zondag 18 april 2010
Echt samen
Er was een tijd dat bedrijven zichzelf in advertenties graag aanprezen als toppresterende symfonieorkesten. Met medewerkers die restloos op elkaar afgestemd zijn, perfecte collectieve timing, een visionaire dirigent en uiteraard klinkende (financiële) resultaten. Het orkest als metafoor voor excellent corporate performance.
Dat heb ik altijd irritant gevonden. Niet omdat ik niet geniet van de artistieke creaties die in het symfonieorkest tot klinken komen. Want dat zijn voor een groot deel geweldige monumenten van cultuur. Ik sterf zo’n beetje in de schoonheid van een mooi uitgevoerde symfonie van Beethoven of Mahler.
Het irritante van die advertenties is erin gelegen dat daarin het orkestsamenspel gepresenteerd wordt als iets bijzonders en verhevens. Terwijl ik denk dat het orkest als samenwerkingsmodel volledig uit de tijd is. Het is in feite een militaire organisatie, stammend uit de achttiende eeuw. Met een leider die zich zichtbaar kan uitleven en honderd procent ruimte krijgt voor initiatief en expressie, met daarnaast een aantal soms solerende key-spelers en verder vooral veel strijkend voetvolk.
In de muziekwereld heeft dat volgens de violist Gordan Nikolic geleid tot verzamelingen van kwalitatief hoogpresterende musici van constante kwaliteit, die niettemin middelmatige of saaie muziek produceren. Naar zijn zeggen heeft dat te maken met een tekort aan ruimte voor reflectie en aan verbeelding bij die musici. En dat heeft weer alles te maken, denk ik, met de hiërarchische en strakke structuur van een traditioneel symfonieorkest.
Dat laatste leid ik af uit een interview in Trouw waarin Nikolic zijn voorkeur uitspreekt voor een zekere democratische dynamiek binnen groepen van musici. Nikolic is de artistiek leider van het Nederlands Kamerorkest, maar hij leidt dat vanaf de concertmeestersstoel. Hij wil vooral geen dirigent zijn, omdat hij “het collectieve geweten van een groep waar hij zelf deel van uitmaakt” veel belangrijker vindt. “Maak plezier” roept Nikolic zijn orkestgenoten toe aan het begin van een repetitie. Hij stelt zelfs voor om ooit nog eens een concert te geven zonder enige repetitie vooraf omdat dat onvoorstelbare energie losmaakt. Daar hoort natuurlijk wel het risico bij dat je een keer helemaal de mist in gaat.
In plaats van een werksituatie waarin orkestleden hem vragen “Wat wil je van ons” is het hem gelukt een sfeer te creëren waarin zij samen een verhaal te vertellen. Iets dergelijks lijkt me in een arbeidsorganisatie nou ook zo prettig, maar de werkelijkheid daar lijkt in de meeste gevallen nog het meest op die van een traditioneel symfonieorkest. Wat dat betreft is de metafoor uit de reclames dus toch zo gek nog niet. Alleen, prijs het niet aan als ideaal.
Labels:
cultuurgeschiedenis,
leiderschap,
management,
pluraliteit,
totalitarisme
Posted by
Naud van der Ven
op
19:34
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten