donderdag 24 november 2011

Listig


Onlangs luchtte Nelleke Noordervliet in Trouw haar hart over de uitdijende bureaucratie in ons land en over de funeste bedrijfscultuur die daar bij hoort. Daar moet wat aan veranderen, vindt zij, en met name de PvdA zou daarin een rol moeten spelen omdat die partij van oudsher meer heeft met de overheid dan andere partijen.

“Het kan anders. Het moet anders. Ik zie een schone, snelle, slanke, betrokken overheid voor me. Daar ligt een taak voor de Partij van de Arbeid. Vooruit, het is tijd voor een grassroots beweging in de bureaucratie. Alle ambtenaren van PvdA-huize beginnen een beweging op het gemeentehuis of departement om de stroperige hiërarchie op te heffen. Elke ambtenaar maakt een lijstje van nutteloze handelingen en regels en schaft ze een voor een af. Occupy de bureaucratie!”

Eerlijk gezegd valt mij deze simplistische taal van Noordervliet wat tegen. Het gaat naar mijn idee bij het fenomeen van de bureaucratie om een Westers cultuurprobleem van de eerste orde. Daarin komen samen: de complexiteit van de moderne gedigitaliseerde samenleving, de manipulatie van loyaliteit en moraliteit die daarbij hoort en het denkgeweld waarmee we voortdurend gebombardeerd worden.

Het neerzetten van deze monsterachtige octopus als een papieren tijger die door montere individuen met een beetje goede wil kan worden neergeknald getuigt van grove onderschatting van de venijnige complexiteit en inkapselende listigheid van moderne organisaties. Noordervliet lijkt daar geen idee van te hebben.

Een concreet voorbeeld. Al bijna een jaar ben ik betrokken bij een experiment in onze gemeente dat tot doel heeft om de verlening van omgevingsvergunningen (voor bouwen, slopen, bomen kappen enzovoorts) sneller en klantvriendelijker te maken. Het probleem hierbij zat hem niet in de analyse. Die was net als in Noordervliets column relatief snel te maken, en die laat zich ook goed in haar termen verwoorden. Het echte probleem komt pas om de hoek kijken als de knellende werkelijkheid zich niet blijkt te voegen naar het wereldvreemde advies van Noordervliet: elke ambtenaar maakt een lijstje van nutteloze handelingen, vage teksten en regels en schaft ze een voor een af.

Niet dat dat niet geprobeerd is. De eerste voor de hand liggende gedachte was: we verbeteren de informatie over onze vergunningen op de website. Maar tussen ons en de website bleken drie of vier schijven te zitten dus dat schoot niet op.

Daarna bedachten we dat we minder adviezen zouden vragen aan adviesgevende instanties zoals Brandweer, Welstand en Monumentenzorg. Maar daarbij rekenden we buiten de hiërarchische lijnen die moeten worden gevolgd om dat voor elkaar te krijgen en de hiërarchie bleek zich – o wonder – niet van onderaf te laten afbreken of gezeggen.

We bedachten dat de haperende software een belangrijke vertragende factor is. Maar die is vanuit Den Haag voor alle gemeenten voorgeschreven. Zouden we misschien moeten gaan lobbyen in Den Haag? Maar dat kost veel tijd, en wat doen we ondertussen met alle nieuwe vergunningsaanvragen?

Om in een dergelijke situatie van duizenden draadjes waardoor iedere medewerker verbonden is met andere medewerkers en systemen de zaak voor te stellen alsof de oplossing een kwestie is van individuele moed of karakter is simplistisch en misleidend. Net als de bijna misdadige spreuk die een tijdlang op de startpagina van ons intranet stond: “Dienstverlening dat ben jij”.

De beschreven verwevenheid van alles met alles maakt het innemen van een individueel standpunt tot een hachelijke zaak. Niet alleen operationeel: de boel kan in het honderd lopen. Nog veel venijniger is de morele chantage die hier kan optreden. Loyaliteit aan het gezamenlijke systeem kan door bazen en collega’s opgevat worden als een morele kwestie. Het ter discussie stellen ervan geldt dan als disloyaal gedrag.

De vergelijking die soms gemaakt wordt tussen politieke totalitaire systemen en organisaties is niet vergezocht. Dezelfde soort van knellende verbanden houdt meer dan eens loyale medewerkers gevangen in de brave uitvoering van zaken die eigenlijk niemand zo wil hebben.

Zie ook Hoeradwang, Blij met de PvdA,  Constructief nee zeggen en Verspilling

vrijdag 18 november 2011

Godsdienst en geschiedenis


De psalmenvertaling 150 psalmen vrij van Huub Oosterhuis die vorige week verscheen is gedrenkt in geschiedenis. Neem bijvoorbeeld het middendeel van psalm 95 in zijn vertaling:

De rots van ons behoud zijt Gij?
Wij zijn nieuwe eeuwen ingegaan,
ruimen puin, tellen de lijken.

Was het maar waar
dat wij nog konden geloven.
Zoals een kudde kent
de voetstap en stem van haar herder.

De rots van ons behoud
zijt Gij.


Dat door en door historische karakter van Oosterhuis’ lezing van de psalmen kan twee kanten op gaan. Enerzijds komt het naar voren in de verwijzingen naar de verschrikkingen van de twintigste eeuw en met name de Sjoa. Het zou raar zijn als de schok van die gebeurtenissen geen invloed zou hebben op ons religieuze bewustzijn en Oosterhuis móet, voor zijn gevoel, dat verwerken in de psalmen. Het bijzondere is dat de psalmen zich daar ook bijzonder toe lenen, want aan God werd in de psalmen al eerder getwijfeld. Alleen, dat twijfelen wordt nu pregnanter. Zo opent Psalm 23 (“Gij zijt mijn herder, het ontbreekt mij aan niets”) nu als volgt:

Jij mijn herder? Niets zou mij ontbreken.
En psalm 74 vertelt:

Terwijl we waren op weg naar uw huis
werd het door de vijand veroverd.

Hij kapte op de balken in
als op lovertakken in het woud.

Kraste swastika’s in de muren,
bijlen beukten de oeroude poorten

kliefden hun hoofden – vuur deed de rest,
weg Woning van de Naam.


Anderzijds volgt Oosterhuis het spoor van het expliciet benoemen van de vele misstanden en wandaden waarvoor we zelf mogelijk verantwoordelijk zijn. Zaken waar we zelf bij geweest zijn, ontleend aan onze eigen geschiedenis, dus ook door en door historisch gedacht. Een mooi voorbeeld daarvan vormt de vertaling van psalm 72 waaruit de volgende fragmenten genomen zijn:

Vrede de kopermijnen
vrede de olievelden
vrede de zwanenmeren
vrede de regenwouden
zou het worden godweet –
vrede de naam van die koning,
moge zijn koninkrijk bloeien,
vrede voor jou en voor jou

Kom toch haastig, vandaag nog


In datzelfde stramien past de vertaling van psalm 62:

Jachtig en ijl
is onze generatie –
pluizen die niets wegen,
waaien hoog op, zijn weg.


Je kunt jezelf de vraag stellen: mag dat eigenlijk wel, deze actualisering van eerbiedwaardige heilige teksten, door invoeging van verwijzingen naar de recente geschiedenis?

De vorig jaar overleden Rabbijn Just zou het helemaal niets gevonden hebben. Ik herinner me een bijeenkomst in de jaren tachtig waarop de historische context van een middeleeuws Joods gebed besproken werd. Hij vroeg zich daar in lichte maar oprechte verwondering af wat de geschiedenis in vredesnaam met een heilige tekst te maken kan hebben.

De Islam houdt er ook niet van, vermenging van de categorieën van het heilige en het historische is daar niet de bedoeling. En het orthodoxe Christendom kan historiciteit alleen maar waarderen voorzover historische feiten het heilige bevestigen.

Binnen de Liberaal Joodse traditie ligt dat anders. Die gaat nadrukkelijk uit van het bestaan van een interactie tussen het historische en het heilige, waar het heilige niet onveranderd uit hoeft te komen. De Liberaal-Joodse voorman Robert Levisson sprak daarom wel van de belangstelling voor historiciteit als het onderscheidende kenmerk van het Liberale Jodendom tegenover de a-historisch ingestelde Orthodoxie.

Ik vind dat een sympathieke positie en teken daarbij aan dat een dergelijk standpunt op geen enkele manier de heilige kern van de Joodse traditie in gevaar hoeft te brengen. Integendeel. Dat kan blijken door bijvoorbeeld het concept ‘tesjoeva’ (inkeer, omkeer) nader te beschouwen. Als tesjoeva inderdaad – en volgens mij zijn alle Joodse denominaties het daarover eens – een van de kernwoorden is van de Joodse traditie dan zie ik niet goed voor me hoe je de geschiedenis erbuiten kunt houden. Waar moet tesjoeva anders over gaan dan over wat er gebeurd is? Tesjoeva kán alleen maar gaan over wat er gebeurd is. Dat moet je dus heel precies uitzoeken en in je reflecties meenemen. Dat noem je geschiedenis. Zijn goede historici niet per definitie Nieuwe Historici?

