maandag 28 december 2009

Onttakelen


Op de tentoonstelling Cézanne, Picasso, Mondriaan in het Haags Gemeente Museum werden in de toelichting opmerkelijke woorden gebruikt om aan te duiden wat die drie schilders nu precies deden.

Zo werd bijvoorbeeld over Picasso gezegd dat hij zijn voorstellingen ‘onttakelde’. Waar voordien landschappen en – zeker in de klassieke humanistische traditie - vooral mensen gepresenteerd werden als één en ondeelbaar, ging Picasso over tot het accentueren van onderdelen. Dat deed hij door oren, neuzen, borsten en ledematen binnenste buiten te draaien en uit te klappen.

De portretten waarin Picasso dit doet zijn wel op te vatten als treffende, levende verbeeldingen van een nieuwe kijk op de mens. Ze doen denken aan anatomische exercities, maar dan veel drastischer dan Rembrandt ze geschilderd heeft. Hier gaat het niet om lijken, maar om portretten van levende mensen die in hun onderdelen uiteengelegd worden.

Je kunt zeggen: dit is een soort anti-creativiteit, het tegendeel van scheppingswerk. Maar dan vat je ‘scheppen’ op als: het ‘maken’ van iets. Daar tegenover kun je volhouden dat ‘scheppen’ en ‘uiteenrafelen’ niet zover uit elkaar hoeven te liggen, of sterker, juist samengaan. Dat is de stelling van Ellen ten Wolde, een theologe die veel studie heeft gemaakt van het woordgebruik in het bijbelse scheppingsverhaal. Zij meent dat daarin het maken en het scheiden elkaar afwisselen en alleen in combinatie met elkaar een kosmos mogelijk maken die pluraliteit kent.

De uiteenleggende actie die behoort bij het scheppen wordt volgens Ten Wolde aangeduid met het Hebreeuwse woord bara. Dat woord wordt traditioneel vertaald met ‘scheppen’ in de zin van ‘maken’, maar ‘scheiden’ zou volgens haar een betere vertaling zijn. Daarnaast blijft de traditionele opvatting van scheppen als ‘maken’ intact, en daarvoor wijst Van Wolde het woord asa aan.

Asa en bara wisselen elkaar af, bijvoorbeeld bij de schepping van hemel en aarde. Het donker is er al, het water is er al, die zijn al ‘gemaakt’. Door vervolgens de watermassa te ‘scheiden’ ontstaat er ruimte tussen de hemelboog en de aardschijf en daarin ‘maakt’ God het licht.

De gedachte dat scheppen een scheidingsaspect heeft lijkt mij filosofisch interessant. En wel vanwege het punt dat Ten Wolde aanroert. Namelijk dat – naast de massieve, mystieke eenheid van het Al – (onder-)scheidingen mogelijk worden tussen schepselen. En daarmee, paradoxaal genoeg, relaties en verbondenheid.

Langs die weg neemt Ten Wolde – nu eens niet via de natuurwetenschap, maar op een tekstwetenschappelijke manier – afstand van een interpretatie van de schepping die lang dominant is geweest in het Westen. Namelijk de opvatting van de schepping als een eeuwige, statische en stabiele eenheid, die zijn pendant op aarde heeft in de gedaante van kerkelijke en bestuurlijke hiërarchieën.

Er ontstaat dan ruimte om in de mensenwereld anders met elkaar om te gaan. Als scheiding en onderscheiding inderdaad al in het taaleigen van het scheppingsverhaal besloten liggen, dan hoeft het niet te verbazen dat daar zoiets als een Joodse traditie uit kan groeien. Want de discussiecultuur is daarvan misschien wel het belangrijkste kenmerk.

Zie ook Kant avant la lettre

donderdag 17 december 2009

Bekvechten


Opmerkelijk is dat veel traditionele, godsdienstgebonden bezwaren tegen Joden een overeenkomst vertonen met bezwaren die, vanuit diverse hoeken, worden ingebracht tegen het democratisch bestuurssysteem zoals de meeste Westerse landen dat tegenwoordig kennen.

