donderdag 26 december 2019

Sterpsychiaters in de Stopera (2)


Nog even door over de drie Vlaamse sterpsychiaters. “Wat zegt het over deze tijd dat juist psychiaters sterren zijn?” vraagt NRC zich af in het aan hen gewijde artikel. De psychiaters zelf verwijzen voor een antwoord naar de crisis in zingeving die heerst in de samenleving. Dat is een opmerkelijk antwoord, want ze geven op andere plaatsen aan dat de psychiatrie er niet is voor het verschaffen van zingeving, maar voor het behandelen van ziektes.

Een interessante vraag is ook waarom het juist Vlaamse psychiaters zijn die in Nederland furore maken. Ik denk dat dat te maken heeft met een grotere vertrouwdheid van Vlamingen met het bestaan van een sociaal weefsel in de samenleving. Daarmee doel ik op een stelsel van familiebanden en lokale verbindingen in eigen stad of dorp, dat ondersteund wordt door een traditionele set van gedeelde waarden. Volgens psychiater Paul Verhaeghe is participatie in een sociaal weefsel van groot belang voor ons geluksgevoel.

Vlamingen kénnen het sociale weefsel nog, al is het maar uit hun jeugd. Daarin speelt mee dat de set van ondersteunende waarden een sterk homogeen karakter had, namelijk die van de Rooms-Katholieke Kerk die in het hele land een vanzelfsprekende dominantie had.

In Nederland was, vanwege de diversiteit van Protestantse en Katholieke denominaties, van zo’n gedeelde waardenset altijd al minder sprake. Daar komt bij dat hier de verbindingen die er waren in een eerder stadium zijn losgeraakt omdat individualisering en ontkerkelijking in Nederland eerder toesloegen. Al vanaf de jaren zestig liepen in Nederland de kerken in hoog tempo leeg.

In België is het sociale weefsel ook afgenomen, vertelt Paul Verhaeghe. Maar de afname is meer recent dan in Nederland. Als relevante factor heeft de Rooms-Katholieke Kerk zeker tot de afgelopen eeuwwisseling een rol gespeeld.

Daarnaast zijn Vlaamse intellectuelen, meer dan Nederlandse, gedrenkt in een ander weefsel, namelijk dat van de continentale Europese intellectuele cultuur. De intieme vertrouwdheid, zeker aan de Leuvense universiteit, met Franse en Duitse cultuurdragers heeft lang voor een zekere levensbeschouwelijke geborgenheid kunnen zorgen. In Nederland ontbrak een dergelijke oriëntatie.

Dat verschil tussen Vlaamse en Nederlandse intellectuelen kan verklaren waarom juist de Vlaamse psychiaters met meer zelfvertrouwen deelnemen aan het gesprek over de huidige burnout crisis. Maar als ik, ondanks de scherpte van hun analyses, hun antwoorden tekort vind schieten (zie daarvoor mijn vorige blogbericht), dan biedt die eerbiedwaardige continentale oriëntatie van Leuven en andere Belgische academies ook niet echt soelaas.

Zie ook Sterpsychiaters in de Stopera

dinsdag 17 december 2019

Sterpsychiaters in de Stopera


Drie Vlaamse psychiaters maken furore in Nederland. Dirk de Wachter, Paul Verhaeghe en Damiaan Denys verschillen onderling in hun visies maar de reden van hun populariteit hebben ze met elkaar gemeen. Alle drie constateren ze een overspannen streven naar zelfoptimalisatie en persoonlijke perfectie, veroorzaakt door een competitieve liberale marktmaatschappij. Die vertelt ons dat je geluk en zingeving helemaal zelf moet maken. Het gevolg daarvan is existentiële leegte en een vloedgolf aan burn-outs en depressies. Want, zeggen de psychiaters, diep geluk en echte zingeving kun je nu eenmaal niet uit jezelf halen, die komt uit verbinding met anderen om je heen. “Zingeving in je eentje is waanzin. En toch denken mensen dat ze het in hun eentje moeten doen”. De drie psychiaters leggen, ieder op zijn eigen manier, de nadruk op nieuwe vormen van gemeenschappelijkheid als het antwoord op de leegte.

