronder miljarden Chinezen, Indiërs en Afrikanen. 

Hoe narcistisch wil je het hebben? Jouw eigen volk met Jeruzalem als centrum tot middelpunt te maken van zowel de mondiale geografie (het zwaartepunt tussen Oost en West) als van de wereldgeschiedenis. 

De wereldvreemdheid en het narcisme van deze opvattingen stuiten me tegen de borst. Vanwege het megalomane en potentieel gewelddadige karakter van zulke fantasieën, maar ook vanwege het totale gebrek aan wetenschappelijkheid ervan. 

Ik weet niet in hoeverre deze opvattingen de pretentie hebben wetenschappelijk te zijn. Evers wijst graag op zijn academische titels ‘meester’ (in de rechten) en ‘doctorandus’ (in de psychologie) maar ik ben bang dat de wetenschappelijkheid in zijn benadering van de geschiedenis ver te zoeken is. Terwijl de ultieme test voor wetenschappelijkheid van veel uitspraken misschien wel ligt in de manier waarop historische feiten en ontwikkelingen erin worden weergegeven. Zorgvuldige benadering van het verleden, en dat het liefst wereldbreed, biedt de mogelijkheid om narcistische en wereldvreemde bias te vermijden.

Ik denk trouwens wel dat de Sjoa van wereldhistorische betekenis is, in de zin dat het een absoluut moreel dieptepunt van menselijk handelen vertegenwoordigt. Maar om vervolgens de hele wereldgeschiedenis om Israël heen te draperen? Dat grenst aan grootheidswaanzin, en vooral: het doet geen recht aan de rest van de wereld. 

Los daarvan: de kans op een klimaatapocalyps lijkt op dit moment groter te zijn dan die op de klassiek-bijbelse apocalyps.

Zie ook God en Psyche

Wil je commentaar geven of zien: klik op Eindstrijd en scrol naar beneden door.