vrijdag 28 januari 2022

De actualiteit van Spinoza


Met Spinoza als filosoof heb ik nooit zoveel gehad. De strikt logische, bijna wiskundige presentatie van zijn werk sprak me niet aan en deed vermoeden dat het aardse, lichamelijke leven er bij hem bekaaid vanaf kwam.

Maar het tegendeel blijkt het geval. Nu ik Spinoza bestudeer voor een aflevering van Werk en Reflectie kom ik erachter dat hij net zoveel aandacht besteedt aan het lichamelijke als aan het geestelijke bestaan, niet alleen van mensen maar ook van dieren, planten en dingen. Hij zegt bijvoorbeeld dat dingen ook een verlangen hebben.

Interessant daarbij is dat hij lichamen opvat als samengesteld uit kleinere onderdelen – organen, haren, vaten, huid, boombast, schroefjes en moertjes – die zelf weer als lichamen kunnen worden gezien, samengesteld uit weer kleinere bouwstenen. En aan de andere, uitzoomende kant van het spectrum gaan de menselijke en andere lichamen ontmoetingen aan met soortgelijke lichamen en vormen daarmee juist grotere verbanden zoals vriendschappen, machines, fabrieken, organisaties en instituties. 

Zo verschijnt bij Spinoza een continuüm van klein naar groot en terug van lichaampjes en lichamen die op elkaar inwerken, elkaar aantrekken of afstoten. Een Zweedse Spinozakenner verwoordt het als volgt: “Als individuen nemen mensen andere individuen in zich op, bijvoorbeeld lucht- en watermoleculen, voedingsstoffen en bacteriën, en op hun beurt worden ze opgenomen in grotere sociale individuen zoals organisaties en gemeenschappen”.

Bijzonder vind ik dat deze manier van kijken op dit moment geïllustreerd wordt door twee trekken van de covid-pandemie waar we middenin zitten. Allereerst is er de opzichtige doorwerking van minuscule lichaampjes – virussen – die aangrijpen op onderdelen van ons lichaam zoals de slijmvliezen, de luchtwegen en de longen. En die tenslotte het hele menselijk lichaam ziek maken. Voor de beschrijving hiervan hebben we Spinoza niet nodig want de medische wetenschap wist al lang dat het zo werkt. Maar het komt overeen met wat Spinoza beschrijft.

Verrassender is de actualiteit van de doorwerking aan de andere kant van het spectrum. De kant waar mensenlichamen verlangen naar andere mensenlichamen – en dan niet per se erotisch bedoeld door Spinoza. Er bestaat volgens Spinoza een natuurlijke hang van lichamen naar de ontmoeting met andere lichamen, want als die goed uitpakken wordt je daar ‘blij’ en ‘sterker’ van (Spinoza’s woorden). Je kunt vanuit die ontmoetingen ideeën opdoen, handel drijven, je perspectief vergroten, slimmer worden en dat alles heb je nodig om voort te bestaan. Het ontbreken van dat soort ontmoetingen heeft volgens Spinoza het omgekeerde effect: dat veroorzaakt ‘droefheid’, maakt je dommer en vermindert je bestaanskracht. 

Als gevolg van de lockdown zien we precies dat laatste gebeuren, vooral bij de groep van scholieren en studenten, en dat illustreert hoe wezenlijk de door Spinoza bedoelde ontmoetingen zijn. Als hij zegt dat bij blokkade van die ontmoetingen droefheid toeslaat zien we dat onmiddellijk voor ons in de vorm van de eenzaamheid en depressies die nu overal gerapporteerd worden.

Spinoza’s taal blijft onwennig 17e-eeuws, maar zijn ideeën zijn bepaald niet raar. Je zou de strekking ervan kunnen samenvatten in de vraag “En wanneer had jij voor het laatst een vreugdevolle ontmoeting?”

Zie ook Levinas en Spinoza

Wil je commentaar geven of zien: klik op De actualiteit van Spinoza en scrol naar beneden door.

maandag 24 januari 2022

Een gevalletje denkschaamte?


Na vijftig minuten onthullingen in het programma BOOS over grensoverschrijdend gedrag bij The Voice kwam John de Mol aan het woord. Zijn reactie werd gevraagd op de serie ongewenste intimiteiten die zojuist de revue hadden gepasseerd en die onder zijn eindverantwoordelijkheid plaatsvonden.

De Mol vertelde dat hij behoorlijk in de war was van wat hij had gezien. Wel heeft zijn  organisatie voldoende loketten om misstanden te melden. Maar “het is, denk ik, algemeen bekend dat, in veel bredere context, mensen blijken, vrouwen blijken moeite te hebben om aangiftes te doen van grensoverschrijdend gedrag en aanrandingen. Maar als niemand wat zegt, dan kunnen wij niks doen en ik vind het te mákkelijk (met nadruk) om dan te zeggen, ja niemand durft wat te zeggen omdat er een angstcultuur is”.