Zo actueel en urgent is hun boodschap kennelijk dat voor hun gezamenlijke optreden op zaterdag 21 december voor de School of Life de Stopera geheel is uitverkocht. Ik deel dat gevoel van urgentie wel, want het probleem waar ze de vinger opleggen is groot en moet hoognodig besproken worden. Wel betwijfel ik soms of hun analyse van de crisis diep genoeg gaat, en dus ook of hun antwoorden in alle gevallen adequaat zijn. Ik krijg uit een NRC-artikel (Volle zalen voor de psychiater) de indruk dat ze daar zelf ook niet altijd van overtuigd zijn, bijvoorbeeld als De Wachter zegt dat zijn oplossing een beetje wollig of lullig klinkt.

Mijn twijfel heeft ermee te maken dat in ieder geval twee van de drie niet uit de ik-gerichtheid komen die ze juist als oorzaak van de malaise aanwijzen. Ook als ze ‘de ander’ aanwijzen als een uitweg uit de impasse wordt het initiatief opnieuw bij het ik gelegd. Laat ik een paar van hun antwoorden nalopen om duidelijk te maken wat ik bedoel.

Verhaeghe benadrukt dat het niet eenvoudig is om samen te leven of te werken. “Maar doe het. Blijf. Toon commitment. Engageer u. Dat zijn stappen richting morele zingeving”. Mijn bezwaar tegen een dergelijke aansporing is dat die moeilijk anders te lezen is dan als een oproep aan het individu om initiatief te nemen. Opnieuw ik-gericht dus.

De Wachter stelt dat zin te maken heeft met zorg hebben voor het geluk van de ander. “De wereld gaat stuk als we niet meer zorgen voor elkaar”. Ook hier wordt de oplossing geformuleerd als een project van het ik dat zich actief bekommert om de ander. De Wachter komt net zo min uit de groef die we zo goed kennen, namelijk dat het ik het allemaal moet doen.

Ik deel dus de verwerping van wat Verhaeghe noemt het ‘eigen-ik-eerst model’, maar ik stel vast dat De Wachter en Verhaeghe dat model beperkt opvatten als alleen maar een ‘eigen-belangen-eerst model’. Als het niet gaat om eigenbelang maar om zorg voor een ander dan moet het initiatief daarvoor toch weer vanuit het ik komen. In die zin blijft hun model ik-gericht en doen zij wat Paul Verhaeghe zegt juist niet te willen: “We blijven alles bij het individu leggen”. Met alle overbelasting en burnouts van dien.

Opmerkelijk is dat De Wachter zich voor zijn standpunt laat inspireren door de filosoof Levinas. Hij leest het verhaal over de Ander van Levinas kennelijk als een aansporing tot grotere morele inspanning. Dat doe ik niet, want je kunt Levinas ook op meer ontspannen wijze zó lezen dat hij zegt: stop met ‘stappen richting morele zingeving’; laat je liever verrassen door de ander, doe eens een keer niets, de ander neemt je wel te pakken.

Maar dit pleidooi van Levinas voor een zekere mate van passiviteit staat zó haaks op een eeuwenoude denktraditie die juist uitgaat van het actieve ik, dat het contra-intuïtief aanvoelt. Daar passen de woorden van Damiaan Denys aan het slot van het artikel: “we willen absoluut niet beheerst kunnen worden door iets buiten onszelf”.

Zie ook Zelfreflectie door de anderLevinas en egoïsme en Sterpsychiaters in de Stopera (2)

vrijdag 13 december 2019

Links en rechts en Bibi


Tegelijkertijd degelijk en toegankelijk, zo zie je het niet vaak als het over moeilijke dingen gaat. Antisemitisme is zo’n moeilijk ding, maar historicus Bart Wallet schrijft erover op een zeldzaam heldere en integere manier. Zijn essay over antisemitisme in de laatste anderhalve eeuw wordt in het Nieuw Israëlitisch Weekblad in vier afleveringen gepubliceerd waarvan er nu twee verschenen zijn.

De eerste aflevering behandelt het zogenaamde ‘nieuwe antisemitisme’. Wallet onderzoekt waar dat vandaan komt en legt dan de verbinding met het communisme en de Koude Oorlog. Maar ondertussen wijst hij erop hoe het nieuwe antisemitisme kon parasiteren op een veel oudere variant die als ‘cultureel archief’ stevig in het Europese onderbewuste verankerd is.

De tweede bijdrage laat zien hoe de Koude Oorlog-context geleidelijk aan vervangen is door de context van Arabisch-Islamitische vijandschap. Deze ontstond als reactie op de staat Israël en met name de uitkomsten van de Zesdaagse Oorlog van 1967. De gedachte van een wereldwijde clash of civilizations (naar de titel van het boek van Samuel Huntington) gaf daaraan, zeker na 11/9, een nieuwe impuls. Groeiend verzet tegen Amerikaans en westers imperialisme vroeg om nieuwe formuleringen, en “de oude taal van het marxisme bleek hiervoor weer bijzonder geschikt”.

