donderdag 4 april 2013
De dominante economie
Ik ben opgegroeid in een gezin waarin de mannen (behalve ik) econoom waren en de vrouwen vooral filosofisch of maatschappelijk geïnteresseerd.
Een spontane aansluiting met het economische terrein heb ik nooit gehad, maar het was van meet af aan duidelijk dat de economie een relevant aspect van het menselijk bestaan vertegenwoordigde. Ik heb de gesprekken over het belang van marges en rendement en van robuust financieel beheer wel leren waarderen. En toen ik zelf geen werk kon vinden in het verlengde van mijn historische belangstelling was de afstand tot het economische terrein klein genoeg om de sprong te wagen naar een zekere baan in de accountancy. Voor niet langer dan nodig was natuurlijk.
Maar, dominant is het wel, dat economische denken. En het vervelende is, het is zo vanzelfsprekend waar. Het nu-weer-even-met-beide-benen-op-de-grond pretendeert de nuchterheid in pacht te hebben en het laatste woord te zijn. Daar moet iedere poging om de wereld wat breder te definiëren het al gauw tegen afleggen.
Daar had ik vroeger thuis last van, maar vorige week maakte ik het weer mee in het op de Nexus-conferentie met als thema “How much is enough?”. Of eigenlijk, ik maakte mee dat anderen die onmacht meemaakten.
Op de conferentie in het Muziekgebouw Aan Het IJ sprak de Brit Robert Skidelsky (econoom) naar aanleiding van het boek dat hij samen met zijn zoon Edward (filosoof) heeft geschreven en dat nu in het Nederlands verscheen onder de titel Hoeveel is genoeg? Geld en het verlangen naar een goed leven. Daarin houden ze onder meer een pleidooi voor een kortere werkweek voor iedereen (15 tot 20 uur) en meer gelegenheid om te doen wat je zelf belangrijk vindt. En ze vragen zich af waarom we ons te pletter werken voor het vergaren van steeds meer rijkdom.
Na Skidelsky’s lezing volgde een paneldebat onder leiding van Rick van der Ploeg met als deelnemers Skidelsky, Hans Hoogervorst, Wim van den Goorbergh en Jeroen Kremers. Van der Ploeg legde aan de deelnemers vragen voor als “Wat doet de crisis jou persoonlijk?” en “Wat moet er gebeuren om hem op te lossen?”
De antwoorden bleken al gauw technisch-economisch van aard. Het ging meer dan een half uur lang over herkapitalisatie, versterking van de balansen en nog tien jaar saneren voordat het zou verbeteren. Misschien wel logisch met een debatpanel dat is samengesteld uit economen en bankiers, maar, zo bleek, daar was niet iedereen voor gekomen. Het publiek wilde meer vergezichten in de geest van Skidelsky, denk ik.
In ieder geval, terwijl ik nog bezig was me te realiseren dat ik het allemaal maar matig interessant vond, werd een collectieve irritatie voelbaar in de zaal, alsof die economische praatjes aan de kern van de zaak voorbij gingen of verbonden moesten worden met een bredere kijk op de samenleving.
Iemand schreeuwde vanaf het balkon haar onvrede naar beneden. Ik kon haar niet verstaan, ook niet toen ze de tweede keer een soort roeptoeter gebruikte. Maar zoveel was duidelijk, dit beviel haar niet, en blijkens het applaus een flink deel van het publiek ook niet.
Hier schrok de panelvoorzitter toch wel even van. Dat had als effect dat de eerste wachtende achter de interruptie-microfoon de beurt kreeg. Maar na behandeling van zijn vraag moest de volgende wel tien minuten geduld oefenen omdat de panelvoorzitter weliswaar nu nadrukkelijk filosofische thema’s aansneed maar daarbij vooral zijn eigen belangstelling volgde. Toen was de tijd ineens op. Dat was natuurlijk te gek voor woorden, en dus mocht de man zijn vraag alsnog stellen, met nauwelijks tijd voor een antwoord.
Daar lichtten nog even een paar interessante thema’s op, zoals de vraag waarom economie en verplicht werken en loonarbeid van die benauwende associaties opleveren. Misschien, suggereerde Skidelsky, moet je onderscheid maken tussen werkinhoud die anderen voor jou bepalen en werkinhoud die je zelf bepaalt. En misschien gaat het bij minder werken niet om een verdeling tussen werk en ledigheid, maar tussen werk dat een ander voor jou bedenkt en werk voor jezelf.
Het werd alleen maar even aangestipt. Maar daar had ik die economen wel wat meer over willen horen zeggen.
Zie ook Bellen blazen, Statusangst en Smeken om feedback
Labels:
autonomie,
boeken,
de ander,
kredietcrisis,
lekker werken
Posted by
Naud van der Ven
op
18:42
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten