vrijdag 30 november 2012

Zondebok


De stem van Joodse profeten zoals Jesaja, Hosea en Micha werkt door in moderne filosofen. Althans volgens  de Amerikaanse professor Sandor Goodhart die laatst een lezing hield op de VU en die met die filosofen met name René Girard en Emmanuel Levinas op het oog had.

De profetische stem is bij René Girard hoorbaar doordat hij aandacht vraagt voor het ‘zondebok-mechanisme’. Daaronder verstaat hij het verschijnsel dat één mens geslachtofferd wordt als genoegdoening voor de uit de hand gelopen rivaliteiten binnen een collectief.

Girard ziet dat als volgt. Rivaliteit binnen een collectief begint met mimesis: de neiging van mensen om elkaars gedrag te kopiëren. In feite gaat het daarbij om jaloezie, mensen willen zijn of bezitten wat andere mensen zijn of bezitten. Wij eenentwintigste-eeuwers herkennen daarin een goed kapitalistisch principe, maar volgens Girard is het verschijnsel zo oud als de mensheid.

De mimetische rivaliteit leidt tot een bepaalde dynamiek die verschillende stadia doorloopt. De eerste stap is de strijd van allen tegen allen, bijvoorbeeld binnen een stadsgemeenschap. Als die strijd onbeheersbaar gewelddadig wordt kan de tweede stap in werking treden: de strijd van allen tegen allen wordt een strijd van allen tegen één. Die ene wordt fysiek geslachtofferd – meestal betekent dat: vermoord – en die gebeurtenis brengt de rust terug in de stad. Door dit weldadige effect wordt het slachtoffer al snel vergoddelijkt en als steun en toeverlaat aanbeden door de burgers.

Maar om op termijn de rust te kunnen handhaven is voortgaande slachtoffering noodzakelijk, en in die lange-termijn-behoefte blijkt het oorspronkelijke slachtoffer opnieuw een rol te kunnen spelen. Weliswaar is het slachtoffer al dood en heilig verklaard, maar het kan heel goed opnieuw geslachtofferd worden, alleen nu op symbolische wijze. Dat bevalt goed en dat gaat men vervolgens ieder jaar herhalen. De offerrituelen die daarbij horen hebben een verzoenende en kalmerende uitwerking op de stadsbevolking.

De verdienste van de Hebreeuwse profeten – en in hun kielzog van Jezus – volgens Girard is nu dat zij bezwaar maken tegen deze sacraliteit die zo dicht tegen geweld aanschurkt. Zij nemen de offerrituelen op de korrel en verkondigen dat het uiteindelijk gaat om individuele en collectieve rechtvaardigheid en om niets anders.

Goodhart ziet op dat punt Girard en Levinas samenkomen. Immers, ook Levinas laat zich inspireren door de profeten en vooral hun gedachte dat niets, geen offers maar ook geen instituten of heersende moraal, jouw persoonlijke verantwoordelijkheid kan vervangen. Hooguit gaat Levinas nog verder dan Girard, aldus Goodhart, waar hij zegt dat je niet alleen verantwoordelijk bent voor je eigen daden, maar ook voor die van anderen.

Je zou kunnen benadrukken dat dat laatste  een belangrijk verschil markeert tussen Girard en Levinas. Levinas komt, zo opgevat, immers uit bij een nieuw soort slachtofferschap – namelijk: dat van de plaatsvervanger van de Ander –  terwijl Girard de notie van het slachtofferschap helemaal achter zich wil laten.

Liever hecht ik niet te veel waarde aan de slachtofferige plaatsvervanging bij Levinas. In dat geval kruipen Girard en Levinas dicht naar elkaar toe in hun gedeelde afkeer van rituele sacraliteit.

Zie ook Levinas en Badiou, Zondebok (2) en Heilig vuur

donderdag 22 november 2012

Ontleren


Een mens kan leren, maar kan een mens ook ontleren? Ik bedoel niet verleren, bijvoorbeeld in de betekenis van een vaardigheid die je verleert en dan kwijt bent. Nee, ik bedoel dat je inzichten hebt opgedaan en die vervolgens weer inlevert. En dan niet door voortschrijdende verheldering, maar omdat jouw inzichten sociaal minder gewenst zijn geworden. De vraag is: ben je ze dan ook echt kwijt? Is de situatie dan zoals die was voordat  je de inzichten verwierf? 

