Gelukkig is Breedveld realistisch genoeg om op te merken dat de God van het Christendom lange tijd niet gefunctioneerd heeft volgens het Nieuw Testamentische model. Dat zou ook lastig vol te houden zijn, niet alleen vanwege de Kruistochten die Breedveld noemt, maar ook vanwege bijvoorbeeld de Inquisitie en het Westerse imperialisme.
Toch blijft Breedveld uiteindelijk vasthouden aan het traditionele schema, tegen beter weten in, zou ik zeggen. Dat zeg ik niet alleen vanwege het krijgshaftige karakter dat de Christelijke God eeuwenlang gehad heeft. Maar ook omdat de Oud Testamentische God niet zo monolithisch wraakzuchtig was als hij vaak wordt voorgesteld. Al in het Oude Testament komt hij ook naar voren als een mededogende God. En in het rabbijnse Jodendom bleek die Bijbelse God zich verder te kunnen ontwikkelen tot een God die vooral medemenselijkheid en solidariteit ondersteunde.
Dat kan blijken uit de mensvriendelijke manier waarop de rabbijnen omgingen met meningsverschillen, uit de democratische besluitvorming en de gerichtheid op onderlinge solidariteit. Het blijkt ook, zoals Ron van der Wieken onlangs opmerkte in het NIW, uit de relatieve vrouwvriendelijkheid van de Joodse traditie. “In de andere Midden Oosterse culturen waren vrouwen vaak niet meer waard dan vee, terwijl in het Jodendom de huwelijks- en scheidingswetten vaak relatief zachtzinnig waren. Ze stelden de man niet altijd bij voorbaat in het gelijk, de erfwetten lieten alleenstaande vrouwen niet helemaal berooid achter, en bij verdenking van overspel had een vrouw tenminste een kans om haar onschuld te bewijzen.”
Van der Wieken wijst erop dat pas na 1800 die relatieve vooruitstrevendheid werd ingehaald door ontwikkelingen in de omringende Westerse samenleving. Die kwam met grote stappen voorop te lopen waar het ging om de gelijkberechtiging van vrouwen, maar ook in de bestrijding van armoede en verankering van democratische praktijken. Tegelijkertijd geldt dat de inspiratie voor deze verworvenheden niet meer exclusief Christelijk was, maar ook humanistisch of socialistisch.
Zo schematisch als dat vroeger gebeurde vallen de Oud Testamentische en Nieuw Testamentische tradities dus niet tegenover elkaar te stellen. Renée van Riessen toont dat in haar boek Man as a place of God. Zij laat zien dat een nederige, mededogende voorstelling van God eigenlijk pas na Hegel een plaats krijgt in de Westerse filosofie, in de periode waarin ook de secularisatie een aanvang neemt. Tot die tijd heerst daar het beeld van God als de verhevene die bij voorkeur bij zichzelf blijft en alleen door zichzelf begrepen kan worden.
Tot 1800 dus. Dat is, voor het juiste perspectief, wel negen tiende deel van de afgelopen 2000 jaar.
Zie ook Heilig vuur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten