zaterdag 28 februari 2009
God en Psyche
Gisterenavond heb ik Herman van Praag gehoord over zijn boek God en Psyche. En vooral ook gezien, want de kaarsrechte tachtigjarige hersenonderzoeker maakte indruk met zijn wendbare mimiek en zijn flitsende ogen die één op één zijn gedachten lijken te volgen. Wat een snel en scherp verstand al niet kan bijdragen aan onze fysieke conditie! Al weet ik natuurlijk niets van de sportscholen die hij mogelijk bezoekt.
Iets professoraals heeft hij ook, waardoor je een zekere afstand voelt. Maar waarschijnlijk stelt die afstand hem weer in staat om bewonderswaardig onafhankelijke posities in te nemen. Bijvoorbeeld ten aanzien van Freuds ideaalbeeld van de volwassen mens die volledig onafhankelijk en autonoom zou moeten zijn. Dat ideaalbeeld was lange tijd onder psychiaters dominant en lijkt nu overheersend te zijn geworden in de hele samenleving. Van Praag gaat tegen de stroom in als hij dat ideaal ter discussie stelt. Volgens hem zijn mensen nu eenmaal fundamenteel van elkaar afhankelijk en is daar ook niets mis mee.
Van Praags kritische geest komt daarnaast tot uitdrukking in zijn behandeling van de zogenaamde achterlijkheid van religie. Onder psychotherapeuten is die negatieve kwalificatie van religie wijdverspreid. Maar Van Praag aarzelt in zijn boek niet om de transcendente werkelijkheid even serieus te nemen als de psychische.
Toch blijft hij voor mij, als historicus, een bèta. Dat blijkt als hij het terrein van het hersenonderzoek en de neurowetenschap verlaat en dat van de geschiedenis betreedt. Ik doel op de stelligheid waarmee hij het Zionisme omarmde, zonder een woord te wijden aan de problematische aspecten die er aan vast zitten. Op zo’n moment neemt Van Praag het streven naar volkomen exactheid, dat in die bètawetenschappen op zijn plaats is en stellig spreken mogelijk maakt, mee naar het terrein van de geschiedenis, waar het misstaat of op zijn minst van kleur zou moeten veranderen.
Zelfs het doel van een – eventueel complexe – psychosociale balans dat hij als psychiater voor zijn cliënten nastreeft, is niet helemaal geschikt als richtsnoer bij de beoordeling van de geschiedenis. Daarvoor gaat het in de werkelijkheid – ook die van Israël – te vaak om duistere materie. Het verlangen naar eenduidigheid of naar het aanbrengen van een prettig evenwicht kan een adequate verantwoording van een complex verleden weleens in de weg staan.
Een serieuze wetenschapper op het vlak van de geschiedenis zal – noodgedwongen – dan ook op andere posities uitkomen dan die van een stellige omarming van het Zionisme. Het is niet voor niets dat de generatie van de Nieuwe Historici in Israël zich gedwongen zag om een nieuw, ontmythogiserend en misschien wel ontluisterend verslag van het ontstaan van de Joodse staat te schrijven. En die historici zijn werkelijk niet allemaal anti-Zionistisch.
Herman van Praag is direct overgestoken van de bètawetenschappen naar de geschiedenis als onderdeel van een metafysisch plan. Hij heeft de geschiedenis als wetenschap, met de weerbarstige en vaak verwarrende menselijke werkelijkheid als onderwerp, overgeslagen. Hij heeft het over geschiedenis als heilsgeschiedenis, niet meer over geschiedenis beoefend als wetenschap.
Nu ís Herman van Praag natuurlijk helemaal geen historicus, dus is hij niet gehouden aan de ernst die daar geboden is. Maar het is wel goed om dat te constateren, zeker bij iemand met een dergelijk wetenschappelijk prestige als Van Praag. Zijn uitspraken over het Zionisme doet hij niet als wetenschapper maar als gelovige, en moeten dus niet als wetenschappelijk gelegitimeerd beschouwd worden.
Mooi meegenomen dat het bedrijven van geschiedenis hierdoor weer eens kan verschijnen als een volwaardig vak op zichzelf.
Zie ook Sociaal geweld en geschiedenis als exacte wetenschap.
Labels:
autonomie,
boeken,
geschiedenis als vak,
heteronomie,
Israël,
New Historians,
rede en ervaring,
wetenschap,
zionisme
Posted by
Naud van der Ven
op
20:57
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Hoi Naud,
BeantwoordenVerwijderenBeter laat gereageerd dan helemaal niet. Ik heb dat boek van Herman van Praag van A tot Z gelezen. Ik twijfel eraan of de schrijver van de flaptekst van dat boek het wel gelezen had. Jij zei mij dat jij het niet had gelezen. Daarom publiceer ik hier wat ik er van vind. OK?
Herman van Praag is wetenschapper, voorloper in de biologische psychiatrie, kenner van neurobiologische stoornissen in hersenfuncties. ‘Wij zijn onze hersenen’, neurotheologie, creationisme, hij kan het allemaal voor ons in perspectief zetten. Hij veegt de vloer aan met bestsellerauteurs die de geest zien als product van onze hersencellen. Herman gelooft in de rede en acht het als jood redelijk om te geloven. Hij is door het oude testament geïnspireerd. Voor hem staat niets vast, alles is open voor interpretatie, ook Gods woord. Voor hem is het jodendom een godsdienst die uitnodigt tot ‘introspection permanente’, die traditie niet gebruikt als rem op verandering en ontwikkeling. Israёl betekent worstelen met God, het ‘Ietsisme’, persoonlijkheidsanalyses van Job, Saul, Simson, Flavius Josefus: Herman kan op onnavolgbare wijze getuigen van zijn geloofsbelevenis.
Ik geef toe, de discussie wordt wel erg uitgesmeerd over de tijd, maar dat geeft niks. In ieder geval is mijn behoefte om te reageren weer gewekt, en wel door de inleiding van Herman van Praag bij de haftara-lezing van afgelopen Jom Kipoer. Retorisch was zijn inleiding beslist knap en onderhoudend, maar opnieuw stoorde mij de manier waarop hij dik hout van de geschiedenis zaagt. Israël in de oudheid had een trias politica avant la lettre, aldus van Praag, met naast de koning rechters, priesters en profeten. Daar voegde hij aan toe: "In de omringende landen hadden ze niets van dit alles". Deze laatste uitspraak is historisch gezien volkomen onjuist en simplistisch, en alleen gericht op het effect wat de spreker wil bereiken: de bijzonderheid van Israël aan te tonen.
VerwijderenDie bijzonderheid is er, denk ik, best wel, maar niet op deze schematisch simplistische manier voor te stellen. Die zit eerder in de manier waarop men met de geschiedenis omging, waarbij profeten inderdaad een rol gespeeld hebben. Maar blootlegging van die bijzonderheid vereist een meer subtiele benadering dan Van Praag de geschiedenis gunt.
Volgens mij moet je een onderscheid maken tussen geschiedenis als wetenschap en Joodse geschiedenis. Dat doe jij niet Naud en daar zit het 'm in denk ik. Ik vond het juist een onderhoudende vondst van Van Praag om er op te wijzen dat in het staatssysteem van Israël indertijd men naast de trias politica juist die vierde component kende. In mijn denken later ook wel bekend geworden als 'de luis in de pels', de paljas, een figuur die de indruk wekte onderaan de sociale ladder te staan, maar ik de positie was om leden en gasten van de hofhouding te doorgronden en ze voor de gek te houden. Hij kon ingaan tegen de heersende opvattingen, zonder dat hij ervoor gestraft werd. Het kwam mij voor dat Herman dat naar voren bracht.
BeantwoordenVerwijderenJa, ik denk dat hij dat naar voren bracht, en daar heb ik niet zoveel bezwaren tegen. Wel tegen de stelligheid waarmee hij beweert dat dat "alleen in Israël" te vinden was en in de omringende wereld niets daarvan te vinden was.
VerwijderenIk had ook bezwaar tegen de vergelijking van het israelitische staatssysteem met de trias politica. Ik heb het idee dat de wetgevende en de uitvoerende macht in handen van de koning was. De priesters hadden weliswaar in enkele perioden van de geschiedenis van israel wel politieke macht, maar dat behoorde niet bij hun functie. Een rechterlijke macht was er niet. Rechtzaken werden door "de oudsten in de poort" afgehandeld.Ik denk wel dat de profeet een kritische buitenstaander was, hoewel er ook veel profeten waren, die juist het beleid van de koning altijd goedkeurden, de zogenaamde tempelprofeten. Die had men overigens ook in de Umwelt van Israel. Voor mij is de profeet dus iemand als een cabaretier/ columnist. Dat brengt me bij de derde macht van de huidige tijd: de media. Mirjam Ringer
BeantwoordenVerwijderenEn dan blijf je er over nadenken... In Israel was de wetgevende macht ook niet in handen van de koning. Het was een theocratie, de wetten kwamen van de Eeuwige, misschien was de koning wel de uitvoerende macht. Tegen wetten van God kun je ook lastig bezwaar maken.
BeantwoordenVerwijderen