In dat geval zou ontleren inderdaad bestaan. Maar als je het geleerde nog steeds met je meedraagt en er simpelweg niet over praat dan is er geen sprake van ontleren. Dan is de situatie hoe dan ook toch heel verschillend van zoals die was voordat je ging leren.

Deze gedachten komen in me op doordat de afgelopen twee jaar op mijn werk in het teken hebben gestaan van collectief leren. Door de focus, met hulp van externen, te richten op de klant (de burger) en onze primaire medewerkers was de voortdurende vraag: waar zitten onze sturingsopvattingen en beheersdwang ons meer in de weg dan dat ze ons helpen. Wanneer wordt de managementfabriek disfunctioneel?

Al doende leerden we dat de werkelijkheid van de klant en de werkvloer soms heel verschillend is van de werkelijkheid van het management. En dat er voor het overbruggen van die kloof en vooral om “ergens op te kunnen sturen” vaak te snel gegrepen wordt naar automatisering waarbij men vergeet dat een subtiel netwerk van verbindingen tussen mensen onderling en tussen mensen en machines de kwaliteit van de informatie bepaalt. We leerden dat er geen snelle route is, en dat alleen permanente aandacht voor die verbindingen op den duur de kwaliteit garandeert. 

Dat zijn nogal inzichten. Kun je die nu ook zo maar weer van je afschudden? Het lijkt van wel. Ik hoorde laatst – zo geïsoleerd ben ik kennelijk nog niet – de simplismen al weer langskomen: even flink wat doelen stellen en implementeren, en dan rolt daarna de gewenste informatie met een druk op de knop uit de machine. Alsof informatievoorziening niet het resultaat is van een veelheid van afhankelijkheden en precaire interacties. Maar misschien komen dat soort uitspraken van mensen aan wie de inzichten van de afgelopen twee jaar zijn voorbijgegaan, die hadden toch al niets geleerd. Ja, dan kun je ook niets ontleren. 

Bij mensen die wel iets hebben opgestoken van de afgelopen jaren vermoed ik dat het anders ligt. Daar zijn, denk ik, dingen definitief veranderd op een manier die zich niet zomaar laat terugdraaien. Als je eenmaal een keer goed gezien hebt hoe disfunctioneel een organisatie kan opereren, dan is je alertheid op schijnmanagement voor altijd gewekt. Ontlering en terugkeer naar een naïeve omarming van command-and-control-management zijn dan onmogelijk geworden. Een gebroken ei maak je niet meer heel.

Natuurlijk, door een straffer regime en door knellende economische omstandigheden kan de ruimte om lucht te geven aan deze inzichten danig ingeperkt zijn. Maar mensen zijn hun inzichten niet zomaar kwijt, dus is er iets onder de oppervlakte anders dan het geval was voordat de inzichten kwamen. Volledig terug naar vroeger zal daardoor niet echt meer een optie zijn.

Voor dit soort leren, en de emancipatie en de efficiencyverbetering die daarbij horen, bestaat trouwens een woord, zo heb ik onlangs geleerd. Dat heet sociale innovatie, omschreven als vernieuwing die vertrekt vanuit de manier waarop mensen feitelijk samenwerken (of juist niet samenwerken). Daarvoor bestaat ook een site met artikelen als Is sociale innovatie door leiderschap te sturen en Hiërarchische organisatiestructuur leidt tot stress bij medewerkers.

donderdag 15 november 2012

Seculiere varianten


Wat te doen als het niet meer vanzelf gaat?

Ik bedoel: als geloven in een God niet meer vanzelf gaat. Want is dat niet de situatie van velen van ons? Als we niet zelf afkomstig zijn uit gezinnen waar de Eeuwige nog een levende aanwezigheid was, dan zijn we toch allemaal minstens erfgenamen van tradities waarin Zijn aanwezigheid vanzelfsprekend was en nu niet meer.