Traditionele anti-Joodse bezwaren komen bijvoorbeeld van het Christendom. Daar werd, onder verwijzing naar de heftigheid waarmee Joden tegen elkaar tekeer konden gaan, de uitdrukking gemunt ‘Het lijkt hier wel een Jodenkerk’ om aan te geven dat er ergens veel tumult was. En verder gebruiken Christenen wel de uitspraak ‘twee Joden, drie meningen’, een stelling overigens die door Joden niet wordt weersproken. Integendeel, alle belangrijke debatten en meningsverschillen zijn in de Talmoed uitvoerig gedocumenteerd bewaard gebleven. Met evenveel aandacht voor de winnende als voor de verliezende partijen.

Voor zover de Koran zich negatief uitlaat over Joden, heeft dat volgens de Amerikaanse Islamkenner Frank Peters in belangrijke mate te maken met de Joodse discussiecultuur. Het Jodendom kreeg daardoor het negatieve imago van een religie die ten onder ging aan schisma’s en sektarisme.

Deze bezwaren tegen intern bekvechten lijken veel op de weerzin die je op gezette tijden hoort uiten tegen de democratie: die is omslachtig en traag, die zet aan tot manipulatie en gekissebis en genereert niet de eendrachtigheid die nodig is om de toekomst tegemoet te treden. Dit soort kritische geluiden over de democratie komen van alle kanten. Van minder opgeleide burgers tot aan reactionaire gegoede kringen, die gehecht zijn aan gezag en orde.

Ik kan me er wel iets bij voorstellen. Als je gesteld bent op een zekere orde – en dat ben ik zelf bepaald wel – dan voelt veel politiek gedoe inderdaad al gauw als ontregelend. Het ziet er vaak niet verheffend uit. Neem nou de koehandel die er kennelijk nodig is om Obama’s zorgverzekeringsstelsel door het Amerikaanse Congres aangenomen te krijgen, en dan waarschijnlijk nog in zwaar gehavende vorm. Of dichter bij huis: het partijpolitieke gemarchandeer over verlenging van ons verblijf in Afghanistan of over het Irak-onderzoek.

Het eindeloze woord en wederwoord van democratisch politiek bedrijven krijgt makkelijk het imago van bezoedelend, smerig en platvloers te zijn. Het is ook zeker niet iets waar iedereen met evenveel plezier aan mee doet. Het is meer iets voor het type Churchill ("democracy is a bad system but it’s the best we’ve got”) dan voor het type Van Agt, die er niet voor niets na de formatie van zijn derde kabinet als premier de brui aan gaf en als commissaris van de koningin graag zijn eigen gang ging.

Maar het punt is: is er een alternatief voor democratie? En hoe zou dat alternatief eruit moeten zien?

Als traagheid, gekissebis en onvoldoende uitrusting voor de toekomst de democratie uiteindelijk waardeloos maken, dan zou het antwoord gezocht moeten worden in gecentraliseerd bestuur dat via strakke, snelle besluitvorming voortvarend te werk kan gaan. Een dictatuur dus.

Maar – hoe groot mijn hang naar orde ook is – daar geloof ik niet in. Voor de godsdienst niet, omdat dan een strenge hiërarchie en denktucht de dienst zouden gaan uitmaken. En om te zien hoe dat uitpakt valt te verwijzen naar de Rooms-katholieke kerk waar op last van Rome gezwegen moest worden over het misbruik van Ierse kinderen door Ierse priesters. En Rome kon dat kennelijk afdwingen. Dat lijkt me niks.

En voor de politiek geloof ik evenmin in een dictatuur. Over de toekomst gesproken, het is niet helemaal toevallig - zoals Willem Breedveld onlangs aangaf in Trouw - dat in dictatoriaal geleide landen het klimaat tot voor kort helemaal geen issue was. Dat we zover zijn dat we er überhaupt over praten, hebben we aan de democratieën te danken. Ook al staat daar tegenover dat, juist vanwege de democratie en de angst voor de kiezers, politici nog niet ver genoeg durven gaan.