Langs die weg ontstond een verbinding tussen extreem-linkse kringen met Arabisch-Islamitisch antisemitisme. Tegelijkertijd is met de alt-right- en andere populistische bewegingen het oude rechtse antisemitisme weer volop terug.

Het lijkt erop, zegt Wallet, dat de twee stromingen in het huidige antisemitisme (links en rechts) met elkaar een kenmerk delen: “In het hart van beide vormen van Jodenhaat zit de antiliberale opvatting: extreemrechts, extreemlinks, alt-right en islamisme wijzen alle de moderne liberale democratie af, waarvan gelijkheid van alle burgers een centraal element is”.

Zoals gezegd, ik vind dat Wallet een knappe prestatie levert. Twee kanttekeningen wil ik daarbij maken.

Op verschillende plaatsen vermeldt Wallet dat diverse vormen van antisemitisme bij de beschrijving van hun vijand ‘de Jood’ teruggrijpen op de categorie van de etniciteit, dat wil zeggen op de gedachte dat Joden toebehoren tot een volk. Ik krijg de indruk dat Wallet dat beschouwt als een armoedige truc of minderwaardige vuilspuiterij van antisemieten. Alsof dat eigenlijk ongepast zou zijn, om tot een volk te behoren. Die denigrerende kwalificatie begrijp ik niet helemaal, want die etnische component is, in ieder geval binnen de Joodse traditie, toch ook nadrukkelijk aanwezig. Dat komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het belang voor de traditionele definitie van Joods-zijn van geboorte uit een Joodse moeder, en in de spreuk dat ‘Joden voor elkaar op moeten komen’. Dat laat onverlet dat individuele Joden ervoor kunnen kiezen om niet bij zo’n volk te willen horen en dat buitenstaanders kunnen toetreden.

Verder ben ik wel geneigd om mee te gaan in een centrale gedachte van Wallets tweede bijdrage. Hij zegt ergens in het midden: “Sinds de Franse Revolutie zijn de Joden de lakmoesproef geworden voor iedere liberale democratie”. Of die nu van links of van rechts uit bedreigd werd, de Joden waren daar bijna altijd mede het slachtoffer van. Dat betekent wel dat er een actuele en nog ultiemere lakmoesproef genoemd kan worden: gaat de Israëlische liberale democratie Bibi overleven? En zo nee, wat betekent dát voor Joden?

Zie ook Curieus en Bij minister Kaag ontbreekt een dimensie

donderdag 5 december 2019

Identiteitsloos


‘Bestemming bereikt’, dat wordt wel gezegd van het Christendom. Ook al slaat de secularisatie om zich heen, of juist omdát de secularisatie om zich heen slaat, en de Christelijke boodschap zich heeft uitgekristalliseerd in een democratische en sociale samenleving. Zo’n samenleving komt immers tegemoet aan het Christelijke ideaal van universele gelijkwaardigheid voor iedereen, en laat God en Jezus dan maar langzaamaan verdwijnen, het ideaal is bereikt.

Daarmee is een grote prestatie geboekt. Maar de realisatie ervan dwingt ook tot reflectie op dat ideaal. Was dat, behalve op onderdelen, over de hele linie wel zo nastrevenswaardig? Zoals gezegd, een belangrijk element was het bereiken van een soort abstract universalisme, of identiteitsloosheid. Denk aan de uitspraak van de apostel Paulus in een van zijn brieven: “Er is geen Jood of Griek, geen man en vrouw, want jullie zijn allemaal één in Christus”.

Het lijkt erop dat we moeten erkennen dat dat wellicht iets te veel gevraagd is van de gemiddelde mens, als hij geen gefortuneerde, geglobaliseerde, door-en-door rationele kosmopoliet is. Moeten we niet vaststellen dat worteling van een mens in zijn cultuur, zijn land, zijn volk simpelweg een  bestaansvoorwaarde is? De verwaarlozing van dergelijke identiteiten, en de stimulans in de richting van globalisering en voortdurende grensoverstijging kunnen verklaren waarom de tegenreactie in de gedaante van populistische heimwee-bewegingen zo agressief terrein opeist.

Voor mij is dat geen reden internationale samenwerking, Europese eenwording of globalisering te willen stoppen. Maar wel om worteling in eigen cultuur en tradities iets meer op waarde te schatten.

Zie ook Zielig en Houdt het dan nooit op?