Zijn afwezigheid kun je dan als gemis ervaren, ook al was het nooit jouw persoonlijke deel. En ook een samenleving als geheel kan dat missen, ook al is die samenleving grotendeels geseculariseerd. Wat doen mensen met dat gemis?

Sommigen vinden een vervangend idee of ideaal. Misschien is natuurkundige Robbert Burggraaf zo iemand. In ieder geval gelooft hij in iets dat grenst aan tijdloze zuiverheid, namelijk het bestaan van de eenheid van alle menselijke kennis, waarin alles met alles op een betekenisvolle manier verbonden is. Dat inspireert hem om in zijn wetenschappelijke onderzoeken de wereld steeds verder te verkennen en dat levert hem de betekenisvolheid waar hij naar zoekt.

In Joodse, ook synagogale, kringen is het tekort ruim voorradig: de persoonlijke God is er lang niet meer voor iedereen, en voor sommigen al heel lang niet meer. Maar daar is wat op gevonden: gewoon doorgaan met de rituelen. Maak kiddoesj op vrijdagavond en havdala op zaterdagavond. Bouw een loofhut met Soekot, vertel verhalen met Pesach en eet melkkost met Sjavoeot. Op die manier blijf je dicht bij de traditie en blijft daar een levende werkelijkheid voelbaar.

In Christelijke kringen worstelt men het meeste met het gemis, waarschijnlijk omdat het wegvallen van het godsgeloof bij velen relatief kortgeleden plaats vond. Immers, tot in de jaren zestig waren de dogma’s en godsbewijzen in die kringen nog springlevend. De leegte van het modernisme die daarvoor in de plaats is gekomen voelt nog rauw en bedreigend.

Als tegenwicht tegen die bedreigende kilte beveelt de verklaarde atheïst Ger Groot post-Christelijke zoekers aan om de oude rituelen opnieuw op te nemen, zonder de theologische ideeën die er oorspronkelijk bijhoorden. Want rituelen hebben hun eigen kracht en creëren hun eigen werkelijkheid die zich niet modernistisch laat wegpoetsen. En dat voelt warm en heilzaam.

Om zich de kunst van “rituelen zonder geloof” eigen te maken wordt vanuit Christelijke hoek wel gekeken naar de manier waarop veel Joden dat al veel langer doen. Thierry Baudet zegt daarover in de NRC: “Misschien is het daarom toch een goed idee het christendom op een seculiere manier te herwaarderen. Vele Joden doen het ook zo: ze geloven dikwijls geen woord meer van de Torah, maar ervaren niettemin dat in de religieuze traditie veel wijsheid is gelegen; ze zijn trots zichzelf als Joods te zien, en beseffen dat de rituelen en gebruiken ons bestaan op een vreemde manier completeren.”

Spannend. Maar ik weet niet of het Christendom zich voor deze benadering even goed leent als het Jodendom.

Zie ook Liberale varianten en Bestemming bereikt

vrijdag 9 november 2012

Kant avant la lettre


Pas als iemand weet wat er van binnen gebeurt – dus hoe het in hemzelf toegaat – blijkt hij dat te kunnen overdragen op anderen. Pas dan kan hij dat inzetten voor communicatie.

Deze gedachte valt me in na mijn bezoek aan de tentoonstelling De weg naar Van Eyck in het Museum Boijmans Van Beuningen. De aanleiding voor die gedachte is de wijze waarop Jan van Eyck in zijn schilderijen werkt met lichtinval en lichtweerkaatsing en door illusievorming de werkelijkheid meer nabij komt dan zijn voorgangers.

“Als eerste slaagde hij erin om de tastbare werkelijkheid overtuigend op te roepen” vertelt de begeleidende tekst. En dat lukt hem, paradoxaal genoeg, juist omdat hij afziet van het tastbare echte spul.