Zie ook Er is tòch vooruitgang en Geschiedenis die zich laat kennen

vrijdag 11 november 2011

Sympathiek?


Berlusconi? Bepaald niet, althans niet in mijn ogen. Als iemand de nietsigheid belichaamt van het moderne mediale amusement-politieke complex is hij het wel. Wat mij betreft staat hij model voor exhibistionistische zelfverrijking, misbruik van politiek voor louter eigen belangen en bijna-vernietiging van de Italiaanse rechtsstaat. Zijn schijndaadkrachtigheid heeft Italië aan de rand van de afgrond gebracht en in zijn val sleept hij wellicht de rest van Europa nog mee.

Waarom moet ik dan toch weerstand bieden aan mijn neiging tot sympathie als ik zo’n plaatje zie van een man die steun zoek bij zijn maat en daarbij zijn hand legt op die van de ander?

Dat zal wel te maken hebben met een tekort aan aanraking, aan basale emotionele expressie, dus met een zekere kilheid die wij elkaar in Noord-Europa aandoen. En met de sentimentaliteit die we ter compensatie van dat tekort creëren. We zijn dat vanzelfsprekende directe contact niet zo gewend en snakken er misschien wel naar. Zo’n foto activeert dat verlangen, ook al is het Berlusconi en weten we dat hij een beetje te veel heeft aangeraakt.

Vanuit die blik krijgt een dergelijk gebaar kennelijk iets sympathieks en moet ik mezelf goed voorhouden om welk heerschap het hier gaat. Het helpt dan om te bedenken dat ook maffiabazen elkaar wel ondersteunen op deze manier en dat hechte tribale of familie-verbanden bepaald geen deugdzaamheid garanderen.

donderdag 3 november 2011

Zijn Joden slimmer?


Er wordt weleens beweerd dat Joden slimmer zijn dan andere mensen. Trouwens ook dat ze rijker zijn. Ik weet niet of dat klopt. In sjoel hoor ik genoeg domme dingen. En ik kom er genoeg mensen tegen die net als ik modaal of minder verdienen.

Toch zijn er wel verschillen aan te wijzen tussen de Joodse traditie en andere tradities als het gaat om de plaats van het intellect. Zelf heb ik ook ervaring met de Katholieke traditie en ik durf te stellen dat vroomheid daar niet primair een verbinding aangaat met het intellect. Eerder met eenvoud, dienstbaarheid, bescheidenheid. De onnozelheid van kleine kinderen en de uitspraak “Zalig zijn de armen van geest” doen het goed in Katholieke kringen. En de Katholieke Volkskrant beschouwde tot lang na de oorlog haar lezers als onderdanen die beleerd en vermaakt moesten worden (door respectievelijk de bisschoppen en Godfried Bomans).

Dat wil niet zeggen dat in die kringen niet nagedacht wordt. Maar men besteedt het echte denkwerk liever niet uit aan de gemiddelde gelovige. Beter kan dat gedaan worden door intellectuele keurtroepen, zoals bijvoorbeeld de Dominicaner of Jezuïten-ordes. Die mogen zich uitleven in theologie, filosofie en wetenschap. Op hen rust voor een groot deel de verantwoordelijkheid om de Katholieke gelovigen intellectueel te leiden.

Binnen de Joodse traditie geldt dat geleerdheid ook een gewone gelovige niet misstaat. Integendeel, het geldt als een verdienste voor iedere Jood (vrouwen moesten er wel een tijd op wachten) om te lernen, dat wil zeggen intensief te studeren op de heilige teksten en daarover te discussiëren.

Of je daar slimmer van wordt weet ik niet. Dat is wel wat René Kahn beweert in zijn Tien geboden voor het brein: tien tips om het brein beter te laten presteren. Die geboden zijn, in Kahns volgorde: Studeer, Slaap, Maak muziek, Stress niet, Maak vrienden, Geniet aanzien, Drink niet, Zweet, Speel. Daarna komt nog: Kies uw ouders met zorg, maar die doet niet serieus mee, omdat het overduidelijk is dat je daar niet zelf voor kunt zorgen. Dit gebod dient er slechts toe om de rest te relativeren.

Of Kahn werkelijk aan het studeren een vooraanstaande plaats toekent kun je trouwens pas zeker weten als voor hem de volgorde van zijn tips van belang is. En als je weet of die loopt van belangrijk naar minder belangrijk of omgekeerd. Zet hij bewust “Studeer” aan het begin en “Speel” aan het einde? Dat maakt veel uit, want als spelen belangrijker is dan studeren dan heeft de Katholieke kerk misschien weer een streepje voor in het onderhoud van de hersenen.

Zie ook Waar of raar