De volgende dag plaatsten vrouwelijke Talpa medewerkers in het AD een advertentie met de tekst ‘John, het ligt niet aan de vrouwen’. Daarop verklaarde De Mol zich “rot geschrokken” te zijn van alle reacties op de uitzending van BOOS en zijn optreden. Hij is in gesprek gegaan met vrouwen in zijn bedrijf. “Ik snapte werkelijk niet waarom vrouwen boos zijn over mijn woorden in plaats van op de daders van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ik heb vooral geluisterd en begrijp nu dat, in tegenstelling tot mijn goede intentie, ik voorbijgegaan ben aan het feit dat ik daarmee volledig onbedoeld de indruk heb gewekt de schuld bij vrouwen neer te leggen.”

Voor mij, als onderzoeker van het verschijnsel denkschaamte, is de vraag interessant of denkschaamte in deze nationale rel aan de orde is. In eerste instantie is er weinig aanleiding voor die gedachte, want De Mol gebruikt het woord schaamte niet, laat staan het woord denkschaamte. Hij was in de war en is zich daarna nog eens rot geschrokken. En of er schaamte aan de orde is kan toch alleen de persoon zeggen die het al dan niet heeft.

Toch houd ik mijn vraag nog even vast, al was het maar omdat de casus De Mol een aantal ingrediënten bevat die ook bij denkschaamte optreden, waardoor dat verschijnsel verhelderd kan worden, ook al zou De Mol geen denkschaamte vertonen.

Denkschaamte kan omschreven worden als de verlegenheid over je eigen denken, ook al was dat denken alleen maar oprecht goed bedoeld. Het kan optreden wanneer, ondanks jouw goede intenties, en volledig tegen je verwachtingen in, de ander juist doodongelukkig blijkt te worden van jouw goedbedoelde ideeën. Het heilige geloof in je eigen ideeën en ordeningen blijkt toch niet zo weldadig te zijn. Als dan het besef doordringt: ‘Oef, ik bedoel het goed maar ik loop over anderen heen’ kan een soort existentiële verlegenheid toeslaan die maakt dat je even stopt met denken en alleen nog maar luistert naar die anderen.

Het ingrediënt van de goede ideeën en goede intenties is ruim aanwezig in het verhaal van De Mol. Hij had goed nagedacht, en over de hele breedte van zijn bedrijf waren protocollen en procedures ingericht voor het aankaarten van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Als onweerlegbaar logisch sluitstuk is er de oproep aan slachtoffers om zich te melden; spreken over angstcultuur is ‘te gemakkelijk’ binnen die logica. 

Dat het bij De Mol ging om een oprecht heilig geloof in zijn eigen logica, het tweede ingrediënt voorafgaand aan het optreden van denkschaamte, zou afgeleid kunnen worden uit de schok (hij is zich “rot geschrokken”) door de boze reacties op zijn woorden. “Ik snapte werkelijk niet” hoe je boos kon worden om mijn redenering, daar is toch geen speld tussen te krijgen?

Zoals gezegd, over het derde ingrediënt wat dan volgt, namelijk: de existentiële verlegenheid met het eigen denken, ofwel: de denkschaamte zelf, hebben we geen uitsluitsel, want daar spreekt De Mol niet over. Wel over het vierde ingrediënt, namelijk dat je even stopt met denken; in de woorden van De Mol: “Ik heb vooral geluisterd”.

Al met al toch een mooie score ter verheldering van de context van het verschijnsel denkschaamte, ook al ontbreken indicaties over het optreden van het kerningrediënt zelf. Dat is een belangrijke omissie want nu weten we nóg niet in hoeverre de laatste uitlatingen van De Mol voortkwamen uit een innerlijke geraaktheid of uit de zoveelste PR strategie.

Zie ook Intimidatie, Nationale denkschaamte en Levinas en politiek

Wil je commentaar geven of zien: klik op Een gevalletje denkschaamte? en scrol naar beneden door.

woensdag 12 januari 2022

Ook hygge kent zijn grenzen


De verleiding ken ik wel. Van een gemoedelijk leven in een overzichtelijke bubbel, waar mensen over het algemeen vriendelijk zijn voor elkaar en de grote wereldproblemen ver weg. Het belang daarvan wordt weleens onderschat in een globaliserende wereld waarin een kosmopolitisch uitzwerven over de aardbol als hoogste goed wordt gezien. Laat de gezellige naar-binnen-gekeerdheid dan maar wat chauvinistisch zijn, dat heeft niet te versmaden aangename kanten.