Kiften hoort er gewoon bij, zeg ik dan maar tegen mezelf.

Zie ook Wel logisch

woensdag 9 december 2009

Wel logisch


Dat is wel logisch, dacht ik, toen een krantenkop meldde dat Moskou en het Vaticaan hun onderlinge band willen verstevigen. Want, toen ik dat las, vatte ik ‘Moskou’ op als een aanduiding voor de ‘Russische ziel’. En die staat vooral voor mystieke ervaring en niet voor een politieke of diplomatieke instantie. Met die interpretatie zat ik er niet zo ver naast, want het blijkt in het bericht te gaan om toenadering tussen de Russisch-orthodoxe kerk – de hoeder van die ziel – en de Rooms-katholieke kerk.

En inderdaad hebben de Russisch-orthodoxe kerk en de katholieke kerk heel wat met elkaar gemeen. Ze zijn allebei van de warme muziek en de geborgen mystiek. Dat is niet raar, want hun culturen stammen beide uit een tijd waarin de rede nog niet zo oppermachtig was als zij vanaf de zeventiende eeuw werd. Zij hebben de kaalslag overleefd die het verstandelijke denken heeft aangericht en die het protestantisme zo kil en schraal kan doen aanvoelen. Die gedeelde oude warmte maakt de liturgieën van Rome en Moskou zeer genietbaar en hun mystiek - wat die ook waard is - zo echt. Waarschijnlijk herkennen zij dat in elkaar en waarderen ze dat van elkaar.

Daarbij zijn ze beide niet erg weg van verlichting en democratie. In Rusland zijn ze daar ze soms verrassend open over. Veel nationalisten, onder wie Solzjenitsyn, menen dat de autonomie van het individu vloekt met de mystieke beleving van de eenheid van God en vaderland in Rusland. En volgens de Russische filosoof Alexandr Tsipko kunnen de Russen zich niet helemaal vinden in het liberale gedachtengoed.

De katholieke kerk is daar niet zo open over, daarvoor is die kerk inmiddels te veel geworteld in de moderne Westerse samenleving. Ze heeft in sommige landen zelfs veel baat gehad bij moderne liberale ideeën over godsdienstvrijheid. In Nederland maakte dat bijvoorbeeld het herstel mogelijk van de kerkelijke hiërarchie in 1853.

Toch zitten naar mijn inschatting inspraak en democratie niet in het DNA van de katholieke kerk, zij heeft er gewoon niet zo veel mee. Ze is er niet tegen en ze heeft best oog voor de zegeningen die democratie en rechtstaat met zich mee gebracht hebben. Maar echt warm loopt ze er niet voor. De verbindingen hebben vooral de trekken van een verstandshuwelijk.

Nederland biedt ook daarvan een goede illustratie. Want vanaf het moment dat er in de jaren zestig geëxperimenteerd werd met invloed van onderop, met meer begrijpelijke liturgie en een plaats voor de leek en de vrouw, ging het met de kerk bergafwaarts. De Nederlandse volkskerk lijkt de interne democratisering niet te overleven. Wat overblijft zijn de meer conservatieve katholieke groeperingen. Die zijn klein, maar wel vitaal. Het echte katholicisme, zo blijkt, is sterk gebonden aan hiërarchie en klassieke vroomheid, in traditionele stijl. Precies zoals aartsbisschop Eijk het weer wil hebben.

Dan geef ik toch de voorkeur aan een traditie waarin democratisch denken en scherpzinnig redeneren in de genen zitten, gecombineerd met warme muziek en oeroude riten.

Zie ook Plato ontzenuwd?

vrijdag 4 december 2009

Weerbarstige woorden


Het valt op als doorgewinterde lezer-schijvers blijven haken aan bepaalde teksten. Zij zijn gewend om grote hoeveelheden letters soepel tot zich te nemen dan wel te produceren. Dan is het wel interessant om te zien waar dat even stokt.