Neem bijvoorbeeld de manier waarop hij goud afbeeldt. Tot aan Jan van Eyck gebruikte men voor weergave daarvan echt goud. Wat wil je nog meer, zou je zeggen, om goud overtuigend te kunnen afbeelden. Welnu, dat echte goud blijkt veel minder overtuigend dan de lichte verfstipjes, -vlakjes, en -veegjes die de schilder neerzet, bijvoorbeeld om goudbrokaat te tonen.

Van Eyck heeft kennelijk in zichzelf waargenomen hoe het van binnen toegaat. Zijn brein maakte goud van stipjes en vlakjes en veegjes op een manier die hij overtuigender vond dan bladgoud. Zijn brein vond onecht echter dan echt. Dus koos Van Eyck voor het effect dat zijn brein produceerde in plaats van voor echt goud.

De gedachte die zich opdringt is: dit is Immanuel Kant, maar dan vierhonderd jaar avant la lettre. Immers, Kant hield de werkelijke wereld voor onkenbaar, dus minder relevant dan de wereld die wij met behulp van de categorieën van ons verstand construeren. Die geconstrueerde wereld is volgens Kant onze werkelijkheid.

Uit de parallel tussen Van Eyck en Kant blijkt nog meer dan alleen het feit dat wij een groot deel van onze werkelijkheid zelf construeren. De manier waarop de schilder primair in zichzelf moet hebben geobserveerd wat de verf met hem deed wijst op een vorm van introspectie die ons in het Westen revolutionaire wendingen in cultureel en filosofisch opzicht heeft opgeleverd.

Het meest particuliere subject toont zich een vindplaats voor inzichten die, als ze eenmaal naar buiten gebracht zijn, voor meer mensen blijken te gelden. Toen Jan eenmaal besefte wat er in hemzelf gebeurde bleek hij in staat dat effect ook in andere mensen op te roepen. Dit soort van generaliseren mag ik wel: dat is universaliteit die blijkt uit wat er gebeurt, geen universaliteit die vooraf door een abstracte rede wordt gepostuleerd.

Dat blijft het eeuwige gelijk van de nadruk op het subject, het menselijke individu. Pas als iemand weet hoe zaken bij hemzelf binnenkomen blijkt hij die te kunnen mededelen aan anderen. En is er een begin van gedeelde ervaring mogelijk, vanuit de eenzaamheid.

Zie ook Onttakelen en Monet in de Vinexwijk

donderdag 1 november 2012

Wilde dieren


Regelmatig lees je trotse berichtjes in de krant dat de wilde dieren terugkeren in Nederland en Europa. Wolven en beren worden, dankzij expliciet daarop gericht beleid, weer gesignaleerd in het Oosten van Duitsland en tot tevredenheid van de beleidsmakers vertonen zich voor het eerst sinds vijftig jaar weer met enige regelmaat haaien in de Oosterschelde.

Zoiets zie ik in Israël nog niet zo gauw gebeuren: gesubsidieerde leeuwen of hyena’s die worden teruggebracht in de gebieden waaruit ze met succes verdreven waren. Gesubsidieerde wilde dieren lijken mij bij uitstek symptomen van een verveelde samenleving die na zeventig jaar rust weer toe is aan een beetje opwinding en avontuur. Want de EU levert dan wel vrede maar is voor veel mensen zo spannend als een belastingformulier. We willen het gevaar weer kunnen ruiken.

Israël heeft zonder wilde dieren al meer dan genoeg om regelmatig van wakker te liggen, zoals raketbeschietingen, aanslagen, nucleaire dreiging of recent gesneuvelde familieleden. Dat is geen situatie waarin je voor je plezier wat spanning gaat toevoegen.

Of lijkt dat maar zo? Dat zou je soms denken als je ziet hoe ideologisch gedreven kolonisten het nodig vinden om zich diep in Palestijns gebied te vestigen en daarmee hun lot en iedere kans op vrede te tarten. Of bij berichten over arrogant gedrag en willekeur van soldaten die tekeer gaan op de Westoever. Er wordt wel gezegd dat het voor de veiligheid gebeurt maar dat is niet goed vol te houden. Het lijkt mij spelen met vuur, gevaarlijker dan een paar gesubsidieerde wolven.

Zie ook Koosjere wijn en Een kwestie van PR?