Maar de Denen gaan daarin nu te ver. Als je omwille van de gemoedelijke sfeer in huis en op straat – ‘hygge’ in het Deens – Syrische vluchtelingen terugstuurt naar Damascus, met een reëel risico op arrestatie en marteling, dan ligt de balans verkeerd. En dat is wat er momenteel in Denemarken gebeurt met Syrische vluchtelingen die ze in 2015 hebben opgenomen.

De Deense regering streeft sinds 2016 expliciet naar ‘nul asielzoekers’. In dat kader besloot Denemarken in 2019 dat Damascus en omstreken als veilig gebied kan worden beschouwd. De verblijfsvergunningen van ongeveer 1250 Syriërs die uit dat gebied komen worden daarom opnieuw beoordeeld. Dit ondanks rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch, die stellen dat tientallen vluchtelingen die terugkeerden naar Syrisch regeringsgebied onmiddellijk werden opgepakt en gemarteld. Bij sommigen met de dood tot gevolg.

Ik ben niet voor het onbeperkt toelaten van asielzoekers; het mensenrechtendiscours kent wat mij betreft zijn grenzen. Maar dat geldt ook voor het gezelligheidsbeleid à la Denemarken, ook al maakt dat onder de noemer van hygge – te vertalen als sfeer, gezelligheid, comfort en warmte – kans op erkenning als Unesco immaterieel erfgoed.

Zie ook Met universele waarden kom je niet ver

Wil je commentaar geven of zien: klik op Ook hygge kent zijn grenzen en scrol naar beneden door.

vrijdag 7 januari 2022

Van mineur en majeur


Tijdens een lezing vertelde musicoloog Niels Falch laatst over de vruchtbare verbinding tussen Jiddische liedjes en Amerikaanse populaire muziek. Daarover gaat zijn dissertatie From Oy to Joy: Jewish Musical Style in American Popular Songs, 1892-1945

Falch beschrijft in het boek, en vertelde in zijn lezing, hoe onder de handen van de vele Joodse immigranten die eind 19e, begin 20e eeuw als zangers en acteurs in de Amerikaanse entertainmentbusiness gingen werken een mengvorm tot stand kwam van Joods-Amerikaanse liedjes. Dat mengsel ontwikkelde zich tot een eigen genre waarbij je kunt denken aan hits als Bei Mir Bist Du Schön, Blue Skie, Donna Donna, I Love You Much Too Much, My Heart Belongs to Daddy en Summertime. Daar horen de namen bij van componisten als Harold Arlen, Irving Berlin, George Gershwin en Jerome Kern.

Als algemene kenmerken van dit genre noemde Falch onder andere de koppeling van een mineur toonsoort (vaak aan het begin van een liedje) aan majeur (om mee te eindigen). En parallel daaraan de opening van een liedje met een vraag, en vervolgens de afsluiting ervan met een stellige uitroep of vreugdevolle kreet. Vandaar: van Oy naar Joy, van Oost-Europees geploeter naar de Amerikaanse droom.

Die liefde voor het stellen van vragen gaat inderdaad ver terug en zit diep verworteld in de Joodse traditie. In zijn onlangs verschenen bijdrage in Mededelingen van de Levinas Studiekring laat filosoof Joachim Duyndam dit zien aan de hand van een discussie in de Talmoed tussen de rabbijnen Joshua en Eliëzer over de aard van de Messias die ze verwachten. Duyndam karakteriseert de discussie als dialogisch, in die zin dat uitspraken die ze doen niet als stelligheden worden gebracht. 

Duyndam: “In de uitspraken van rabbi Joshua wordt het zichzelf bevestigende element uitgesteld, waardoor de uitspraak een ‘onvolledige’, onzelfgenoegzame bewering blijft, en om een aanvullende bevestiging van elders vraagt, namelijk van rabbi Eliëzer…De onzelfgenoegzame antwoorden van rabbi Joshua en rabbi Eliëzer aan elkaar zijn geen geharnaste beweringen – geharnast door impliciete zelfbevestiging – maar zij hebben eigenlijk een (impliciet) vraagkarakter.” In de trant van en ‘is het wel zo als ik het geformuleerd heb?’ of ‘wanneer en waarom is dat zo?’.

Zijn de zelfgenoegzame, in Amerikaans-stellige stijl gebrachte uitroepen aan het einde van de songs dan een teloorgang van een manier van praten die meer dimensies kent en meer open houdt? Zolang het in de songs gaat om een combinatie van mineur en majeur en van uitroepen en vragen zit het wel goed, denk ik. Tegen de tijd dat je alleen nog de oneliners van Trump overhoudt zit je definitief verkeerd.


Wil je commentaar geven of zien: klik op Van mineur en majeur en scrol naar beneden door.