Ik meende dat stokken laatst een paar keer waar te nemen, bij Ger Groot en bij Bert Keizer, die beide naar mijn idee gerekend kunnen worden tot die categorie van productieve lezer-schrijvers.

Ger Groot besprak een tijd geleden in Trouw Karl Barths De brief aan de Romeinen. Hij stuitte daarin naar eigen zeggen op een werkelijkheid die hij niet begrijpen kan, maar ook niet kan negeren. Hij noemt het een even schandalig als onmisbaar boek. De Romeinenbrief is fascinerend en schrikwekkend, zegt hij, daarmee zijn toevlucht nemend tot bijna bijbelse karakteriseringen. In ieder geval is het iets anders dan de vele filosofisch-literaire teksten of – vaak Spaanse – romans die hij met een zekere regelmaat bespreekt.

Een tijdje later beschreef Groot een soortgelijke ervaring, nu bij het lezen van Kierkegaards Het begrip Angst. Kierkegaard presenteert daarin aanstootgevende gedachten op een onaangepaste, vreemde manier, aldus Groot. Verrassing levert het wel op, maar het lezen ervan is een ongemakkelijk avontuur.

Bert Keizer werd onlangs, zo beschreef hij, naar de strot gegrepen door een biografie: die van Kafka, geschreven door Reiner Pach. Het lezen van dat boek, in combinatie met een bezoek aan de Pinkassynagoge in Praag, viel hem zo zwaar dat hij overwoog om het boek weg te leggen. Totdat hij bedenkt: er zijn dingen die je niet mag vergeten.

En ergens anders spreekt hij over waarheid als iets wat zich niet negeren laat; als iets waar je nog last van kunt krijgen als je het wel negeert. En hij voegt daaraan toe: dat onverbiddelijke nee van de werkelijkheid, daar zijn theologie, filosofie en ook veel literatuur slechts matig mee bekend. Die genres zijn daardoor niet op slag waardeloos, maar het ontbreekt daar wel aan de pittige mogelijkheid van een realitycheck. “Wat men daar beweert maakt in belangrijke mate niks uit”.

In deze gedachte – dat de genoemde genres een fundamentele existentiële ervaring buiten beschouwing laten – ligt naar mijn mening een aanknopingspunt met een discussie die al enige tijd gevoerd wordt, vooral in de NRC. Namelijk over de vraag naar de relevantie van veel van onze literatuur.

Een terugkerende constatering in dat debat werd onlangs samengevat door Margot Dijkgraaf onder de kop: "Westerse literatuur is meestal vrijblijvend". Zij stelt vast dat geëngageerde, op de maatschappij betrokken romans zeldzaam zijn in de hedendaagse Westerse literatuur. Bloeden, strijden en vechten doen wij literair het liefst uit de tweede hand, via Multatuli of Bertold Brecht. Voor ons fungeert een boek in belangrijke mate in de functie die boeken voor A. F. Th. van der Heijden naar eigen zeggen hadden toen hij in zijn tienerjaren aan zijn literaire carriere begon: zij bieden ontsnapping uit de werkelijke wereld door het verblijf in een fantasiewereld.

Dat is in andere delen van de wereld wel anders, zegt Dijkgraaf. Dat heeft veel of alles te maken met de kwalijke politieke en burgerrechtelijke situatie in veel andere landen. Terwijl Westerse auteurs het zich kunnen permitteren in hun werk enigszins vrijblijvend te zijn en hun eigen belangstelling kunnen volgen, hebben schrijvers in een groot deel van de wereld die vrijheid niet of nauwelijks.

Maar de geëngageerde Indonesische schrijfster Ayu Utami wil ook eigenlijk niet anders: “Ik vind het erg moeilijk mijn angsten, mijn rusteloosheid te behouden zonder geëngageerd te zijn in een of ander sociaal gevecht. Je moet altijd bronnen buiten jezelf vinden om je drive tot het schrijven te bewaren”.

Misschien ligt daar wel een sleutel tot interessante literatuur.

Zie ook: Leiderschap