maandag 6 juli 2009

Wantrouw het bloedeloze intellect


In de filosofie produceren ze scherpzinnige maar doodse polemieken en vooral een grote zelfgenoegzaamheid. In de ICT zijn ze herkenbaar als dorre oncommunicatieve nerds. In de financiële wereld stellen ze eindeloos modellen op en veroorzaken ze een kredietcrisis.

Ik doel op een type mens dat je kunt beschrijven als consequent rationeel, opzichtig scherpzinnig maar zonder oog voor, of in ieder geval zonder boodschap aan de omringende wereld. Zo omschrijft Johan Schaberg dat type in zijn laatste NRC-column.

Hij voegt daar een waarschuwing aan toe, voor zover het gaat om de gretige whizzkids in maatpakken en met een smaak voor dure auto’s. Want zij hebben de wereld opgezadeld met miljardenverliezen en een economische crisis, maar staan in de coulissen al weer klaar om het afgebroken spel te hervatten. Misschien is het toch niet zo slim om deze jongens ‘slim’ te noemen?

Volgens mij ziet echte slimheid er anders uit. Echte slimheid heeft oog voor de omgeving, snapt dat bedachte lineaire rekenmodellen geen recht doen aan de complexiteit van een menselijke samenleving. Echt slim is het dus om de pretenties van het knappe rationele denken met argwaan te bezien.

Misschien is dat voor economen te veel gevraagd. Althans dat suggereert Frank Ankersmit. Hij stelt dat de economie zich iedere keer weer uitlevert aan versimpelende rationaliteit die de werkelijkheid versmalt. Daardoor zal de economie zich voortdurend in impasses blijven werken en zal die de inmenging van overheid en politiek niet kunnen missen.

Maar is het ook voor ons, als publiek, teveel gevraagd? Naar mijn idee hebben wij best wat in te brengen tegenover de nieuwe generatie graaiende whizzkids die volgens Schaberg al weer klaar staat. Wat ons te doen te staat is vooral: niet onder de indruk zijn van hun slimheid. Hun graailust kun je hen niet afleren, dat is gewoon te menselijk. Graailust vermomd als slimheid kan wél afgeleerd worden, denk ik, wanneer het publiek er niet meer intrapt. Laten we ons daarom met z’n allen iets minder vergapen aan het duizelingwekkende modelmatige denken, want het is bloedeloos en voos. En in de plaats daarvan het besef koesteren dat een samenleving kwetsbaar en complex is. Dat is namelijk al ingewikkeld genoeg.

woensdag 1 juli 2009

Het nut van geschiedenis


Wat is het nut van geschiedenis? Dat heb ik me ook vaak afgevraagd toen ik als afgestudeerd historicus niet direct een baan kon vinden. Dat laatste lukte pas na een forse omscholing in financieel administratieve richting.

Maar het bloed kruipt ook waar het geen geld verdient en mijn historisch-filosofische belangstelling kan zich tegenwoordig uitleven zonder daarover aan iemand verantwoording te hoeven afleggen. En dat is wel zo fijn.

Maar daarmee is de vraag nog niet beantwoord: wat heb je aan geschiedenis?
Ik denk dat de waarde vooral gelegen is in het taalveld dat je krijgt aangeboden. Niet het taalveld van de snelle media en de oppervlakkige journalistiek. Niet dat van de smalle economische belangen. Niet dat van de darwinistische competitie van de biologie.

Het is een taalveld van eindeloos botsende menselijke wilskrachten, van verlangens en stromingen die op elkaar inwerken. Daar horen zinnetjes bij als ‘De geesten werden rijp gemaakt’, ‘Zij wachtten op de grote kladderadatsch’, ‘De economische ontwikkeling nam een grote vlucht’, ‘In Parijs begonnen Verlichtingsideeën salonfähig te worden’. Er zijn onderstromen, stichtingsmythen en plotselinge uitbarstingen en wat er gebeurt is vaak tragisch toevallig, maar ook kleurrijk. Het besef dat een heleboel dingen net zo goed heel anders hadden kunnen lopen verankert zich diep.

Ik heb het dan natuurlijk wel over de geschiedenis beoefend als vak. Dat wil zeggen over een benadering van de geschiedenis die zich bewust is van de eindeloze complexiteit van op elkaar inwerkende krachten en van de tragiek die daarbij hoort. Ik heb het niet over het al dan niet selectief op een rijtje zetten van allerlei historische feiten. Dat betekent eigenlijk dat geschiedbeoefening voor mij een literair genre is en niet voor niets traditioneel een plaats had in de letterenfaculteiten.

En het belang dáárvan is wat mij betreft dat ik niet langer overgeleverd ben aan aan de snelle oordelen en cliché’s van de borreltafel. Je kunt aan de gemeenplaatsen voorbij komen zonder dat het per se filosofisch wordt, maar simpelweg door je te realiseren dat er zo ontzettend veel gebeurd is. Op straat, in gezinnen, in de politiek, op het slagveld. En dat schept een zekere ruimte.

Natuurlijk hoort daar wel discussie bij. Daarom herken ik me wel in de wens van de twee directeuren van het Nederlands Historisch Museum om dat museum in de stad te huisvesten. Want debat en discussie gedijen daar beter dan tussen het lommer en de folklore.

Zie ook Geschiedenis als exacte wetenschap